“Ja dat doen krokodillen he?” Over de legitimatie van discriminatie door een afwijkende juridische werkelijkheid

Geschreven door Marthe Goudsmit op 07-03-2018

"Een werkgever [heeft] het recht om te zeggen: dat wil ik liever niet. Dat zegt niets over racisme. Sowieso heeft dit meer te maken met intelligentie dan met ras. Ik zou zeggen: racisme? Het gaat op de arbeidsmarkt om IQ. […] Door IQ-testen weten we het gemiddelde IQ van bevolkingen. En wat blijkt? Er is een verschil in IQ tussen volkeren. Dat is wetenschappelijk bewezen. […] Dit doet mij geen plezier, eerder pijn. Ik had ook graag gezien dat het anders was, dat zwarte mensen hyperintelligent waren, dat Surinamers het hoogste gemiddelde IQ van de wereld hadden. Maar het is niet zo.”[1] Aldus Yernaz Ramautarsing in 2016.  

Op 10 februari jl., twee dagen nadat professor Carel Stolker tijdens de Dies Natalis vertelde waarom hij zijn hoogleraren niet tot de orde roept en de universiteit ervan verzekerd werd dat ze met Stolker een rector magnificus heeft die de wetenschappelijke vrijheid – hoe ongemakkelijk het resultaat ook moge zijn – wil waarborgen,[2] mengde professor Paul Cliteur zich in de “hedendaagse herleving van de ‘racismediscussie’”.[3]  

De laatste zin uit het citaat van Ramautarsing kwam onder de aandacht toen Minister Kajsa Ollongren het bestempelde als ‘openlijk discrimineren op basis van ras’, en deze zin heeft veel mensen tegen het zere been gestoten.[4] In een artikel op The Post Online uit Cliteur zijn kritiek op degenen die Ramautarsing aanvallen op – zijns inziens – ondeugdelijke gronden.  

Waarheid en normen
Cliteur stelt dat Ollongren en Jesse Klaver feiten afleiden uit de Grondwet, en dat die feiten de basis vormen waarop ze tegen Ramautarsing in gaan. Dat doen ze dus niet op grond van hun kennis van intelligentiestudies, maar vanwege hun veronderstelde opvatting dat ze op grond van art. 1 Gw kennis hebben verkregen. Uit art. 1 Gw kan echter niet worden afgeleid dat iedereen werkelijk aan elkaar gelijk is, aldus Cliteur. De Grondwet biedt de basis waarop iedereen als gelijk behandeld dient te worden, maar, zo zegt Cliteur, dat is iets anders dan dat iedereen werkelijk gelijk is.  

Cliteur zegt dat de wet en de werkelijkheid twee verschillende dingen zijn. Dat is geen vreemde constatering: de wet bestaat immers omwille van het feit dat er een onwenselijke werkelijkheid is. Het gelijkheidsbeginsel bestaat bij gratie van de ongelijkheid: als we elkaar allen als gelijken zouden behandelen, zouden we art. 1 Gw niet nodig hebben. De norm die er in besloten ligt, roept ons tot de orde wanneer iemand meent te kunnen discrimineren. De wet verschaft geen kennis, maar houdt een norm in die door de wet slechts gewaarborgd kan worden. De wet kan niet de feiten veranderen, het kan slechts de feiten waarderen.  

De meest positieve uitleg is dat Cliteur hier op het idee dat niemand – Ollongren, Klaver of Ramautarsing – feiten mag afleiden uit bronnen die geen feiten verschaffen. Als dit inderdaad hetgeen is wat Cliteur heeft bedoeld, dan lijkt mij dit een belangrijke waarschuwing voor politici en anderen. Bij deze positieve uitleg moet de lezer echter wel zelf in gedachten houden dat kritiek die voor Ollongren en Klaver geldt, ook op Ramautarsing van toepassing is: Ollongren en Klaver mogen zich van Cliteur niet op de Grondwet beroepen, maar Cliteur uit in zijn artikel geen bezwaar op het beroep van Ramautarsing op ondeugdelijk “wetenschappelijk” onderzoek.[5] De Grondwet mag dan geen feiten opleveren, slecht wetenschappelijk onderzoek doet dat ook niet.[6] Ongeacht de feiten behoor je echter geen onderscheid te maken op basis van etniciteit. Het soort onderzoek waar Ramautarsing zich op baseert, levert bovendien niet de feiten op die hij daaruit meent te mogen afleiden.[7]  

