Tussen kunst en recht

Geschreven door Karel Wijdeveld op 02-05-2022

“De mens kan al zo weinig en stelt al zo weinig voor. Het is zo’n armzalig stel van mislukkelingen.” Dit zijn de woorden van Gerrit Komrij, die als geen ander op behoorlijk direct wijze de vinger op de zere plek kon leggen. De lezer confronteren met het ongemak van het ware is een kunst die slechts aan weinigen besteed is. Het is een kunst, omdat het ‘gemaakte’ wordt ontweken door de puurheid van de realiteit.

Om die reden heb ik Gerrit Komrij lief. Niet alleen is hij een kunstenaar met woorden, maar hij kan de dingen die vanzelfsprekend zijn, duiden en aan het wankelen brengen. Dat is — zeker vandaag de dag — zo nu en dan nodig. Het vanzelfsprekende is namelijk een indicatie voor een sleur, een tendens waarin men niet meer hoeft na te denken, maar slechts diegenen vóór hem hoeft te volgen. Een gevaarlijke ontwikkeling, zowel voor de mensheid in zijn geheel, als voor de mens an sich. Voor de mensheid is een dergelijke ontwikkeling gevaarlijk, omdat iets zonder goede reden onterecht als de ‘normale gang van zaken’ kan worden beschouwd. Voor de mens zelf is het gevaarlijk, daar het meegaan met de massa kan leiden tot een zekere vervreemding en, uiteindelijk, een staat van ongelukkigheid.

Ook binnen de muren van de rechtenfaculteit (en daarna binnen de advocatuur) is de praktijk van het rücksichtslos ‘volgen’ de jurist niet vreemd. De drang om een ‘papiertje’ te halen, lijkt bijvoorbeeld groter dan de schoonheid van het recht te willen onderkennen, onderzoeken en begrijpen. Zo lijkt creativiteit de jurist vreemd, maar toch wil ik mij richten op de vraag of in de jurist een kunstenaar schuilt. Gezien het bovenstaande, lijkt het antwoord op de vraag op dit moment ontkennend. De sleur waar de hedendaagse jurist zich vaak in lijkt te begeven, brengt immers niet direct frivole associaties met zich. 

Desondanks, zal ik een poging wagen. In deze poging zal ik de rechtenstudent vergelijken met een ‘dadaïst’, de kunstenaar binnen het ‘dadaïsme’. Deze ‘beweging’ is niet de meest bekende kunststroom, maar wel één van vrij recente aard. Het dadaïsme kent haar oorsprong in het begin van de twintigste eeuw. Het neurale Zwitserland werd de Heimat van deze beweging, daar deze werd geïnitieerd door voornamelijk kunstenaars die geen deel uit wilden maken van de gruweldaden van de Eerste Wereldoorlog.

Deze beweging zou later uitweiden naar andere delen van de wereld. Met name New York zou een broedplaats worden van het dadaïsme. Aangezien het dadaïsme was ontstaan door mensen die de oorlog waren ontvlucht, was deze beweging voornamelijk ook een reactie op en tégen deze oorlog. Het ‘spontane’ en ‘willekeurige’ stond in deze kunstvorm centraal, met het doel de normen van het alledaagse te overschrijden. ‘Choqueren’ stond aldus hoog in het vaandel.

Eén van de belangrijkste figuren binnen de ‘New York Dada’, was de kunstenaar Marcel Duchamp, die met zijn ‘readymades’ (alledaagse voorwerpen die als kunstwerk werden gebruikt) enorm beroemd werd. Met name door het werk ‘Fountain’ werd hij bekend. ‘Fountain’ was in wezen een urinoir, dat hij zou hebben ingezonden bij een kunsttentoonstelling. Ook nu was het doel geweest de mensen te choqueren, alleen is achteraf gebleken dat Marcel Duchamp niet verantwoordelijk is geweest voor de inzending van dit beroemd geworden werk.

Eén van de mogelijke inzenders was de vrouwelijke dadaïst Elsa Von Freytag-Loringhoven. De van oorsprong Duitse, adelijke dame had zich in diezelfde jaren proberen in te vechten binnen de intieme kunstkringen van de New York Dada. Een lastige opgave, niet alleen gezien de kunstzinnige kenmerken van de beweging zelf, maar met name doordat deze beweging werd geleid door mannelijke figuren. Mede hierdoor is zij in de eeuw die na dit kunsttijdperk zou volgen, grotendeels in de vergetelheid geraakt. Een studie van Amelia Jones, genaamd ‘Irrational Modernism: A Neurasthenic History of New York Dada’ heeft er echter aan bijgedragen dat zij op de kaart is gezet. 

Zoals gezegd, draait het dadaïsme om het volledig omarmen van het spontane en het compleet loslaten van het burgerlijke. Elsa Von Freytag-Loringhoven bleek een dadaïst pur sang door haar absurditeit. Ze droeg buitengewoon opvallende kleding — regelmatig was dit herenkleding — waardoor zij een attractie op zich was. Hiermee zocht zij de grenzen op van seksualiteit, maar ook die van etniciteit en de klassenverschillen. Ondanks dat ‘irrationaliteit’ het uitgangspunt was van een dadaïst, hadden zelfs de kunstenaars binnen deze beweging moeite met hoe ver de barones kon gaan. Haar ‘tempo’ kon simpelweg niet worden bijgehouden.

