Janneke Vink (30) promoveerde vorig jaar in Leiden op dierenrechten (promotor: prof. mr. P.B. Cliteur). Dit jaar bracht zij
een boek uit, onder dezelfde titel als haar proefschrift: The Open Society
and Its Animals. De aanleiding tot het onderzoek was niet activisme of
moralisme, maar verwondering over het gebrek aan erkenning voor dierlijke
intelligentie. Mensenrechten funderen op menselijke waardigheid, terwijl de
waardigheid van intelligente dieren niet als self evident wordt gezien.
Het is uiteindelijk een 375 pagina’s tellend boek geworden waarin uiteengezet
wordt waarom het verband tussen de huidige democratische rechtsstaat en de checks
and balances niet meer in verhouding is tot dierenrechten.
De in Leiden afgestudeerde en momenteel aan
de Open Universiteit werkzame rechtsfilosofe stond aanvankelijk sceptisch
tegenover dierengrondrechten. Ze vond het zelfs een bizar idee. Haar
rechtstatelijke belangstelling deed haar verder kijken dan standaardbezwaren
zoals dieren kunnen geen rechten afdwingen, en het argument dat verschillen
tussen mensen en dieren groot en relevant zijn. Vink vraagt zich af wat wij aan
de dieren verschuldigd zijn vanuit de principes van de democratische
rechtsstaat. En hoe we die verschuldigde democratische en rechtsstatelijke
consideratie op een manier kunnen institutionaliseren die niet zo absurd is als
dierenrechten. Dat was de oorspronkelijke insteek. Maar die is gedurende de
jaren gewijzigd.
Zij realiseerde zich dat het hele systeem van
checks and balances van de democratie die zichzelf in stand moet houden,
uitgaat van een mensbeeld dat ook voor mensen niet meer adequaat is. Ze gaan
uit van de voor zichzelf opkomende, spraakzame, assertieve mens, terwijl we nu
weten dat er een heleboel mensen zijn die dat niet kunnen, zoals kinderen,
dementerenden en wilsonbekwame mensen met bepaalde psychische stoornissen. Het
gaat uit van een bombastisch mensbeeld dat in de Verlichting zeer populair was,
maar niet realistisch is. Zodoende kwam Vink uit bij rechten. Dat instituut is
het laatste redmiddel voor individuen die buiten de boot vallen in de
democratie.
De dieren waar het in deze context over gaat
zijn sentiëntele dieren. Dieren met een gevoel, een eigen waarneming, een dier
dat zijn eigen leven kan ervaren. Dit is volgens Vink theoretisch gezien het
meest relevante concept. Welke diersoorten daar concreet onder vallen, is een
vraag die biologen het beste kunnen beantwoorden. Over het algemeen weten we
vanuit de wetenschap die nu bekend is dat met name zoogdieren hieronder vallen.
Maar er zijn wel veel wetenschappers die stellen dat ook inktvissen
bijvoorbeeld een hele belevingswereld hebben en ook intelligentie hebben waar
we tot voor kort niet veel vanaf wisten.
Artikel 3:2a lid 1 BW stelt: dieren zijn geen
zaken. Het artikel lijkt te suggereren dat dierenrechten wel degelijk zijn
opgenomen in de wet. Wat is volgens u de betekenis van dit artikel voor de
erkenning van dierlijke intelligentie?
Je zou kunnen zeggen dat het artikel in
beginsel dierlijk sentiëntisme erkent. Er is gepoogd recht te doen aan het
breed gedragen en “natuurlijk rechtsgevoel” dat dieren meer zijn dan slechts
zaken, dat zij kortom wel degelijk anders zijn dan een tafel of stoel. Die
eigen aard van het dier zou ook moeten leiden tot een bijzondere behandeling.
