Doorverkoop van toegangskaarten: hoe problematisch is dit 'probleem'?

Geschreven door Fatima Jarmohamed op 01-03-2016

Doorverkoop van toegangskaarten: hoe problematisch is dit 'probleem'? 


Wat hebben Adele, Beyoncé, Muse en Pinkpop met elkaar gemeen? Het zijn grote namen in de entertainmentindustrie, maar verder lijken ze weinig met elkaar te maken te hebben. Wie echter heeft geprobeerd om kaartjes voor de concerten of het festival heeft proberen te bemachtigen, is zeer waarschijnlijk van een koude kermis thuisgekomen – de kaarten voor al deze concerten en evenementen waren in een mum van tijd uitverkocht. Duidt dit op een enorme interesse? Ongetwijfeld. Het beeld van in slaapzak bivakkerende muziekfans die trachten in alle vroegte concerttickets te bemachtigen is zonder meer bekend, dus in die zin is hier niets vreemds aan de hand. Dankzij het internet en de hedendaagse technologieën hoeft men echter geen slaap of comfort meer in te leveren in het aanschafproces: in theorie is het mogelijk om vanuit je luie stoel die gewilde tickets de jouwe te maken. Echter, dankzij ditzelfde internet is de doorverkoop van deze tickets ook veel gemakkelijker geworden. Frappant detail is echter dat steeds meer kopers vrijwel meteen na de aanschaf van de tickets ‘spijt krijgen van hun aankoop’: binnen enkele minuten nadat de tickets uitverkocht zijn geraakt worden er via online platforms voor secundaire kaartverkoop kaarten aangeboden met beduidend hogere prijzen dan de oorspronkelijke.  

Het secondary ticketing-fenomeen heeft nu dusdanig hevige proporties aangenomen dat het tot Kamervragen heeft geleid. Wat is er precies aan de hand met dit verschijnsel dat er ook politieke aandacht aan wordt besteed? Wanneer er veel vraag is naar een concertkaartje, lijkt het immers niet bijzonder vreemd als de prijs via de secundaire verkoop hoger is dan de oorspronkelijke vraagprijs. Nu de bedragen voor toegangskaarten in de duizenden lopen, overweegt men om de vrijemarktwerking (deels) een halt toe te roepen. Daarnaast is de band tussen de primaire verkoper (Ticketmaster) en de secundaire verkoper (Seatwave) op zijn minst opmerkelijk te noemen. Ticketmaster, een van oorsprong Amerikaans bedrijf dat zich richt op de primaire verkoop van toegangskaarten, geldt voor veel evenementen als het officiële en primaire verkooppunt. De doorverkoop van deze tickets is al een tijdje het zorgenkindje, nu vele secundaire verkooppunten (o.a. Marktplaats) in tegenstelling tot Ticketmaster geen garantie kunnen bieden dat men met het gekochte ticket ook daadwerkelijk toegang heeft tot het evenement. De operationele onderdelen van Seatwave, een van de grootste Europese ticketmarktplaatsen, zijn echter eind 2014 door Ticketmaster opgekocht. Hierdoor kan het bedrijf haar klanten zowel op de primaire als op de secundaire markt van dienst zijn. Daarnaast kan Seatwave haar klanten wel een echtheidsgarantie bieden. ‘If you can’t beat them, join them’ is in dezen het adagium van Ticketmaster geweest: de doorverkoop van de kaarten kan immers niet zomaar worden verboden in een vrije markt, dus in die zin is het inderdaad een uitkomst dat er een platform voor secundaire kaartverkoop is waar de echtheidsgarantie een gegeven is.  

