Doorverkoop van toegangskaarten: hoe problematisch is dit 'probleem'?
Wat hebben Adele, Beyoncé, Muse
en Pinkpop met elkaar gemeen? Het zijn grote namen in de
entertainmentindustrie, maar verder lijken ze weinig met elkaar te maken te
hebben. Wie echter heeft geprobeerd om kaartjes voor de concerten of het
festival heeft proberen te bemachtigen, is zeer waarschijnlijk van een koude
kermis thuisgekomen – de kaarten voor al deze concerten en evenementen waren in
een mum van tijd uitverkocht. Duidt dit op een enorme interesse? Ongetwijfeld.
Het beeld van in slaapzak bivakkerende muziekfans die trachten in alle vroegte
concerttickets te bemachtigen is zonder meer bekend, dus in die zin is hier
niets vreemds aan de hand. Dankzij het internet en de hedendaagse technologieën
hoeft men echter geen slaap of comfort meer in te leveren in het
aanschafproces: in theorie is het mogelijk om vanuit je luie stoel die gewilde
tickets de jouwe te maken. Echter, dankzij ditzelfde internet is de doorverkoop
van deze tickets ook veel gemakkelijker geworden. Frappant detail is echter dat
steeds meer kopers vrijwel meteen na de aanschaf van de tickets ‘spijt krijgen
van hun aankoop’: binnen enkele minuten nadat de tickets uitverkocht zijn
geraakt worden er via online platforms voor secundaire kaartverkoop kaarten
aangeboden met beduidend hogere prijzen dan de oorspronkelijke.
Het secondary ticketing-fenomeen
heeft nu dusdanig hevige proporties aangenomen dat het tot Kamervragen heeft
geleid. Wat is er precies aan de hand met dit verschijnsel dat er ook politieke
aandacht aan wordt besteed? Wanneer er veel vraag is naar een concertkaartje,
lijkt het immers niet bijzonder vreemd als de prijs via de secundaire verkoop
hoger is dan de oorspronkelijke vraagprijs. Nu de bedragen voor toegangskaarten
in de duizenden lopen, overweegt men om de vrijemarktwerking (deels) een halt
toe te roepen. Daarnaast is de band tussen de primaire verkoper (Ticketmaster)
en de secundaire verkoper (Seatwave) op zijn minst opmerkelijk te noemen. Ticketmaster,
een van oorsprong Amerikaans bedrijf dat zich richt op de primaire verkoop van
toegangskaarten, geldt voor veel evenementen als het officiële en primaire
verkooppunt. De doorverkoop van deze tickets is al een tijdje het zorgenkindje,
nu vele secundaire verkooppunten (o.a. Marktplaats) in tegenstelling tot
Ticketmaster geen garantie kunnen bieden dat men met het gekochte ticket ook
daadwerkelijk toegang heeft tot het evenement. De operationele onderdelen van
Seatwave, een van de grootste Europese ticketmarktplaatsen, zijn echter eind
2014 door Ticketmaster opgekocht. Hierdoor kan het bedrijf haar klanten zowel
op de primaire als op de secundaire markt van dienst zijn. Daarnaast kan
Seatwave haar klanten wel een echtheidsgarantie bieden. ‘If you can’t beat
them, join them’ is in dezen het adagium van Ticketmaster geweest: de
doorverkoop van de kaarten kan immers niet zomaar worden verboden in een vrije
markt, dus in die zin is het inderdaad een uitkomst dat er een platform voor
secundaire kaartverkoop is waar de echtheidsgarantie een gegeven is.
Waar Kamerleden echter over zijn
gestruikeld, is het ogenschijnlijk oneerlijke verdienmodel van Seatwave. Zo
waren er aan de tickets van €4950,- voor Adele-kaarten reserveringskosten van
maar liefst €1047,- verbonden. Deze hoge kosten gaan deels naar Seatwave, dus
in die zin verdient het Ticketmasterconcern zonder meer aan het feit dat de
tickets via Ticketmaster binnen een tiental minuten uitverkocht waren. Seatwave
heeft naar eigen zeggen echter niets te maken met deze opgedreven prijzen. Een
vast percentage van de vraagprijs gaat inderdaad naar het bedrijf, maar het
vaststellen van deze vraagprijzen gebeurt door de verkoper van de tickets en
niet door henzelf. Hoe hoger de vraagprijs, hoe hoger het bedrag dat aan
Seatwave ten gunste komt. Daarnaast zijn er hardnekkige geruchten dat er
tickets via Ticketmaster direct worden doorgesluisd naar Seatwave,
maar dit is meermalen ontkend.
