Reinout Vriesendorp is sinds 1 januari 2015 hoogleraar Insolventierecht aan de Universiteit Leiden, waarmee hij in de
voetsporen treedt van professor Wessels. Hiervoor heeft hij meer dan 23 jaar
het hoogleraarschap Insolventierecht aan de Tilburg University gevoerd.
U hebt na uw rechtenstudie in Groningen
als wetenschappelijk medewerker Romeinsrechtelijk promotieonderzoek gedaan bij
professor Lokin. Hoe bent u uiteindelijk terecht gekomen in het
insolventierecht?
De
focus van mijn promotieonderzoek lag vooral op het eigendomsvoorbehoud, die met
de komst van het nieuwe BW in het begin van de jaren ’90 weer terug naar de Romeinsrechtelijke
variant ging. Na mijn promotie ben ik aan de slag gegaan bij (toen nog) De
Brauw Helbach, waar ik gezien mijn promotieonderwerp op kantoor wel de
vraagbaak als het om eigendomsvoorbehoud ging, dus ik draaide veel mee bij
financiering en zekerheden. Zo heb ik ook gewerkt aan de zaak die jullie nu
kennen als het Kuikenbroederij-arrest. Een didactisch hele leuke en tekenende
casus voor het insolventierecht, want het legt eigenlijk precies bloot waar het
om draait. Als die paar honderdduizend kuikentjes twee uur geen voer hebben,
gaan ze dood. Dus de hectiek bij die curatoren was natuurlijk vrij groot. Ook
de bank verkeerde in grote onzekerheid; als die kuikentjes onverhoopt doodgaan
is hun onderpand immers weg. Het laat ziet welke abstracte dogmatische vragen men
moet beantwoorden. Maar stilzitten
en rustig nadenken over een vraag is simpelweg geen optie, het
faillissementsrecht vereist meteen actie.
Het
insolventierecht lijkt twee verschillende karakters te hebben. Aan de ene kant
lijkt het hard en zakelijk van aard te zijn, maar de menselijke kant ervan moet
niet worden onderschat. Hoe kijkt u tegen deze balans aan?
Op
het niveau van de aandeelhouder en de financier, denk aan de V&D en Sun
Capital, is het gewoon een zakelijk en rechttoe-rechtaan verhaal. Maar de
wereld van een werknemer op zekere leeftijd, die in deze tijden wellicht niet
zo makkelijk aan een andere baan komt, staat bij een dergelijk zakelijk verhaal
echt op z’n kop.
Studenten
die een faillissementszitting hebben bijgewoond zeggen vrijwel altijd dat hen
twee dingen opvalt: de zitting is bijzonder snel afgelopen en het lijkt alsof
de gefailleerde opgelucht wegloopt. Het gehele insolventietraject gaat je immers
niet in de koude kleren zitten – schuldeisers die je achter je aan hebt zitten,
een voortdurende onzekerheid en ga zo maar door: een faillissement hakt die zeurende
knoop door. Een dag later is de situatie uiteraard minder rooskleurig, maar op
de dag zelf lijkt men oprecht blij te zijn met zo’n uitspraak. Het is goed als
studenten zich dit beseffen. Over het algemeen zijn studenten redelijk
beschermd. Ze komen vrij weinig in aanraking met faillissementen of faillerende
partijen en dan vallen de schellen hen soms van de ogen. Rechten is voor mij
een maatschappelijk vak. Daarom vind ik ook dat iedereen die aan een
universiteit werkt, ook in de praktijk zou moeten werken. De techniek van het
recht is van groot belang, maar uiteindelijk komt het neer op maatschappelijke
beslissingen.
Kunt u dit nader toelichten?
Louis
Deterink, curator van o.a. DAF, zei ooit dat hij wellicht het grootste aantal
mensen in Nederland heeft ontslagen. Het doet wel wat met je als er met een
paar flinke faillissementen tienduizenden werknemers op straat komen te staan. Maar
hij zei ook dat hij zou stoppen met het werk als het hem niets meer zou doen –
je moet zakelijk blijven, maar als je het punt bereikt waarop je totaal geen
compassie meer hebt, is het genoeg geweest. Een andere zaak waar dat breekpunt
goed naar voren komt is Ontvanger/Hamm
q.q. Het ging hier om een betaling die onbedoeld was verricht. Volgens
de letter van de wet (art. 23 Fw) zou die betaling onder het beheer van de curator
komen te vallen, omdat de ontvangende partij kort daarna failliet ging. De
kantonrechter vond het echter te ver gaan om een betaling die nooit opzettelijk
geweest was te scharen onder die failliete boedel en ook de Hoge Raad ging
uiteindelijk hierin mee. Wat mij betreft is dit een goed voorbeeld van de stelling dat het recht
geen exacte wetenschap of iets dergelijks is. Puur juridisch gezien
rommelt de onderbouwing die de Hoge Raad in het rrest aanvoert aan alle
kanten, want eigenlijk is elke cent die zich in de boedel bevindt op moment van
faillissement onderdeel van die failliete boedel. Maar de Hoge Raad geeft hier
dus blijk van een flexibele omgang met deze onverbiddelijkheid van de wet.