Dat staat in de wetsgeschiedenis van het artikel. Op basis van de intrinsieke
waarde (die in de Wet Dieren erkend wordt) is er een verschil tussen dieren en
andere rechtsobjecten gemaakt. De betekenis die de wetgever aan deze
intrinsieke waarde heeft willen geven, wordt in de wetsgeschiedenis zo
uitgelegd dat bij politieke beslissingen die gevolgen hebben voor dieren,
expliciet aandacht moet worden besteed aan de belangen van de dieren. Zelfs
moeten we er dan naar streven de fysieke en ethologische impact zoveel mogelijk
te beperken. Maar dit neemt niet weg dat in het Burgerlijk Wetboek de regels
die voor tafels en stoelen gelden, ook voor dieren gelden. Dat staat namelijk
in lid 2 van hetzelfde artikel. Het artikel in het BW is dus niet per definitie
een spectaculair artikel, het hangt er wel vanaf hoe er in de praktijk
invulling aan gegeven wordt. Hiervoor is jurisprudentieonderzoek nodig.
Dierenrecht is internationaal een gevestigd rechtsgebied, maar in Nederland
wordt er nog weinig onderzoek naar gedaan. Duitsland heeft dierenwelzijn
bijvoorbeeld wel al in de Grondwet opgenomen.
Hoe werkt dat dan in Duitsland?
Daar hebben ze een toevoeging bij een
bepaling gestopt die gaat over de bescherming van een natuurlijke leefomgeving.
Ze hebben er simpelweg ‘und die Tiere’ achter geplakt. Wat zo’n bepaling
karakteriseert is dat de staat erkent dat vanuit de staat een
verantwoordelijkheid is voor de levens en welzijn van dieren. Zaken over
dierenwelzijnsnormen zijn sindsdien anders behandeld. Eerst werden zaken
hierover snel van tafel geveegd omdat in de Grondwet alleen mensenrechten
stonden. Die gingen dus voor. Vaak werd dierenwetgeving opzij geschoven. Je
ziet wel concrete veranderingen. Zo was er bijvoorbeeld de zaak van een
vogeltje dat in een lijmachtige substantie vastgezet was, daardoor nog amper
kon bewegen en vervolgens heen en weer geslingerd werd bij wijze van
‘kunstproject’. Aan de ene kant werd betoogd dat deze handeling in strijd met
dierenwelzijnswetgeving was. De rechtbank erkende dat er sprake was van
dierenleed, maar oordeelde dat deze kunstzinnige uiting onder vrijheid van
artistieke meningsuiting viel. Dit soort zaken gebeurde vaker, politici werden
er wanhopig van. De Minister sprak uit dat de dierenwelzijnswetgeving het
papier waarop het geschreven stond niet waard was wanneer men niets zou doen
aan de status hiervan. Na incorporatie in de Grondwet werd dierenwelzijn in
rechtszaken wel erkend. Bijvoorbeeld in de zaak van een hoefsmid over
voorschriften in het kader van het kappen van paardenhoeven. Normaal zou zijn gezegd
‘beroepsuitoefening staat als recht in de Grondwet’. Maar omdat dierenwelzijn
nu óók in de Grondwet stond kon dierenwelzijn toen wel voorgaan.
Een andere bekende zaak ging over wetgeving waarin seks met dieren werd verboden. Bestialiteit noem je dat. Daarover gingen
belangengroeperingen naar het Constitutionele Hof. Zij ervaarden dit als
inbreuk op hun grondrecht van seksuele autonomie. Dat is in Duitsland een
grondrecht dat wordt afgeleid uit twee andere grondrechten. Daarbij zag je ook
dat de rechter in dit geval naar de Grondwet keek, waarin die staatsverantwoordelijkheid
voor dierenwelzijn stond opgenomen. Wat deze groepering wilde, seks met dieren,
werd verboden in een gewone wet, maar volgens hen werd dat juist beschermd door
de hiërarchisch hogere grondrechten. De wetgever heeft juist door deze wet
willen uiten dat dierenwelzijn in deze gevallen beschermd moest worden. Het hof
accepteerde de inperking bij gewone wet. Maar dat kon alleen omdat
dierenwelzijn óók in de Grondwet stond. Het was dus echt nodig om op te treden
tegen praktijken die onder grondrechtelijke bescherming vielen.
Duitsland kent het toetsingsverbod niet zoals we dat kennen in Nederland. Een wet in formele zin mag in Nederland niet worden
getoetst aan de Grondwet. Waarom pleit u toch voor verankering van
dierenwelzijn in de Grondwet?