Een minder positieve uitleg van hetgeen Cliteur stelt, is zorgwekkender. Cliteur stelt het volgende: “[e]r is een groot verschil tussen enerzijds onderzoek naar hoe de wereld in elkaar zit en anderzijds normstelling over welke rechten mensen precies hebben.”[8] Zorgwekkend aan Cliteur’s aanduiding van  een verschil tussen de juridische werkelijkheid en de wetenschappelijke werkelijkheid is dat dit een beroep op de – afwijkende – wetenschappelijke werkelijkheid legitimeert als geldig argument binnen een politiek/maatschappelijk debat, dat wil zeggen: buiten de context van een descriptieve wetenschap. Cliteur is bang dat Ollongren en Klaver de wetenschap willen verbieden over een onderwerp (i.c. rassenverschillen) na te denken:  “[z]ij willen elke vorm van nadenken over een onderwerp tot taboe verklaren. Dat kan niet”.[9] Hij bepleit zijn zaak als volgt:  

“Hoe de wereld in elkaar zit, bepaalt de wetenschap. Welke rechten mensen hebben, bepaalt de wet en de moraal. […] Het probleem ontstaat wanneer mensen die twee dingen met elkaar gaan vermengen. Dan ontstaat het volgende beeld: “Het lijkt mij een naar idee dat criminaliteit door iets anders dan sociale factoren wordt bepaald, dus Buikhuisen moet maar van de universiteit verbannen worden.” […] Ditzelfde geldt voor opmerkingen over nationaliteit, ras, cultuur, etniciteit etc. en intelligentie. Of een verband bestaat tussen intelligentie enerzijds en nationaliteit, ras, cultuur en etniciteit anderzijds, is het terrein van de wetenschap. Daar heeft artikel 1 grondwet helemaal niets te zoeken.”[10] Cliteur suggereert dat de huidige discussie als volgt kan worden samengevat: “Ik vind het onaanvaardbaar dat verschillende volken verschillende IQ’s zouden hebben, dus mag Ramautarsing daar niks over zeggen.” Een optie die hij niet overweegt is dat de tegenstem in de discussie er zo uitziet: “Het is mogelijk dat er verschillen bestaan in (de descriptieve metingen van) het IQ van verschillende volken, maar er mag niet op basis van dat verschil (normatief) jegens een groep gehandeld worden omdat art. 1 Gw dat verbiedt”.  

De legitimatie van de krokodil
Een mopje kan ter illustratie dienen. Het gaat als volgt: een man komt bij de dokter. “Dokter, ik ben gebeten door een krokodil!” Zegt de dokter: “Ja, dat doen krokodillen hè?” Wat inhoudt dat de arts – in plaats van het probleem te verhelpen – het gedrag van de krokodil legitimeert omdat de werkelijkheid nu eenmaal zo is dat krokodillen bijten. Daar mag je dan niet over klagen.  

Als krokodillen bijten moet de dokter daar iets aan doen, en als werkgevers (of politici, of wetenschappers, of docenten, etc.) discrimineren, dan moet de Grondwet door de overheid gewaarborgd worden. De werkelijkheid is dat krokodillen bijten en dat werkgevers discrimineren, maar dat betekent niet dat zulk gedrag gelegitimeerd mag worden met een beroep op “ja maar zo is het nu eenmaal”. Krokodillen zouden niet moeten bijten (daarom stoppen we ze in hokjes als ze te dichtbij komen), en werkgevers en politici zouden niet een bevolkingsgroep een bepaalde karaktertrek, uiterlijk kenmerk of intelligentiemarge moeten toedichten; ze zouden niet moeten discrimineren. Ramautarsing beweert dat werkgevers op basis van het lagere gemiddelde IQ van de groep jegens een individu op bepaalde wijze mogen handelen. Dat is bij uitstek discriminatie.  

Niemand mag discrimineren. Ook als er een solide wetenschappelijke basis zou bestaan voor enig verschil tussen rassen, geslachten, bevolkingsgroepen etc., dan  nog verbiedt de Grondwet dat Ramautarsing of enig ander persoon discrimineert of politiek bedrijft op basis van zulke wetenschappelijk aangetoonde verschillen.  