Zou je kunnen stellen dat het insolventierecht heeft kunnen opbloeien
in de nasleep van de kredietcrisis? Betekent dit dan ook dat er minder te doen
zal zijn zodra de economie weer opkrabbelt?
Je
zou zeker kunnen zeggen dat het insolventierecht in de nasleep van de
kredietcrisis heeft kunnen floreren. Aan de andere kant gaat de insolventierechtadvocaat
anticyclisch mee in de conjunctuur, dat zit in de aard van het beestje. Vanuit
mijn praktijk bezien maakt het niet veel uit of er sprake is van een
kredietcrisis of niet. Op dit moment adviseren we voor later, wanneer het weer
moeilijk wordt. Het dak wordt immers gerepareerd als de zon schijnt. Dat is
overigens niet zo simpel als het klinkt. Van 2003 tot 2009 heb ik in de
commissie-Kortmann aan het Voorontwerp Insolventiewet gewerkt en dat
voorontwerp is destijds door de minister terug in het archief gelegd. Nu ligt
het Herijkingsprogramma Insolventiewet op tafel, dus hoewel het traag loopt zit
er wel schot in de zaak. Maar toch is er wel tijd verspild. Neem bijvoorbeeld
de pre-packconstructie. In de aanloop naar een eventueel faillissement kan de
verkoop van levensvatbare onderdelen achter de schermen worden voorbereid,
voordat het faillissement wordt uitgesproken en de hel losbreekt en men dus
weinig tot geen tijd heeft om de procedures zo zorgvuldig mogelijk te
doorlopen. Deze constructie kent echter nog geen wettelijke basis, dit valt
onder het nog niet ingevoerde herijkingsprogramma. De pre-packconstructie in
het faillissement van bijvoorbeeld Heiploeg en Estro, een garnalenverwerker
respectievelijk een kinderdagverblijf, was
aldus een noodoplossing. Als we eerder hadden kunnen optreden, zouden we daar
nu de vruchten van hebben kunnen plukken.
In november vond het Jonge Balie-congres
plaats dat zich toespitste op de ‘T-shaped lawyer’: de advocaat die diepgaande
juridische kennis combineert met meer algemene kennis en vaardigheden. Herkent
u de behoefte aan deze nieuwe advocaat in de praktijk?
Een
‘T-shaped lawyer’ is een advocaat die in de diepte heel goed is, maar ook erg
brede kennis heeft. Je moet geleerd hebben de diepte in te gaan, maar het is
ook belangrijk dat je breed opgeleid bent. In Tilburg is het verplicht dat je
in de master een verdiepend privaatrechtelijk vak, een verdiepend
bestuursrechtelijk vak en een verdiepend strafrechtelijk vak volgt, ongeacht je
master. Je ziet vrij vaak dat studenten zich snel willen specialiseren en als
ik dan vraag waarom men dat zo graag wil is het antwoord doorgaans dat ze
willen laten zien dat ze goed zijn en echt wat in huis hebben. Daar kan ik me
zeker iets bij voorstellen, maar
als je rond de 23 bent en even stil staat bij het feit dat je tot je 67e
gaat werken hoef je je niet nu al bijna blind te focussen op een bepaald
rechtsgebied. Het specialiseren komt wel. Daarnaast hoef je je minder te
specialiseren dan je wellicht denkt. Een goed jurist moet in elk geval weten
hoe hij de diepte in moet gaan en hoe hij zich de stof eigen moet maken. Ik heb
twee jaar voor De Brauw in New York gewerkt waar ik me met financieringsrecht
heb bezig gehouden. Bij terugkomst heb ik echter op de IE-praktijk gezeten – in
de praktijk leer je zo ongelooflijk snel zo ongelooflijk veel. Ik zou zelf
nooit hebben gedacht dat ik op die praktijk terecht zou komen, maar achteraf
gezien ben ik blij dat ik dat rechtsgebied niet op voorhand had afgeschreven.
Onbekend maakt immers onbekend en daar moet je voor blijven waken.
Heeft
u bepaalde eigenschappen die mensen op het eerste gezicht niet bij u zouden
verwachten?