De vrijgevochten Elsa Von Freytag-Loringhoven merkte dit zelf ook. Zo uitte zij felle kritiek op prominente dadaïsten als Marcel Duchamp. Marcel Duchamp en consorten zouden, ondanks dat zij beroemd werden middels het irrationele dadaïsme, nog té rationeel zijn volgens haar. Zij dachten namelijk te veel na over hoe zij het spontane en willekeurige hun eigen konden maken. Deze rationaliteit zou geen recht doen aan het uitgangspunt van deze beweging, maar zou slechts een aanwijzing zijn voor de ‘burgerlijke’ zijde die dadaïsten tóch niet los konden laten. Het idee om zich zo willekeurig mogelijk te uiten, was hierdoor een middel om te choqueren of om bekend te raken, maar niet het doel op zich. De meeste dadaïsten waren aldus hobbymatige kunstenaars, die slechts deden ‘alsof’.

Nu de parallel met de hedendaagse rechtenstudent: in welk opzicht is deze vergelijkbaar met de dadaïst?

Welnu. Wat gebleken is uit de studie van Amelia Jones naar de New York Dada, is de gespeelde spontaniteit die de dadaïst niet vreemd was. Om een bekend kunstenaar te worden binnen deze stroming, diende iemand zo ‘spontaan’ mogelijk te zijn in zijn kunstvormen. Aangezien ‘bekend worden’ veelal het doel was, werd de geprezen ‘spontaniteit’ of ‘willekeurigheid’ slechts het middel om dit doel te bereiken. Zo dachten de dadaïsten zowaar na over hun kunstuitingen, terwijl het ‘irrationele’ juíst voorop behoorde te staan binnen deze beweging. Immers; ultieme spontaniteit en willekeurigheid wordt bereikt door zo min mogelijk vooraf uit te denken. Op deze wijze werd de doorsnee toeschouwer op het verkeerde been gezet. Slechts de oplettenden, waaronder en met name de barones, konden hier doorheen prikken.

Ook binnen de wereld van het recht, kunnen de oplettenden door een zekere ‘gemaaktheid’ van de rechtenstudent heen prikken. Daar waar de rechtenstudent over het algemeen een mooi en uitgebreid praatje paraat heeft over de motivatie om rechten te studeren en om, uiteindelijk, advocaat te worden, zal het bij de meesten aan de intrinsieke passie voor het recht ontberen. Ook hier wordt het einddoel, in dit geval het omarmen van het recht, eerder gebruikt als middel. Veelal is het doel immers om een ‘papiertje’ te halen, waarvoor de studie naar het recht slechts wordt gebruikt. 

Deze trend is logisch en begrijpelijk… Gezien de Zeitgeist. De moderne mens, en daarmee ook doelend op de hedendaagse rechtenstudent, kenmerkt zich als ‘nutsmens’. Alles wat de mens doet, moet tegenwoordig voornamelijk een praktisch doel hebben. Bovendien moet dit praktische doel ook nog eens zo snel en efficiënt mogelijk bereikt zien te worden.

In wezen vormt het bovenstaande op het eerste gezicht wellicht geen probleem. Wat is er immers mis met iemand die zichzelf naar een hoger niveau wil tillen? Niks, doch zodra de focus ligt op het vooraf uitdenken van een doel waar je op dat moment weinig tot geen weet van hebt, kunnen de verrassingen die het leven ons te bieden heeft, ineens heel onaangenaam zijn. Ineens wordt de rechtenstudent geconfronteerd met een vreemde prikkel, ineens raakt hij geïntrigeerd door iets esthetisch dat zich buiten de contouren van het uitgestippelde carrièrepad bevindt, ineens lijkt het vak ‘Fusies en overnames’ of een stage toch minder belangrijk om een lang en gelukkig leven te leiden… Er gaat een wereld, de echte wereld, open voor de rechtenstudent. Het vanaf jaar één gedroomde plaatje om M&A-advocaat worden ergens aan de Zuidas is niet meer. Wat nu?

Omarm de studie naar recht. Gebruik het niet slechts als middel ten faveure van de kortste route naar oppervlakkig en kortstondig geluk, maar gebruik het voor het ontwikkelen van een gezonde portie wijsheid. Voldoende wijsheid om je te kunnen realiseren dat het streven naar efficiëntie en snelheid geen doel op zich hoeft te zijn. Voldoende wijsheid om niet uit te gaan van het kortstondige. Voldoende wijsheid om te kunnen relativeren, maar ook om tegelijkertijd te kunnen beseffen wat daadwerkelijk ‘wezenlijk’ is, voldoening geeft en gelukkig maakt op de langere termijn. 

De gemaaktheid is aanlokkelijk; het schept een zeker patroon waaraan vastgehouden kan worden en waar vele anderen zich ook in begeven. Het kan op deze wijze een ‘veilig gebied’ vormen, waar zekere angsten (voor het spontane, onverwachte en willekeurige) worden weggemoffeld en uitgebannen. Dit, terwijl die ‘angsten’ juíst iets moois kunnen bieden: andere of meer diepgaande interesses, het ontwikkelen van passie, een breder wereldbeeld…

Deze bijdrage ving ik aan met Gerrit Komrij en ik eindig ook met een quote van hem: “Mensen zijn in het algemeen ook maar vaten van nutteloze weetjes die ze met zich meezuilen. Maar ook zijn zij wezens van mooie dingen: godsbegrippen, muzieknoten, schilderijen.” De dadaïst had iets moois te pakken — het willekeurige —, maar misbruikte dit voor zijn eigen gewin. De rechtenstudent mag zich gelukkig prijzen door zich bezig te houden met ‘het recht’ en haar vele, uiteenlopende en intrigerende vraagstukken. Verbruik haar niet, misbruik haar niet, gebruik haar niet, maar omarm haar.

Terug naar nieuwsoverzicht