Hoe jammerlijk ook voor de fans,
er valt weinig te doen aan de hoge vraagprijs op deze platforms. Hoewel het
gevoelsmatig kan lijken een louche praktijk, is er immers op juridisch en
economisch vlak niets aan de hand. Zeker in het geval van schaarste van een
goed wordt de vraagprijs enorm opgedreven door de enorme vraag ernaar. Nu in
casu sprake is van zeer populaire internationale artiesten die weinig optredens
in Nederland verzorgen, is het logisch dat men graag een hogere prijs betaalt
voor een ticket indien hij of zij zich daarmee kan verzekeren van toegang tot
dit gewilde evenement. Het bereikte marktevenwicht zet weliswaar de consument
met een kleinere buidel buiten spel, maar economisch gezien is dat wel de wijze
waarop het spel nu eenmaal gespeeld wordt.
Het ‘iustum pretium’-leerstuk duidt op de
aantastbaarheid van een overeenkomst als de prestaties over en weer niet
evenredig van aard zijn. Met andere woorden, als een bepaald goed voor een te
hoge prijs wordt verkocht, wordt de onderliggende overeenkomst met dit gegeven
aantastbaar.
Dit leerstuk kent zijn weerslag niet in het Nederlandse
privaatrecht, met als reden dat de wetgever zich in deze vrijemarkteconomie in
beginsel niet buigt over de prijsstelling van goederen. Slechts
in het geval van wilsgebreken grijpt de wetgever in. Maar zolang er ergens een
goedgeïnformeerde koper rondloopt die duizenden euro’s wil neertellen voor concertkaartjes,
is het logisch dat (opportunistische) verkopers de kaartjes voor monsterlijke
bedragen neertellen. En zolang deze transacties via Seatwave worden gesloten,
kan Seatwave een bepaald percentage ervan in eigen zak steken. Met deze hoge
prijzen wordt de toegang tot muziek- en sportevenementen die te maken hebben
met deze doorverkoop logischerwijs voorbehouden aan een bevolkingsgroep die
zich deze prijzen kan veroorloven.
Zou hier binnenkort verandering
in kunnen komen? De Tweede Kamer heeft in 2010 een wetsvoorstel goedgekeurd waarin
de invoering van artikel 7:4a BW centraal staat, dat ziet op de doorverkoop van
toegangskaarten. Na een aantal jaar bij de Eerste Kamer te hebben gelegen, zal er
waarschijnlijk in februari 2016 over dit
wetsvoorstel worden beslist. Dit
artikel stelt een maximale prijs van 120% vast waar de secundaire doorverkopers
zich aan dienen te houden bij het bepalen van de prijs waarvoor zij hun tickets
te koop aanbieden. Deze cap van 20%
wordt overigens reeds gebruikt door Ticketswap, het welbekende ticketplatform.
Eind 2015 heeft er echter een deskundigengesprek plaatsgevonden, waar het
wetsvoorstel danig bekritiseerd is. Zo wordt er met de invoering van de vaste
prijsstelling die het wetsvoorstel met zich brengt op impliciete wijze de iustum pretium-leer alsnog toegepast, waar volgens de
heersende opvattingen in het Nederlandse rechtstelsel geen plaats voor is. Daarnaast
wijst professor Van Boom, hoogleraar burgerlijk recht aan de Leidse
rechtenfaculteit, erop dat het juist van een goed functionerende markt getuigt
als een schaars goed bij de hoogste bieder terecht komt. ‘Van een veiling
zeggen we ook niet dat deze immoreel is als de hoogste bieder wint.’[1] Andere
argumenten die hij aandraagt zien tevens op enkele praktische zaken. Indien de
wetgever een prijs van meer dan 120% van de oorspronkelijke verkoopprijs
verbiedt, zou dat betekenen dat de ‘gedupeerde’ consument achteraf naar de
rechter zou moeten stappen. Dit impliceert dat de consument eerst überhaupt
geld moet hebben gehad om het peperdure kaartje aan te schaffen, waardoor de
minderbedeelde consument bij voorbaat al de boot mist. Daarnaast is de schade
in de meeste gevallen erg laag om daarvoor een dure civiele procedure aan te
spannen. Een collectieve-restitutieactie zou soelaas bieden, maar deze actie
zou ook zonder genoemd wetsvoorstel kunnen worden ingesteld.