Ik
ben een echt gezinsmens. Zelf heb ik vijf kinderen en met mijn vrouw samen heb
ik er negen. Zij maken een heel belangrijk deel uit van mijn leven. Zij hebben
de les die ik ze heb meegegeven ter harte genomen. Ze zijn allemaal naar het
buitenland geweest en die ervaringen, die zo kostbaar zijn, neemt niemand hen
meer af. Ik druk het mijn studenten altijd op het hart om een periode in het
buitenland te studeren. Een veelgehoorde reden om het niet te doen is dan omdat
ze in Nederland hun vriendje of vriendinnetje hebben. Maar als je relatie niet
sterk genoeg is om het zes maanden zonder elkaar te kunnen uithouden, kun je
dat maar beter meteen weten. Als het goed zit, zit het goed, ook na zes maanden
van elkaar weg te zijn geweest. Je moet het gewoon doen. Ik denk dat het erg belangrijk is om open
te staan voor andere culturen en gedachten. Het is makkelijk een hokje om je
veilige wereld te zetten, maar je moet op kunnen staan voor anderen als je
daadwerkelijk wilt samenleven. Alleen maar vakken op de universiteit en in de
bieb zitten levert je niet op wat je nodig hebt om als persoon te kunnen
groeien. Ik vind het leuk om met jonge mensen te werken omdat ze iets bruisend
hebben. Wat mij voornamelijk voldoening geeft, is het zien groeien van mensen.
Je kunt dat proces vergelijken met mais. Een maiskorrel plant je in maart/april
in de grond en in september/oktober is diezelfde maiskorrel uitgegroeid tot
twee meter hoog. Datzelfde maak je mee met studenten. Jonge mensen hebben een
enorme potentie om zich te ontwikkelen. Die potentie zit in de persoon, het
maakt daarvoor niet zo veel uit wat je precies gestudeerd hebt.
Hoe prikkelt u deze potentie?
Juristen
worden toch een beetje opgeleid om een leidende rol in de maatschappij te
vervullen. Overigens is leiderschap iets aparts, want je moet uiteraard eerst
jezelf goed kunnen leiden alvorens je anderen gaat kunnen leiden. Maar het
kunnen bepalen van een koers als je weinig aanwijzingen hebt en het betreden
van de niet-gebaande paden vergt veel lef. Wat dat betreft zie ik ook wel wat
problemen in ons onderwijssysteem, want een student moet niet blijven
vertrouwen op docenten om hen te vertellen hoe ze iets moeten aanpakken. In het
eerste jaar moet je de studenten uiteraard meer houvast en begeleiding bieden,
maar die zijwieltjes moeten er op gegeven moment ook af. Studenten zijn
verantwoordelijk voor hun eigen opleiding in de zin van dat ze de stof en de
studie zich eigen moeten maken. Deze onafhankelijkheid is inherent aan het
recht an sich, het is geen een-op-een-wetenschap waarin alles vastligt. Er is
ruimte voor een eigen inbreng en een eigen mening en dat is ook de reden dat ik
in Tilburg altijd mondelinge tentamens heb afgenomen in plaats van
schriftelijke. De student moet in staat zijn een gesprek te voeren over de stof
in plaats van het slechts te reproduceren.
Op welke manier hebt u invulling
proberen te geven aan deze zienswijze?
Ik
ben altijd betrokken geweest bij de faculteit. Je hebt mensen die meer
affiniteit hebben met onderwijs, terwijl anderen zich liever bezighouden met
onderzoek. Ik ben meer een type van het onderwijs. Ook probeer ik mijn motto (BEDE)
zo goed mogelijk in de praktijk te brengen. Het staat voor betrokkenheid,
enthousiasme, dienstverlening en efficiëntie. Naar mijn mening zouden deze
doelstellingen voor elke faculteit moeten gelden. Ook ben ik redelijk flexibel,
wat gelijk mijn valkuil is omdat mensen mij vaag vinden. Flexibiliteit zorgt
voor ruimte, maar ook vaak genoeg voor een bepaalde onzekerheid.
Ik
ben van mening dat studenten de structuur die ze van mij verlangen zelf moeten
aanbrengen. Dat brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich. Studenten
vinden het lastig de leiding te nemen. Overigens, leiderschap is iets aparts. Je
moet eerst jezelf kunnen leiden Studenten moeten durven dingen te doen, het lef
hebben om beslissingen te nemen. In Tilburg hebben we een Honours-programma
opgezet dat gericht is op de maatschappij. Zij moesten werken aan een project
dat ze zelf op mochten zetten. Studenten vonden het bijzonder lastig dat
niemand tegen ze zei wat precies wat ze verwacht werd. Echter, in de echte
wereld vertelt ook niemand je hoe je iets moet aanpakken. Dus ja, je moet
beslissingen maken en knopen doorhakken met eventueel de kans dat je op je neus
gaat. Ook dat hoort erbij. Achteraf gezien vonden de studenten de ruimte die ze
hadden gekregen wel fijn. Drie studenten van verschillende richtingen,
marketing, communicatie en econometrie, hebben in dit kader een kookboek voor
demente mensen ontwikkeld. Uiteindelijk is het boek verschenen bij Kosmos
Uitgevers. Je moet het gewoon durven! Studenten zijn doorgaans redelijk naïef,
in de neutrale zin van het woord. Als student kijk je nog zo open naar de
wereld, ontplooi jezelf zoveel mogelijk in die levensfase.