Zaken zoals die in Duitsland zal je in
Nederland vanwege het toetsingsverbod en onze beperkingssystematiek niet snel
zien. Maar een dierenwelzijnsbepaling in de Grondwet heeft in Nederland andere
effecten. Een van die effecten is het zogenaamde vergrendelingseffect. Op het
moment dat je zo’n bepaling opneemt wordt in de dogmatiek gezegd dat je niet
meer terug mag gaan in termen van dierenwelzijnseisen. De kwaliteit van
dierenwelzijnswetgeving mag niet meer afnemen. Je kunt je dan natuurlijk
afvragen hoe je dat kan afdwingen. Dat ligt dan weer aan de betekenis die aan
een dergelijk artikel wordt gegeven in de Eerste en Tweede Kamer. Als er een
Nederlandse staatsdoelstelling over dierenwelzijn zou zijn, zou het voor de
hand liggen dat bij nieuwe wetten over dieren de Raad van State in zijn advies
ook aandacht heeft voor dierenwelzijn. Dierenwelzijn moet vervolgens ook aan
bod komen bij de grondwettelijke toetsing die de Eerste en Tweede Kamer zelf
uitvoeren. Het zou wel degelijk effect moeten hebben. Anders kan je je afvragen
of de Grondwet überhaupt iets kan betekenen. Los daarvan zou zo’n
staatsdoelstelling ook nog andere effecten kunnen hebben, zoals bij de
invulling van open normen in dierenwelzijnswetgeving.
Op de vraag of dit een voorbeeld is van hoe
de bepaling in Nederland geformuleerd zou moeten worden antwoord Vink dat het
in verschillende benamingen gegoten kan worden. Als voorbeeld noemt ze de term
‘dierlijke waardigheid’. Dan krijg je volgens Vink filosofen die met discussie
over het begrip ‘waardigheid’ komen aanzetten, waar je volgens sommigen
moeilijk een fundering voor kunt geven. Ze geeft als alternatief een bepaling
waarin de staat de verantwoordelijkheid voor de levens van dieren op hun
grondgebied erkent. De specifieke formulering is volgens Vink niet interessant.
Het is interessant dat de staat dierenwelzijn als staatsaangelegenheid erkent
en dat die betekenis eraan wordt gegeven door de Staten-Generaal. Wat volgt is
haar democratisch rechtsstatelijke uitleg over de legitimiteit van
dierenrechten.
Beslissingen genomen door de staat raken
dieren. Hier speelt het begrip democratische reciprociteit een rol. Je
neemt belangrijke beslissingen over het leven van dieren, en hier geef je ze
wat voor terug. Het gaat om een basaal geven en nemen. Wederkerigheid tussen
burger en staat, het sociaal contract idee. Er is pas een staat als we
toestemming en macht geven aan degene die de staat representeert. Deze heeft
legitimiteit voor zover hij de belangen van alle burgers meeneemt. Als je
erkent dat dieren belangen hebben moet je als legitieme staatsvertegenwoordiger
laten zien dat je ook die belangen meeweegt in je overwegingen. Anders krijg je
te maken met een democratisch tekort. Als er belangen zijn die je niet meeweegt
maar waar je wel politieke macht over uitoefent, dan krijg je een
legitimiteitstekort.
Naast een staatsdoelstelling bespreekt Vink
een andere optie in het boek, de optie van subjectieve dierenrechten. Dit
zouden grondrechten voor dieren zijn, zoals mensen bijvoorbeeld het recht op
leven hebben. Vink stelt weliswaar dat het onrealistisch en onwenselijk is om
zulke dierenrechten vandaag de dag in te voeren, maar is wel van oordeel dat
uiteindelijk alleen deze optie recht doet aan de positie van dieren.
Ik kan mij voorstellen dat mensen denken dat
de impact van vergaande subjectieve dierenrechten op de samenleving,
bio-industrie en in concreet de economie groot kan zijn. Denkt u dat deze optie
van subjectieve rechten economisch gezien op den duur wel mogelijk is?
