Inleiding
Drones; het is wellicht (nog) te voorbarig om te stellen dat
deze apparaten niet uit ons straatbeeld zijn weg te denken, maar het is wel een
juiste constatering dat ze ons op vele plekken om de oren vliegen. Zo tref je
de vliegers regelmatig bij grote evenementen, worden ze veelvuldig gebruikt
voor imponerende foto- en filmshoots en worden er
zelfs drone-races gehouden. U heeft wellicht ook
opgevangen dat een drone begin april jl. bijna voor
een ongeluk heeft gezorgd met drie vliegtuigen op Schiphol. Leden van de
partijen CDA en D66 pleitten door dit bijna ongeval dan ook voor strengere drone-regelgeving. Maar, hoe zit het eigenlijk met de huidige
regelgeving voor deze vehikels? Omdat de drone een volledig nieuwe
deelnemer zou zijn aan de luchtvaart en er weinig ervaring was met het apparaat,
was gekozen voor een gefaseerde introductie van de regelgeving. Om deze reden staat
deze regelgeving nu dan ook op wat losse schroeven. Sinds de inwerktreding van
de eerste ‘fase’ van deze regelgeving,
hebben wel wat wijzigingen plaatsgevonden. Deze wijzigingen zullen hieronder
kort worden aangestipt. Tot slot zal worden besloten met de vraag of de Nederlandse
wetgeving dit vliegende gevaarte wel kan bijbenen.
De eerste
stappen van de regelgeving en de internetconsultatie
Op 20 juni 2013 is door de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voor de eerste keer regelgeving
vastgesteld met betrekking tot (beroepsmatig) gebruik van drones.[1]
Deze regelgeving is op 2 juli 2013 in werking getreden. De hoofdreden om deze
op te stellen was de veiligheid van luchtruimgebruikers en van mensen op de
grond. Bij het opstellen van de regelgeving, was het te verwachten risico voor
derden van de operatie met een drone de belangrijkste
factor die beschouwd werd. De kern van de regelgeving was het garanderen van
een veilige operatie, uitgevoegd door een capabel bedrijf, met een betrouwbaar
systeem en een competente piloot.
Om bij deze gefaseerde
introductie zoveel mogelijk partijen te betrekken (ook om het ‘nieuwe’ en vrij onbekende karakter van de
drone goed te doorgronden), is de conceptregelgeving in
oktober en november 2014 ter internetconsultatie aangeboden. Diverse belanghebbenden
en andere betrokkenen hebben kunnen reageren op de conceptregelgeving.
Kortgezegd kwam hieruit naar voren dat degenen die beroepsmatig gebruik maakten
van de drones – hierbij ging het met name om
journalisten en fotografen – zich in grote mate voelden benadeeld. Voor
beroepsmatig gebruik (en aldus niet voor particulier gebruik)
moesten er vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd. Zo moest men in het
bezit zijn van een certificaat: het ROC (Remotely Piloted Aircraft System operator certificate). Een ROC kon worden behaald bij het voldoen aan
de volgende voorwaarden:
- De drone-piloot heeft
een brevet;
- De drone heeft een bewijs
van luchtwaardigheid (BvL);
- De drone-piloot dient
een operations manual te schrijven en deze
dient te zijn goedgekeurd.
Daarnaast was per vlucht een
ontheffing nodig van de provincie, een zogeheten
TUG-ontheffing (waarbij TUG
staat voor Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik). De regels hiervoor zouden
verschillen per provincie. De aanvraag diende een aantal weken van tevoren te
worden gedaan: in de praktijk kon dit tot zes weken duren, wat met name voor
bijvoorbeeld journalisten voor onwerkbare situaties zorgde.
Tweede
stap: in acht nemen van de reacties op de internetconsultatie
Bij deze internetconsultatie
hebben belanghebbenden zich kritisch uitgelaten over deze eisen: deze zouden de
situatie voor beroepsmatig gebruik onwerkbaar maken, zowel wat de
administratieve- als wat de uitvoeringslasten betreft.[2]
Met name de aanvraag voor een TUG-ontheffing zou deze onwerkbaarheid
veroorzaken. Verder werd ook verontwaardigd gereageerd op het onderscheid van
regelgeving voor enerzijds beroepsmatig en anderzijds particulier gebruik.
Vanaf 1 juli 2015 is in het
kader van de nieuwe regelgeving een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en
een Ministeriële Regeling in werking getreden, waarbij rekening is gehouden met
de reacties op de internetconsultatie. In de AMvB zijn de kaders voor operaties
met drones vastgelegd, zoals het vereiste van
vergunningen voor de piloot. Er is in de AMvB gekozen voor de eis voor een ontheffing
voor het vertrekken van een terrein dat geen luchthaven is – de TUG-ontheffing
– te schrappen.[3] De voornaamste reden voor
deze schrapping was gelegen in de reacties die in de internetconsultaties naar
voren kwamen. Er diende echter wel nog steeds door de piloot een ROC te worden
behaald. De regels die hieromtrent relevant zijn staan sinds 1 juli 2015
opgesomd in o.a. het Besluit met regels voor- en de Regeling op afstand
bestuurde luchtvaartuigen van toepassing.[4]
Tegelijkertijd is er ook ruimte om onder voorwaarden ontheffingen te kunnen
verlenen aan bepaalde piloten. Denk hierbij in eerste instantie aan het
operaties van politie en hulpdiensten boven gebouwen, haven- en
industriegebieden, boven mensenmenigten en buiten de daglichtperiode tijdens
calamiteiten.
