Leiden Law Clinic over ‘Treinen zonder toiletten’
Hoe toegankelijk is het Nederlandse openbaar vervoer eigenlijk?
Een trein die niet rijdt, een
trein die een halfuur te laat komt, stakingen van de schoonmakers, geen
zitplaatsen; elke student ergert zich weleens aan de dagelijkse gang van zaken
in het Nederlandse treinvervoer. Onze OV-ergernissen stellen echter weinig voor
vergeleken met de situatie waarin vele chronische zieken en gehandicapten zich
bevinden. Er zijn tal van redenen die maken dat toegang tot de trein voor hen niet
langer mogelijk is. Voor mensen met een functiebeperking, zoals
rolstoelgebruikers of visueel beperkten, worden gelukkig steeds vaker
oplossingen bedacht. Zo zorgen de assistentie van een NS-medewerker en de verlaagde
instapmogelijkheden bij de trein ervoor dat deze mensen toch zorgeloos kunnen
reizen.[1]
Helaas zijn de
vervoersmaatschappijen één groep mensen, de afgelopen jaren, vergeten. Het betreft de mensen met chronische
blaas-en darmproblemen en multiple sclerose (MS).[2]
Zij ondervinden er veel last van dat er treinen zonder toiletten rijden. Het
brengt ze in angstige of zelfs gevaarlijke situaties, waardoor hun actieradius
en daarmee hun sociale leven, opleidingsmogelijkheden en carrière ernstig
worden beperkt. Voor hen betekent een trein zonder toilet dan ook een
ontoegankelijke trein. Tegelijkertijd
is het lastig de vervoersmaatschappijen hierop aan te spreken.
Leiden Law Clinic
Het
Public Interest
Litigation Project (het PILP) van het Nederlands Juristen Comité voor
de Mensenrechten heeft zich hun belangen aangetrokken.[3]
Het PILP heeft, in het kader van een
Law Clinic [4],
een aantal studenten van de Universiteit Leiden ingeschakeld om aan het dossier
Treinen zonder toilet te werken.[5] Onder leiding van hoogleraar Alex Geert
Castermans, promovendus Ruben de Graaff en projectcoördinator Jelle Klaas
hebben de studenten de juridische mogelijkheden voor de benadeelde burgers
onderzocht. De kernvraag is of de
vervoerders in rechte kunnen worden gedwongen toiletten in treinen aan te
brengen. Verder is het de vraag of het VN-Gehandicaptenverdrag van 2006 hierbij
een rol kan spelen.
De studenten hebben
verschillende grondslagen bestudeerd waar een eventuele procedure op kan worden
gebaseerd. Daarbij hebben zij een breed juridisch kader geschetst, waarbij het
Nederlandse, Europese en internationale recht is betrokken. Ook hebben zij de
feiten en ontwikkelingen op het gebied van treinen zonder toiletten in kaart
gebracht.
De activiteiten hebben geleid tot
een interessante bijeenkomst bij het College voor de Rechten van de Mens op 26
januari 2016, waarbij vertegenwoordigers van belanghebbendenorganisaties
(Rover, IederIn) en advocaten met een achtergrond in het spoorrecht en het
procederen voor algemene belangen aanwezig waren. De bevindingen zijn uiteindelijk
gepresenteerd in een advies, dat zij aan het PILP hebben uitgebracht.
Het project is niet alleen
inhoudelijk en organisatorisch uitermate leerzaam is geweest, maar heeft ook ons ook geleerd dat problemen
die aanvankelijk van geringe omvang
lijken bij nader onderzoek veelomvattend kunnen zijn, zowel feitelijk als
juridisch. In dit artikel willen wij graag dieper ingaan op de situatie waarin
een aanzienlijke groep mensen zich dagelijks bevindt.
Treinen zonder toiletten In 2010 werden de eerste
sprinters zonder toilet in gebruik genomen door de NS. Vanuit het oogpunt van
kostenbesparing werd besloten om tot aankoop van sprinters zonder toiletten
over te gaan. De NS stelde dat het weghalen van de toiletten de treinen ook veiliger
zou maken en dat een toilet tijdens de korte trajecten bovendien overbodig zou
zijn. Dit, terwijl met een sprinter een reis van anderhalf uur, zonder tussenstops,
kan worden afgelegd.
De plannen van de NS stuitten
meteen op grote verontwaardiging van burgers en belangenorganisaties. Het
burgerinitiatief
Treinen met Toiletten (TMT) heeft sindsdien
actie gevoerd om de toiletten weer terug te krijgen in de trein. Onder druk van
TMT, andere maatschappelijke organisaties en de politiek leek het gebrek aan
toiletten in de trein, aanvankelijk, spoedig te worden verholpen. Door verschillende
landelijke moties is bereikt dat de toiletten terug zullen komen in de trein.[6]
In september 2014 schreef de
toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur Wilma Mansveld aan de Tweede
Kamer dat alle Sprinters in 2021 een toilet aan boord zullen hebben.[7]
De NS gaf hierop aan pas in 2018 te zullen starten met het plaatsen van
toiletten. Het resultaat is dat voor verscheidende groepen mensen in onze
maatschappij het treinvervoer nog jaren
effectief ontoegankelijk zal blijven.
