"Een werkgever [heeft] het recht om te zeggen: dat wil ik liever niet. Dat zegt niets over racisme. Sowieso heeft dit meer te maken met
intelligentie dan met ras. Ik zou zeggen: racisme? Het gaat op de arbeidsmarkt
om IQ. […] Door IQ-testen weten we het gemiddelde IQ van bevolkingen. En wat
blijkt? Er is een verschil in IQ tussen volkeren. Dat is wetenschappelijk
bewezen. […] Dit doet mij geen plezier, eerder pijn. Ik had ook graag gezien
dat het anders was, dat zwarte mensen hyperintelligent waren, dat Surinamers
het hoogste gemiddelde IQ van de wereld hadden. Maar het is niet zo.”[1] Aldus
Yernaz Ramautarsing in 2016.
Op 10 februari jl., twee dagen nadat professor Carel Stolker
tijdens de Dies Natalis vertelde waarom hij zijn hoogleraren niet tot de orde
roept en de universiteit ervan verzekerd werd dat ze met Stolker een rector
magnificus heeft die de wetenschappelijke vrijheid – hoe ongemakkelijk het
resultaat ook moge zijn – wil waarborgen,[2]
mengde professor Paul Cliteur zich in de “hedendaagse herleving van de
‘racismediscussie’”.[3]
De laatste zin uit het citaat van Ramautarsing kwam onder de
aandacht toen Minister Kajsa Ollongren het bestempelde als ‘openlijk
discrimineren op basis van ras’, en deze zin heeft veel mensen tegen het zere
been gestoten.[4] In een artikel op The Post Online uit Cliteur zijn kritiek op degenen
die Ramautarsing aanvallen op – zijns inziens – ondeugdelijke gronden.
Waarheid en normen
Cliteur stelt dat Ollongren en Jesse Klaver feiten afleiden uit de
Grondwet, en dat die feiten de basis vormen waarop ze tegen Ramautarsing in
gaan. Dat doen ze dus niet op grond van hun kennis van intelligentiestudies,
maar vanwege hun veronderstelde opvatting dat ze op grond van art. 1 Gw kennis
hebben verkregen. Uit art. 1 Gw kan echter niet worden afgeleid dat iedereen
werkelijk aan elkaar gelijk is, aldus Cliteur. De Grondwet biedt de basis
waarop iedereen als gelijk behandeld dient te worden, maar, zo zegt Cliteur,
dat is iets anders dan dat iedereen werkelijk gelijk is.
Cliteur zegt dat de wet en de werkelijkheid twee verschillende
dingen zijn. Dat is geen vreemde constatering: de wet bestaat immers omwille
van het feit dat er een onwenselijke werkelijkheid is. Het gelijkheidsbeginsel
bestaat bij gratie van de ongelijkheid: als we elkaar allen als gelijken zouden
behandelen, zouden we art. 1 Gw niet nodig hebben. De norm die er in besloten
ligt, roept ons tot de orde wanneer iemand meent te kunnen discrimineren. De
wet verschaft geen kennis, maar houdt een norm in die door de wet slechts
gewaarborgd kan worden. De wet kan niet de feiten veranderen, het kan slechts
de feiten waarderen.