Particulier gebruik van drones valt op dit moment onder de Regeling modelvliegen,
aldus een andere regeling dan waar beroepsmatig gebruik onder valt. Voor dit
gebruik gelden vanaf de regelgeving van 1 juli 2015 de volgende eisen:
- niet hoger
vliegen dan 120 meter boven de grond of het water[5];
- niet boven
mensenmenigten of aaneengesloten bebouwing vliegen;
- niet in het
donker vliegen;
- niet binnen het
plaatselijke verkeersleidings-gebied van een gecontroleerde civiele of
militaire luchthaven vliegen;
- niet binnen een
straal van 3 kilometer rondom een ongecontroleerde luchthaven vliegen;
- altijd in het
zicht van de vlieger zijn;
- altijd voorrang
geven aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, luchtschepen en al het
andere luchtverkeer.
U las het hierboven goed, binnen
de regelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen beroepsmatig en particulier
gebruik en de regelgeving voor de laatstgenoemde is aanzienlijk minder streng. Is
een dergelijk onderscheid terecht? Bij de eerder genoemde internetconsultatie
vonden vele belanghebbenden van niet; het onderscheid zou discriminerend zijn. Waarom
zouden de strenge veiligheidseisen – die bovendien een hoop geld kosten om
tegemoet te komen – slechts gelden voor beroepsmatig gebruik? Terwijl de kans ook
aanwezig is dat bij particulier gebruik de openbare veiligheid in gevaar kan
worden gebracht.
Onderscheid
particulier en beroepsmatig, terecht?
De voornaamste reden om dit
onderscheid te maken, was gelegen in de kans tot het veroorzaken van
ongelukken. De regeling is geschreven in de tijd dat drones particulier
vooral bij drone- of modelvliegtuigverenigingen werden
gevlogen. Dit gebeurde in beginsel in beperkte gevallen en hierdoor was het
aantal ongelukken summier. De praktijk toonde toentertijd dat de meeste
incidenten zouden kunnen plaatsvinden bij beroepsmatig gebruik omdat vooral dit
gebruik toegenomen was en zou gaan nemen.[6]
Het was hierom een weloverwogen beleidskeuze geweest om in beginsel onderscheid
te maken tussen beroepsmatig en particulier gebruik.
De tijden zijn echter
veranderd. Het gebruik van drones, door zowel particulieren
als professionals, is in grote mate toegenomen. Drones zijn
inmiddels toegankelijk voor iedereen in Nederland: de prijzen zijn relatief
laag en de verschillende varianten zijn uitgebreid (u kunt online al een mini-drone die precies in uw handpalm past kopen voor slechts
€16,95!). Deze ontwikkelingen hebben zich niet alleen in Nederland doen voelen,
in andere delen van Europa klonken ook vergelijkbare geluiden. Hierom heeft het
European Aviation Safety Agency (EASA) per 31 juli 2015 op verzoek van de
Europese Commissie een document ter consultatie uitgebracht over een
regelgevingskader voor drones waarin plannen
voor een nieuwe drone-verordening uiteen zijn gezet. [7] EASA
stelt daarin voor om alle drones op EU-niveau te
reguleren; de grens van 150 kg – de grens die momenteel geldt voor
Unierechtelijke harmonisatie van drone-regelgeving in de lidstaten
– verdwijnt. Verder is er op
Unie-niveau besloten om een nieuwe koers uit te zetten waarbij het onderscheid
tussen beroepsmatig en particulier niet relevant meer is en dat eisen met
betrekking tot vergunningen voor hele kleine drones
worden losgelaten. Naar verwachting zal deze verordening in 2018 van kracht
zijn.
Nederland wil aansluiten bij deze
tendens en zo zorgen voor een soepele overgang naar de toekomstige Europese
regulering. Een bijkomend voordeel is dat met deze veranderingen aan een aantal
reacties tijdens de internetconsultatie van de conceptregelgeving alsnog
tegemoet gekomen kan worden. ILT en KLPD zijn gevraagd om een
incidentrapportage te maken over het gebruik van drones in
2014. Daaruit blijkt dat er in 2014 met drones 20 incidenten hebben
plaatsgevonden, waarvan de meeste zijn veroorzaakt door recreanten. Dit is mede
een aanleiding om ook de regelgeving voor het particuliere gebruik van drones te
herzien.
En nu?
Op 30 april 2015 is door de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu – mede door bovenstaande Europese
ontwikkelingen en de reacties op de internetconsultatie – een nieuw beleidsvoornemen
over drone-regelgeving ter consultatie gepubliceerd.[8]
Het plan is om – onder andere – het huidige onderscheid in de Nederlandse
regelgeving te vervangen door drie groepen
drones:
- Een categorie
mini-drones (tot 4 kg) die op relatief korte afstand
van de gebruiker/piloot vliegen. Deze groep vormt een relatief klein risico
voor derden en wordt waarschijnlijk gevrijwaard van vergunningen;
- De categorie modelvliegtuigen.