Provincie Gelderland Het treinvervoer is echter niet
alleen een verantwoordelijkheid van de landelijke overheid en de NS. Ook
regionale overheden en vervoerders spelen een rol. Op het traject Arnhem-Winterswijk,
één van drukste regionale spoorlijnen, rijden de regionale vervoerders vanaf 9
december 2012 met nieuwe treinen zonder toiletten. Terwijl er in september 2011
een motie is aangenomen die voorschrijft dat de treinen met toiletten moeten
rijden, ontbeert de concessie enige verplichting tot het inbouwen van toiletten
in de treinen.[8] De huidige concessie geldt tot 2021. Hierna
zal opnieuw een aanbesteding worden gedaan, waarbij nieuwe eisen kunnen worden
gesteld aan de vervoerders. Gelderland zal dan pas de verplichting tot het
inbouwen van toiletten in treinen op kunnen nemen in haar overeenkomst, hetgeen
betekent dat de netelige situatie op het traject Arnhem-Winterswijk nog vijf
jaren voortduurt.
Het is lastig iemand te
verplichten tot iets dat hij niet is overeengekomen. Toch valt er wat voor te
zeggen om deze situatie aan te pakken. De andere provincies hebben de concessiehouders
immers wel weten te verplichten tot het inbouwen van toiletten.
De uitdaging is om, ondanks het
ontbreken van de verplichting in de concessie, een manier te vinden om te
bewerkstelligen dat ook in de treinen in de Achterhoek een toilet aanwezig is.
De reikwijdte van het begrip ‘toegankelijkheid’ in het openbaar vervoer
Hoe dient de toegankelijkheid
van het openbaar vervoer nu juridisch beoordeeld te worden? Toegankelijkheid
speelt in de gelijkebehandelingswetgeving een belangrijke rol. Het Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: Het Verdrag) kan
relevant zijn voor de kwestie inzake treinen zonder toiletten.
Op 13 december 2006 hebben de
staten aangesloten bij de Verenigde Naties het Verdrag aangenomen. De
doelstelling van het Verdrag is het ‘bevorderen, beschermen en waarborgen van
de rechten van mensen met een handicap’. Zoals blijkt uit artikel 1 van het
Verdrag, omvat het begrip
handicap alle beperkingen
die personen kunnen beletten ‘volledig, effectief en op voet van gelijkheid met
anderen te participeren in de samenleving’. Hierbij valt zowel lichamelijke als
aan psychische beperkingen te denken.
Om de doelstelling uit het
Verdrag te verwezenlijken bevat het Verdrag verscheidende verplichtingen.
Hoewel het de rechten van personen met een handicapt vastlegt, zijn er geen
geheel nieuwe rechten in opgenomen. Het Verdrag kan dan ook worden gezien als
enerzijds de uitwerking van reeds bestaande rechten voor mensen met een
lichamelijke en/of psychische beperking en anderzijds de uitwerking van
verplichtingen voor de overheid.
Inmiddels hebben de meeste
Europese landen het Verdrag geratificeerd. Hoewel Nederland het Verdrag bijna
negen jaar geleden (op 30 maart 2007) heeft ondertekend, laat de ratificatie
nog altijd op zich wachten. Na lang onderhandelen heeft de Tweede Kamer 21 januari jl. eindelijk ingestemd met de
ratificatie van het Verdrag.[9]
Het wetsvoorstel tot Goedkeuring van het Verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap dient nu nog aangenomen te worden door de Eerste Kamer. De
verwachting is dat dit spoedig zal gebeuren. Ondertussen is het de Nederlandse
overheid niet toegestaan nieuwe wetten of nieuw beleid te maken dat strijdig is
met bepalingen uit het Verdrag.
Wordt het voorstel ook door de
Eerste Kamer aangenomen, dan dient de bestaande wetgeving en het bestaande
beleid te voldoen aan het Verdrag. Hiermee kan de ratificatie dan ook van positieve
betekenis zijn voor de problematiek rond treinen zonder toiletten.
De gezaghebbende status van het Verdrag, de uitwerking van specifieke
rechten en verplichtingen en de grote media-aandacht kunnen de druk opvoeren om
het treinvervoer toegankelijker te maken.
Artikel 9 en artikel 20 van het
Verdrag kunnen van groot belang zijn voor de toegankelijkheid van het openbaar
vervoer in Nederland. Het eerste artikel komt er, kort gezegd, op neer dat
staten ervoor moeten zorgen dat infrastructuur, vervoer en andere openbare
voorzieningen toegankelijk zijn voor personen met een beperking. Staten nemen
op grond van deze bepaling maatregelen om de toegankelijkheid te garanderen tot
openbaar vervoer en alle aspecten daarvan.
Een eenduidige definitie van
het begrip ‘toegankelijkheid’ ontbreekt in deze en in andere Verdragsbepalingen.