De meest positieve uitleg is dat Cliteur hier op het idee dat
niemand – Ollongren, Klaver of Ramautarsing – feiten mag afleiden uit bronnen
die geen feiten verschaffen. Als dit inderdaad hetgeen is wat Cliteur heeft
bedoeld, dan lijkt mij dit een belangrijke waarschuwing voor politici en
anderen. Bij deze positieve uitleg moet de lezer echter wel zelf in gedachten houden dat kritiek die
voor Ollongren en Klaver geldt, ook op Ramautarsing van toepassing is:
Ollongren en Klaver mogen zich van Cliteur niet op de Grondwet beroepen, maar
Cliteur uit in zijn artikel geen bezwaar op het beroep van Ramautarsing op ondeugdelijk
“wetenschappelijk” onderzoek.[5] De
Grondwet mag dan geen feiten opleveren, slecht wetenschappelijk onderzoek doet
dat ook niet.[6] Ongeacht de feiten behoor
je echter geen onderscheid te maken op basis van etniciteit. Het soort
onderzoek waar Ramautarsing zich op baseert, levert bovendien niet de feiten op
die hij daaruit meent te mogen afleiden.[7]
Een minder positieve uitleg van hetgeen Cliteur stelt, is
zorgwekkender. Cliteur stelt het volgende: “[e]r is een groot verschil tussen
enerzijds onderzoek naar hoe de wereld in elkaar zit en anderzijds normstelling
over welke rechten mensen precies hebben.”[8]
Zorgwekkend aan Cliteur’s aanduiding van
een verschil tussen de juridische werkelijkheid en de wetenschappelijke
werkelijkheid is dat dit een beroep op de – afwijkende – wetenschappelijke
werkelijkheid legitimeert als geldig argument binnen een
politiek/maatschappelijk debat, dat wil zeggen: buiten de context van een descriptieve
wetenschap. Cliteur is bang dat Ollongren en Klaver de wetenschap willen
verbieden over een onderwerp (i.c. rassenverschillen) na te denken: “[z]ij willen elke vorm van nadenken over een
onderwerp tot taboe verklaren. Dat kan niet”.[9] Hij
bepleit zijn zaak als volgt:
“Hoe de wereld in elkaar zit, bepaalt de wetenschap. Welke rechten
mensen hebben, bepaalt de wet en de moraal. […] Het probleem ontstaat wanneer
mensen die twee dingen met elkaar gaan vermengen. Dan ontstaat het volgende
beeld: “Het lijkt mij een naar idee dat criminaliteit door iets anders dan
sociale factoren wordt bepaald, dus Buikhuisen moet maar van de universiteit
verbannen worden.” […] Ditzelfde geldt voor opmerkingen over nationaliteit,
ras, cultuur, etniciteit etc. en intelligentie. Of een verband bestaat tussen
intelligentie enerzijds en nationaliteit, ras, cultuur en etniciteit
anderzijds, is het terrein van de wetenschap. Daar heeft artikel 1 grondwet
helemaal niets te zoeken.”[10]
Cliteur suggereert dat de huidige discussie als volgt kan worden samengevat:
“Ik vind het onaanvaardbaar dat verschillende volken verschillende IQ’s zouden
hebben, dus mag Ramautarsing daar niks over zeggen.” Een optie die hij niet
overweegt is dat de tegenstem in de discussie er zo uitziet: “Het is mogelijk
dat er verschillen bestaan in (de descriptieve metingen van) het IQ van verschillende
volken, maar er mag niet op basis van dat verschil (normatief) jegens een groep
gehandeld worden omdat art. 1 Gw dat verbiedt”.
De legitimatie van de krokodil
Een mopje kan ter illustratie dienen. Het gaat als volgt: een man
komt bij de dokter. “Dokter, ik ben gebeten door een krokodil!” Zegt de dokter:
“Ja, dat doen krokodillen hè?” Wat inhoudt dat de arts – in plaats van het
probleem te verhelpen – het gedrag van de krokodil legitimeert omdat de
werkelijkheid nu eenmaal zo is dat krokodillen bijten. Daar mag je dan niet
over klagen.
Als krokodillen bijten moet de dokter daar iets aan doen, en als
werkgevers (of politici, of wetenschappers, of docenten, etc.) discrimineren,
dan moet de Grondwet door de overheid gewaarborgd worden. De werkelijkheid is
dat krokodillen bijten en dat werkgevers discrimineren, maar dat betekent niet
dat zulk gedrag gelegitimeerd mag worden met een beroep op “ja maar zo is het
nu eenmaal”. Krokodillen zouden niet moeten bijten (daarom stoppen we ze in
hokjes als ze te dichtbij komen), en werkgevers en politici zouden niet een
bevolkingsgroep een bepaalde karaktertrek, uiterlijk kenmerk of
intelligentiemarge moeten toedichten; ze zouden niet moeten discrimineren.
Ramautarsing beweert dat werkgevers op basis van het lagere gemiddelde IQ van
de groep jegens een individu op bepaalde wijze mogen handelen. Dat is bij
uitstek discriminatie.
Niemand mag discrimineren. Ook als er een solide wetenschappelijke
basis zou bestaan voor enig verschil tussen rassen, geslachten, bevolkingsgroepen
etc., dan nog verbiedt de Grondwet dat
Ramautarsing of enig ander persoon discrimineert of politiek bedrijft op basis
van zulke wetenschappelijk aangetoonde verschillen.