Deze groep omvat de 'klassieke modelvliegers', die binnen een aangewezen
modelvliegtuigterrein c.q. modelvliegluchtruim de hobby uitoefenen;
- De categorie van
lichte drones (tot max 150 kg op grotere afstand);
- De categorie van
drones boven de 150 kg wordt behelst door EU-regelgeving.
Bij deze categorisering is het onderscheid tussen beroepsmatig en particulier
gebruik niet meer van belang en zal het leiden tot een situatie in de
regelgeving waarin modelvliegen met drones boven de 4 kg alleen nog in
verenigingsverband en boven modelvliegterreinen is toegestaan. Elk ander gebruik,
of het nu particulier of beroepsmatig is, zal gelijk worden behandeld. Bij dit
voorstel is ook rekening gehouden met de informatie van het Analysebureau
Luchtvaartvoorvallen (ABL) en de afdeling Luchtvaart van de Landelijke Eenheid
van de politie, zoals op 23 juni 2015 gepubliceerd over incidenten met drones in 2012-2014[9],
waarin naar voren kwam dat het overgrote deel van de incidenten wordt
veroorzaakt door particulieren.
De termijn voor deze regelgeving
was gesteld op 1 oktober 2015. Nu, deze is helaas niet gehaald. In een
kamerbrief schreven de Minister van Veiligheid en Justitie, de toenmalige Staatssecretaris
van Infrastructuur en de Minister van Economische Zaken dat “(…) we ons
momenteel midden in de fase bevinden waarin voortschrijdende technologie leidt
tot steeds meer toepassingen voor drones,
terwijl de samenleving er nog niet aan gewend is.”[10]
Hierom dient er meer tijd te worden genomen om deze regelgeving in werking te
doen treden, om geen onnodige, overhaaste beslissingen te nemen. De termijn is
om onder andere deze redenen voor onbepaalde tijd uitgesteld. Een bijkomende
reden voor dit uitstel is gelegen in het feit dat de Kamer heeft gevraagd voor
regelgeving die wat duurzamer zal zijn dan bij de vorige twee pogingen bleek te
zijn: in de nieuwe regelgeving zouden ‘onomkeerbare stappen’ moeten worden
gezet.[11]
De drones vliegen de wetgeving voorbij…
Concluderend: de Nederlandse
wetgeving kan deze vliegende gevaartes (nog) niet bijbenen. De drone-ontwikkelingen doen zich in een rap tempo voor. De wetgeving
wil zeker volgen; regelgeving wordt voorbereid, internetconsultaties worden
gehouden en er hier wordt actief op gereageerd en op Europees vlak worden steeds
meer stappen gezet. Maar toch wordt de eindstreep uiteindelijk eerder door de drone gehaald dan door de wetgeving, wat wel te verwachten was
(gezien het wel een gebruikelijke tendens is dat de technologie de wet voor is,
ook welk vlak dan ook). Het
onderscheid in regelgeving tussen beroepsmatig en particulier gebruik is zodoende
ook nog intact, wat eventueel kan zorgen voor interessante rechtszaken tegen de
Staat over de vraag of er sprake is van ongerechtvaardigde discriminatie.
Dit kan dus ook nog wel een staartje hebben…
Laten we in ieder geval hopen
dat deze vliegende monsters niet voor meer (bijna) ongelukken in de buurt van
vliegvelden (of op andere plekken) zullen zorgen zoals aan het begin van april
het geval was. Vermeldenswaardig is wel dat drones zelfs op basis van
de huidige regelgeving zich niet op vliegveld-terreinen mogen bevinden. Dus of zulk
ongein van zogeheten ‘cowboys’[12]
wordt tegengegaan door strengere drone-regelgeving waar onder
andere het CDA en D66 voor pleitten, is maar de vraag.
[1] In deze bijdrage wordt met
‘beroepsmatig gebruik’ met name gedoeld
op gebruik door niet-handhavings- of opsporingsambtenaren, dus te denken valt
aan gebruik door journalisten en fotografen etc.
[2] Zie Regeling van de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 april 2015, Stcrt. 2015, 12034, p. 12.
[3] Ibid.
[4] Voor de concrete eisen voor het
behalen van een ROC zie:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drone/in...
[5] Voor modelvliegtuigen die vliegen
bij een vereniging die is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Vereniging
voor Luchtvaart of de Federatie Limburgse Radio Controle Vliegers geldt een
maximumhoogte van 300 meter boven hun modelvliegterreinen.
[6] WODC-Rapport, Het gebruik van drones,
2015, p. 60 e.v.
[7]
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drone/in...
[8] Tweede Kamer, vergaderjaar
2014-2015, Kamerstuk 30806, nr. 29.
[9]
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drone/in...
[10] Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015,
Kamerstuk 30806, nr. 31.
[11] Ibid.,
p. 6.
[12] De geuzennaam voor illegale drone-piloten.