De vraag is dan ook hoe breed wij het begrip moeten opvatten. Moet hieronder slechts worden
verstaan dat mensen met een beperking in staat worden gesteld in te stappen of
kan het begrip worden opgevat als de verplichting om effectieve
toegankelijkheid te waarborgen, waarvoor meer is vereist dan de assistentie van
medewerkers of een laagdrempelige instapmogelijkheid? Dan zouden voor
een toegankelijk openbaar vervoer mogelijk ook de aanwezigheid van een toilet
in de trein gegarandeerd moeten worden.
Het recht op toegankelijk openbaar
vervoer is tevens gewaarborgd in verschillende nationale wet- en regelgeving,
zoals de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGHBH/CZ)
en het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Zo is bijvoorbeeld
onder de WGBH/CZ bij het verlenen van toegang tot het openbaar vervoer zowel
direct als indirect onderscheid verboden.[10]
Toegankelijkheid blijkt ook
hier een onduidelijk begrip te zijn. Op grond van artikel 4 lid 2 van het Besluit
toegankelijkheid van het openbaar vervoer bestaat de verplichting om sanitaire
voorzieningen, indien aanwezig, geschikt te maken voor een praktisch en veilig
gebruik voor personen met een functiebeperking en dus tevens grafische
bewegwijzering en rolstoepaden aan te bieden. Hiermee erkent het Besluit het
belang van toegankelijke sanitaire voorzieningen. Tegelijkertijd lijkt er geen
rechtstreekse verplichting te bestaan tot het inbouwen van een toilet. De
geschetste regels gelden dus alleen zodra de vervoerder besluit een toilet in
te bouwen. Dezelfde juridische tegenstelling bestaat in het Europese recht.[11]
Zouden wij op grond van deze
bepalingen tot de conclusie kunnen komen dat de toegankelijkheid van een
trein ook de aanwezigheid van sanitaire
voorzieningen veronderstelt, dan handelt de vervoerder in strijd met de wet of
de maatschappelijke betamelijkheid door geen toilet aan te bieden.
Conclusie Volgens de vervoersmaatschappijen
bestaat er geen recht op een toilet in de trein. Noch in het nationale noch in
het internationale recht valt een bepaling te vinden die vervoersmaatschappijen
verplicht tot het inbouwen van toiletten. Wij menen echter dat de letter van de
wet moet worden losgelaten en het begrip ‘toegankelijkheid’ ruimer moet worden
geïnterpreteerd, gezien de hoeveelheid nationale, internationale en Europese
regelgeving op het gebied van gelijke behandeling van mensen met een handicap
of chronische ziekte en het belang dat onze maatschappij hieraan hecht.
Toegankelijk openbaar vervoer
betekent uiteraard dat er rolstoelvriendelijke ingangen en braillepictogrammen
op het station en in de trein aanwezig moeten zijn. Het begrip zou echter meer
moeten omvatten dan enkel de klassieke vorm van toegankelijkheid. Voor een
grote groep Nederlanders betekent toegankelijkheid immers meer dan alleen de
mogelijkheid om de trein te betreden. Zij reizen pas veilig en zorgeloos
wanneer zij gebruik kunnen maken van een toilet in de trein. Niet uit luxe,
maar uit noodzaak, en wellicht zelfs met voldoende juridische grond.
Hoewel de noodzaak van
toiletten in de trein inmiddels door meerdere politici is onderkend, laat actie
op zich wachten. Verscheidende actiegroepen en belangenorganisaties hebben zich
ingezet om het probleem op te lossen. Het is nu zaak dat de overheid of de rechter zo spoedig
mogelijk handvatten biedt om dit gebrek binnen de toegankelijkheid van het
openbaar vervoer te helen. Dat is, zeker nu de ratificatie van het VN-Gehandicaptenverdrag
eraan zit te komen, van het grootste belang.
[1]
http://www.ns.nl/reisinformatie/reizen-met-een-fu...
[2] Volgens de Nederlandse Vereniging van Urologie kampen maar liefst één
miljoen mensen in Nederland met incontinentieproblemen
[3] Het PILP is een pilot waarmee het Nederlands
Juristen Comité voor de Mensenrechten de
mogelijkheid van strategisch procederen op het gebied van mensenrechten in
Nederland verkent. Zie
http://www.ns.nl/reisinformatie/reizen-met-een-fu...
[4]De Law Clinic is een vak voor derdejaars rechtenstudenten,
die deelnemen aan het Honours College Law.
[5] Voor het dossier, zie:
http://www.ns.nl/reisinformatie/reizen-met-een-fu...
[6] Motie Roemer: Kamerstuk 25 847 nr. 65 en Motie
Bashir: Kamerstuk 32 500 XII nr. 24
[7] Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Kamerstuk 23645, nr. 557
[8] Een concessie is het exclusieve recht aan een vervoerder om voor een
bepaalde periode bepaalde openbaarvervoerdiensten te leveren.
[9] Trb. 2007, nr. 169 en Trb.
2014, nr. 113
[10] Art. 1 lid 1 sub b en
c jo art. 8 lid 1 WGHB/CZ
[11] Art. 21 Verordening
1371/2007