Als we willen dat de Grondwet de eventueel afwijkende “wetenschappelijke werkelijkheid” beter reflecteert (bijvoorbeeld door te accepteren dat er wel degelijk onderscheid gemaakt mag worden tussen groepen op basis van enig aan te tonen verschil), dan bestaat er een procedure waarmee de wet gewijzigd kan worden. Ik kan mij echter niet voorstellen dat Cliteur wil betogen dat de Grondwet niet deugt of dat deze herschreven zou moeten worden op basis van empirische bevindingen over een of andere rassenongelijkheid.  

Wetenschap uit geen normen
Het publieke debat en de wetenschap zijn twee verschillende dingen. Cliteur heeft gelijk als hij wil betogen dat een wetenschapper de vrijheid heeft om een hypothese te stellen en te onderzoeken ten aanzien van IQ dan. Dat zegt ook Stolker.   

De dokter hoeft niet te accepteren dat de krokodil de man heeft gebeten, zelfs als deze bijterigheid wetenschappelijk vastgesteld is. Als uit dat wetenschappelijke onderzoek blijkt dat IQ-testen door verschillende volken met ander resultaat afgelegd worden, dan kan en mag daar niet in het publieke debat aan gerefereerd worden ter wetenschappelijke onderbouwing van het politieke standpunt dat er intelligentieverschil bestaat, noch mag er op grond daarvan jegens individuen gehandeld worden. Dat de wetenschappelijke bevindingen vertekend zijn, alleen al omdat de IQ-tests geoefend kunnen worden en bovendien ingericht zijn volgens westerse denkbeelden, maakt het wetenschappelijke verhaal er bovendien niet sterker op.   

De wetenschappelijke vrijheid is voor de universiteit van levensbelang: de aarde draait inderdaad om de zon, de evolutietheorie snijdt wel degelijk hout, en de affaire Buikhuisen is een zwarte pagina in de recente geschiedenis van deze faculteit omdat hij ten onrechte van deze vrijheid beroofd werd. Wellicht is de wetenschapper niet in overtreding van art. 1 Gw omdat hij geen normen uit wanneer hij zijn bevindingen presenteert. Dat betekent niet dat de Grondwet niet op de wetenschap van toepassing zou zijn, maar slechts dat de wetenschapper niet snel in overtreding is omdat hij zich niet met normen bezighoudt. In het publieke debat, in het private debat, en op elk ander mogelijke debat is art. 1 Gw echter zonder meer van toepassing – niet omdat het artikel de waarheid verkondigt, maar omdat men in deze samenleving zo met elkaar om behoort te gaan: als gelijken.

[1] Jeroen Pen, “Racisme? Het gaat op de arbeidsmarkt om IQ”,  Brandpunt plus KRO, 9 juni 2016. https://brandpuntplus.kro-ncrv.nl/brandpuntplus/r... [2] Carel Stolker, “Waarom ik hoogleraren niet tot de orde roep”, De Volkskrant, 9 februari 2018. [3] Paul Cliteur, “FvD-racismediscussie: Artikel 1 Grondwet geeft ons geen beschrijving van werkelijkheid”, The Post Online, 10 februari 2018. http://politiek.tpo.nl/column/de-huidige-fvd-racis... [4] Vicepremier Ollongren: populisme bedreigt kernwaarden Nederland, en Baudet gaat daarin verder dan Wilders’, De Volkskrant, 2 februari 2018. [5] Dimitri Kometzis; Thomas Oudman “Dit zijn de waanideeën waarop ‘rassenleer’ is gebaseerd”, De Correspondent, 14 februari 2018. [6] Esma Linnemann, ‘Hoe racistische flutstudies er weer tussendoor glippen’, De Volkskrant, 9 februari 2018. [7] Mark van Vugt, ‘Wat nou racisme. Sommige rassen zijn gewoon slimmer, of niet?’, De Volkskrant, 25 september 2015. [8] Cliteur, 10 februari 2018. [9] Paul Cliteur via LinkedIn. [10] Cliteur, 10 februari 2018.


Verschenen in de NOVUM van maart 2018

Terug naar nieuwsoverzicht