Waar Kamerleden echter over zijn gestruikeld, is het ogenschijnlijk oneerlijke verdienmodel van Seatwave. Zo waren er aan de tickets van €4950,- voor Adele-kaarten reserveringskosten van maar liefst €1047,- verbonden. Deze hoge kosten gaan deels naar Seatwave, dus in die zin verdient het Ticketmasterconcern zonder meer aan het feit dat de tickets via Ticketmaster binnen een tiental minuten uitverkocht waren. Seatwave heeft naar eigen zeggen echter niets te maken met deze opgedreven prijzen. Een vast percentage van de vraagprijs gaat inderdaad naar het bedrijf, maar het vaststellen van deze vraagprijzen gebeurt door de verkoper van de tickets en niet door henzelf. Hoe hoger de vraagprijs, hoe hoger het bedrag dat aan Seatwave ten gunste komt. Daarnaast zijn er hardnekkige geruchten dat er tickets via Ticketmaster direct worden doorgesluisd naar Seatwave, maar dit is meermalen ontkend

Hoe jammerlijk ook voor de fans, er valt weinig te doen aan de hoge vraagprijs op deze platforms. Hoewel het gevoelsmatig kan lijken een louche praktijk, is er immers op juridisch en economisch vlak niets aan de hand. Zeker in het geval van schaarste van een goed wordt de vraagprijs enorm opgedreven door de enorme vraag ernaar. Nu in casu sprake is van zeer populaire internationale artiesten die weinig optredens in Nederland verzorgen, is het logisch dat men graag een hogere prijs betaalt voor een ticket indien hij of zij zich daarmee kan verzekeren van toegang tot dit gewilde evenement. Het bereikte marktevenwicht zet weliswaar de consument met een kleinere buidel buiten spel, maar economisch gezien is dat wel de wijze waarop het spel nu eenmaal gespeeld wordt.  

Het ‘iustum pretium’-leerstuk duidt op de aantastbaarheid van een overeenkomst als de prestaties over en weer niet evenredig van aard zijn. Met andere woorden, als een bepaald goed voor een te hoge prijs wordt verkocht, wordt de onderliggende overeenkomst met dit gegeven aantastbaar. Dit leerstuk kent zijn weerslag niet in het Nederlandse privaatrecht, met als reden dat de wetgever zich in deze vrijemarkteconomie in beginsel niet buigt over de prijsstelling van goederen. Slechts in het geval van wilsgebreken grijpt de wetgever in. Maar zolang er ergens een goedgeïnformeerde koper rondloopt die duizenden euro’s wil neertellen voor concertkaartjes, is het logisch dat (opportunistische) verkopers de kaartjes voor monsterlijke bedragen neertellen. En zolang deze transacties via Seatwave worden gesloten, kan Seatwave een bepaald percentage ervan in eigen zak steken. Met deze hoge prijzen wordt de toegang tot muziek- en sportevenementen die te maken hebben met deze doorverkoop logischerwijs voorbehouden aan een bevolkingsgroep die zich deze prijzen kan veroorloven.  

Zou hier binnenkort verandering in kunnen komen? De Tweede Kamer heeft in 2010 een wetsvoorstel goedgekeurd waarin de invoering van artikel 7:4a BW centraal staat, dat ziet op de doorverkoop van toegangskaarten. Na een aantal jaar bij de Eerste Kamer te hebben gelegen, zal er waarschijnlijk in februari 2016 over dit wetsvoorstel worden beslist. Dit artikel stelt een maximale prijs van 120% vast waar de secundaire doorverkopers zich aan dienen te houden bij het bepalen van de prijs waarvoor zij hun tickets te koop aanbieden. Deze cap van 20% wordt overigens reeds gebruikt door Ticketswap, het welbekende ticketplatform. Eind 2015 heeft er echter een deskundigengesprek plaatsgevonden, waar het wetsvoorstel danig bekritiseerd is. Zo wordt er met de invoering van de vaste prijsstelling die het wetsvoorstel met zich brengt op impliciete wijze de iustum pretium­­-leer alsnog toegepast, waar volgens de heersende opvattingen in het Nederlandse rechtstelsel geen plaats voor is. Daarnaast wijst professor Van Boom, hoogleraar burgerlijk recht aan de Leidse rechtenfaculteit, erop dat het juist van een goed functionerende markt getuigt als een schaars goed bij de hoogste bieder terecht komt. ‘Van een veiling zeggen we ook niet dat deze immoreel is als de hoogste bieder wint.’[1] Andere argumenten die hij aandraagt zien tevens op enkele praktische zaken. Indien de wetgever een prijs van meer dan 120% van de oorspronkelijke verkoopprijs verbiedt, zou dat betekenen dat de ‘gedupeerde’ consument achteraf naar de rechter zou moeten stappen. Dit impliceert dat de consument eerst überhaupt geld moet hebben gehad om het peperdure kaartje aan te schaffen, waardoor de minderbedeelde consument bij voorbaat al de boot mist. Daarnaast is de schade in de meeste gevallen erg laag om daarvoor een dure civiele procedure aan te spannen. Een collectieve-restitutieactie zou soelaas bieden, maar deze actie zou ook zonder genoemd wetsvoorstel kunnen worden ingesteld.  