Saillant detail is echter dat
Ticketmaster in haar algemene voorwaarden heeft aangegeven dat het zonder
schriftelijke toestemming niet is toegestaan om het toegangsbewijs te verkopen
aan derden of op enige andere wijze op commerciële wijze direct of indirect aan
derden te verstrekken. Hoewel Seatmaster en Ticketmaster binnen de Live
Nation-groep zijn te kwalificeren als afzonderlijke entiteiten die elk hun
eigen algemene voorwaarden kunnen opstellen, is het op zijn minst merkwaardig
te noemen dat Seatwave juist een faciliterende rol speelt in datgene dat
Ticketmaster in haar algemene voorwaarden tracht te voorkomen. Naar aanleiding
van de Kamervragen is aangegeven dat het aan de rechter is om de beoordelen of
het hanteren van bepaalde voorwaarden door dochtermaatschappijen al dan niet
rechtmatig is, maar op moment van schrijven is er geen duidelijkheid of er een
gerechtelijke procedure in gang is gezet. Daarnaast is de veranderde positie
van MOJO ten opzichte van het wetsvoorstel ook merkwaardig te noemen. MOJO, de
grootste festival- en concertorganisator van Nederland, heeft in 2010 gelobbyd
voor het wetsvoorstel maar lijkt de strijd tegen de dure handel in tweedehandskaarten
nu te hebben opgegeven. Vreemd?
Als je je bedenkt dat MOJO ook onderdeel uitmaakt van de Live Nation-groep,
waar Ticketmaster en Seatwave ook onder vallen, is het vrij logisch dat MOJO
zich niet meer zo fel uitspreekt tegen de praktijk waar Seatwave zich mee bezig
houdt.
Minister Kamp heeft eerder dit
jaar aangegeven om dergelijke praktijken onder de aandacht van de ACM te
brengen, die op haar beurt kan toetsen of er sprake is (on)eerlijke handel. Op
het eerste gezicht lijkt er vrij weinig aan de hand te zijn en lijkt de
vrijemarktwerking haar rol te hebben vervuld. De ACM doet echter geen uitspraak
over eventueel lopende onderzoeken, dus voor nu is het enige wat geconcludeerd
mag worden dat de zaken niet geheel koosjer lijken. Hoe vreemd de situatie ook daadwerkelijk
mag zijn: het wetsvoorstel zal zeer waarschijnlijk geen oplossing bieden. Het
grootste bezwaar in deze kwestie lijkt zich tot nu toe te focussen op het feit
dat sommige minderbedeelde fans bij voorbaat [2] worden
uitgesloten van de mogelijkheid om entertainmentevenementen (hetzij concerten,
hetzij voetbalwedstrijden) bij te wonen. Een oplossing zou kunnen liggen in de
verkoop op naam en het contractueel vastleggen van de onoverdraagbaarheid van
de kaarten. Beide opties, die mogelijk zijn zonder de eventuele invoering van
het wetsvoorstel, leiden tot situaties waarin handhaving ervan nagenoeg
onmogelijk lijkt: hoe zou je dat immers moeten aanpakken wanneer er sprake is
van bezoekersaantallen die in de tienduizenden lopen? Mocht dit met alle
technologische ontwikkelingen in de toekomst echter wel een optie zijn, zou dat
overigens betekenen dat er tegemoet worden gekomen aan de wens van steeds meer
artiesten. Omdat niet geheel duidelijk wat het precieze probleem is, lijkt het
vrijwel onmogelijk om hier een adequaat antwoord op te hebben. Daarmee is het
wetsvoorstel nu al een tandeloze leeuw geworden.
[1] Wetsvoorstel doorverkoop
toegangskaarten, nuttig en nodig? p. 5
[2] Uiteraard los van de
relatief kleine kans dat sommigen wél kaartjes in de primaire verkoop hebben
kunnen bemachtigen.