Als we willen dat de Grondwet de eventueel afwijkende
“wetenschappelijke werkelijkheid” beter reflecteert (bijvoorbeeld door te
accepteren dat er wel degelijk onderscheid gemaakt mag worden tussen groepen op
basis van enig aan te tonen verschil), dan bestaat er een procedure waarmee de
wet gewijzigd kan worden. Ik kan mij echter niet voorstellen dat Cliteur wil
betogen dat de Grondwet niet deugt of dat deze herschreven zou moeten worden op
basis van empirische bevindingen over een of andere rassenongelijkheid.
Wetenschap uit geen normen
Het publieke debat en de wetenschap zijn twee verschillende
dingen. Cliteur heeft gelijk als hij wil betogen dat een wetenschapper de
vrijheid heeft om een hypothese te stellen en te onderzoeken ten aanzien van IQ
dan. Dat zegt ook Stolker.
De dokter hoeft niet te accepteren dat de krokodil de man heeft
gebeten, zelfs als deze bijterigheid wetenschappelijk vastgesteld is. Als uit
dat wetenschappelijke onderzoek blijkt dat IQ-testen door verschillende volken
met ander resultaat afgelegd worden, dan kan en mag daar niet in het publieke
debat aan gerefereerd worden ter wetenschappelijke onderbouwing van het
politieke standpunt dat er intelligentieverschil bestaat, noch mag er op grond
daarvan jegens individuen gehandeld worden. Dat de wetenschappelijke bevindingen
vertekend zijn, alleen al omdat de IQ-tests geoefend kunnen worden en bovendien
ingericht zijn volgens westerse denkbeelden, maakt het wetenschappelijke
verhaal er bovendien niet sterker op.
De wetenschappelijke vrijheid is voor de universiteit van
levensbelang: de aarde draait inderdaad om de zon, de evolutietheorie snijdt
wel degelijk hout, en de affaire Buikhuisen is een zwarte pagina in de recente
geschiedenis van deze faculteit omdat hij ten onrechte van deze vrijheid
beroofd werd. Wellicht is de wetenschapper niet in overtreding van art. 1 Gw
omdat hij geen normen uit wanneer hij zijn bevindingen presenteert. Dat
betekent niet dat de Grondwet niet op de wetenschap van toepassing zou zijn,
maar slechts dat de wetenschapper niet snel in overtreding is omdat hij zich
niet met normen bezighoudt. In het publieke debat, in het private debat, en op
elk ander mogelijke debat is art. 1 Gw echter zonder meer van toepassing – niet
omdat het artikel de waarheid verkondigt, maar omdat men in deze samenleving zo
met elkaar om behoort te gaan: als gelijken.
[1] Jeroen
Pen, “Racisme? Het gaat op de arbeidsmarkt om IQ”, Brandpunt
plus KRO, 9 juni 2016. https://brandpuntplus.kro-ncrv.nl/brandpuntplus/r...
[2] Carel
Stolker, “Waarom ik hoogleraren niet tot de orde roep”, De
Volkskrant, 9 februari 2018.
[3] Paul
Cliteur, “FvD-racismediscussie: Artikel 1 Grondwet geeft ons geen beschrijving
van werkelijkheid”, The Post Online,
10 februari 2018.
http://politiek.tpo.nl/column/de-huidige-fvd-racis...
[4] Vicepremier
Ollongren: populisme bedreigt kernwaarden Nederland, en Baudet gaat daarin
verder dan Wilders’, De Volkskrant,
2 februari 2018.
[5] Dimitri
Kometzis; Thomas Oudman “Dit zijn de waanideeën waarop ‘rassenleer’ is
gebaseerd”, De Correspondent,
14 februari 2018.
[6] Esma
Linnemann, ‘Hoe racistische flutstudies er weer tussendoor glippen’, De
Volkskrant, 9 februari 2018.
[7] Mark
van Vugt, ‘Wat nou racisme. Sommige rassen zijn gewoon slimmer, of niet?’, De
Volkskrant, 25 september 2015.
[8] Cliteur,
10 februari 2018.
[9] Paul
Cliteur via LinkedIn.
[10] Cliteur,
10 februari 2018.
Verschenen in de NOVUM van maart 2018