Saillant detail is echter dat Ticketmaster in haar algemene voorwaarden heeft aangegeven dat het zonder schriftelijke toestemming niet is toegestaan om het toegangsbewijs te verkopen aan derden of op enige andere wijze op commerciële wijze direct of indirect aan derden te verstrekken. Hoewel Seatmaster en Ticketmaster binnen de Live Nation-groep zijn te kwalificeren als afzonderlijke entiteiten die elk hun eigen algemene voorwaarden kunnen opstellen, is het op zijn minst merkwaardig te noemen dat Seatwave juist een faciliterende rol speelt in datgene dat Ticketmaster in haar algemene voorwaarden tracht te voorkomen. Naar aanleiding van de Kamervragen is aangegeven dat het aan de rechter is om de beoordelen of het hanteren van bepaalde voorwaarden door dochtermaatschappijen al dan niet rechtmatig is, maar op moment van schrijven is er geen duidelijkheid of er een gerechtelijke procedure in gang is gezet. Daarnaast is de veranderde positie van MOJO ten opzichte van het wetsvoorstel ook merkwaardig te noemen. MOJO, de grootste festival- en concertorganisator van Nederland, heeft in 2010 gelobbyd voor het wetsvoorstel maar lijkt de strijd tegen de dure handel in tweedehandskaarten nu te hebben opgegeven. Vreemd? Als je je bedenkt dat MOJO ook onderdeel uitmaakt van de Live Nation-groep, waar Ticketmaster en Seatwave ook onder vallen, is het vrij logisch dat MOJO zich niet meer zo fel uitspreekt tegen de praktijk waar Seatwave zich mee bezig houdt.  

Minister Kamp heeft eerder dit jaar aangegeven om dergelijke praktijken onder de aandacht van de ACM te brengen, die op haar beurt kan toetsen of er sprake is (on)eerlijke handel. Op het eerste gezicht lijkt er vrij weinig aan de hand te zijn en lijkt de vrijemarktwerking haar rol te hebben vervuld. De ACM doet echter geen uitspraak over eventueel lopende onderzoeken, dus voor nu is het enige wat geconcludeerd mag worden dat de zaken niet geheel koosjer lijken. Hoe vreemd de situatie ook daadwerkelijk mag zijn: het wetsvoorstel zal zeer waarschijnlijk geen oplossing bieden. Het grootste bezwaar in deze kwestie lijkt zich tot nu toe te focussen op het feit dat sommige minderbedeelde fans bij voorbaat [2] worden uitgesloten van de mogelijkheid om entertainmentevenementen (hetzij concerten, hetzij voetbalwedstrijden) bij te wonen. Een oplossing zou kunnen liggen in de verkoop op naam en het contractueel vastleggen van de onoverdraagbaarheid van de kaarten. Beide opties, die mogelijk zijn zonder de eventuele invoering van het wetsvoorstel, leiden tot situaties waarin handhaving ervan nagenoeg onmogelijk lijkt: hoe zou je dat immers moeten aanpakken wanneer er sprake is van bezoekersaantallen die in de tienduizenden lopen? Mocht dit met alle technologische ontwikkelingen in de toekomst echter wel een optie zijn, zou dat overigens betekenen dat er tegemoet worden gekomen aan de wens van steeds meer artiesten. Omdat niet geheel duidelijk wat het precieze probleem is, lijkt het vrijwel onmogelijk om hier een adequaat antwoord op te hebben. Daarmee is het wetsvoorstel nu al een tandeloze leeuw geworden.             

[1] Wetsvoorstel doorverkoop toegangskaarten, nuttig en nodig? p. 5
[2] Uiteraard los van de relatief kleine kans dat sommigen wél kaartjes in de primaire verkoop hebben kunnen bemachtigen.

Terug naar nieuwsoverzicht