Laat ik vooropstellen dat ik geen econoom
ben, de pragmatische uitwerking valt buiten de scope van het onderzoek.
Het onderzoek gaat over democratische en rechtsstatelijke normen. Wat ik nu
hierover ga zeggen zeg ik dus als geïnteresseerde burger en niet als
wetenschapper. Mijn standpunt is niet dat we dit zomaar van de een op de andere
dag dierenrechten zouden moeten invoeren, juist vanwege eventuele
onvoorspelbare maatschappelijke effecten en het feit dat er nog geen draagvlak
voor is. Maar ik wil best even met je meegaan in het gedachtenexperiment. Het
is een feit dat de veehouderij voor een groot deel gesubsidieerd wordt. Als je
kijkt naar wat met name de Europese Unie subsidieert aan niet alleen de
veehouderij, maar ook akkerbouw, is het een sector die waarschijnlijk niet eens
op eigen benen kan staan onder pure marktwerking. Dus vanuit het ideaal van
vrije markt is sowieso iets af te dingen op de situatie nu. De markt is al niet
meer zo vrij als die volgens Adam Smith zou moeten zijn. Er zijn veel mensen
bezig met de ontwikkeling van plantaardige alternatieven, die het zonder
subsidie moeten doen. Als de subsidie voor de veehouderij stopt zou er
misschien meer ruimte zijn voor alternatieve vormen van voedselvoorziening. Ik
denk ook dat we mogelijke economische schade in perspectief moeten zien. Het
zou hier gaan om voortschrijdend moreel inzicht. Misschien moeten we vooraf
niet al te alarmistisch over economische schade denken want de markt is
elastisch. Toen werd gesproken over mogelijke afschaffing van de slavernij was
ook de vraag: hoe kunnen we die goedkope arbeid vervangen, hoe zorgen we dat de
economie overeind blijft? Het werd uiteindelijk afgeschaft. De markt past zich
aan de nieuwe situatie aan. Het zou onder de streep economisch gezien misschien
helemaal niet zo’n probleem hoeven zijn. Misschien loopt het tijdperk van vlees
sowieso al op zijn laatste benen, ook vanwege alle milieuproblematiek. Dan is
tijdig stoppen met de veehouderij en inzetten op plantaardige voedseltechnologie
geen economische aderlating, maar mogelijk juist een vorm van innovatie die
uiteindelijk leidt tot economische winst.
De coronacrisis heeft in ieder geval wel een
economische malaise veroorzaakt. Het coronavirus is een direct gevolg van een
voedselmarkt in China waar veel dieren op onnatuurlijke wijze dicht bij elkaar
werden gehouden door mensen. Denkt u dat deze crisis een wake up call zal
zijn?
Ik weet niet of het tot ander inzicht heeft
geleid. Feit is wel dat als wij dieren met rust hadden gelaten, we nooit met
corona hadden gezeten. Eens in de zoveel tijd ontstaat zo’n virus dat kan
overgaan op mensen. Nergens ter wereld leven zoveel dieren op elkaar per
vierkante kilometer als in Nederland. Uit onderzoek blijkt dat een kans
aanwezig is dat zo’n virus zich ontwikkelt in de Nederlandse veehouderij en
overgaat op mensen. Sterker nog: virologen zeggen dat de vraag niet is óf dit
gaat gebeuren, maar wanneer. Het gaat vrij weinig over de oorzaak van corona.
Hoe we kunnen voorkomen dat het nog een keer gebeurt. Experts zeggen dat het
opnieuw zal gebeuren als we deze grote aantallen dieren dicht op elkaar
behouden.
Keuzevak dierenrecht volgen? Janneke Vink geeft een keuzevak (5 EC) via de Open Universiteit dat op afstand te
volgen is, met uitzondering van twee bijeenkomsten in Utrecht. De cursus start op
8 februari 2021 en informatie is te vinden en aanmelden kan via deze link. Het is het eerste
vak Dierenrecht in Nederland. Aanmelden het liefst minimaal drie weken van
tevoren.
J. Vink, The Open Society and Its Animals,
Basingstoke: Palgrave Macmillan 2020 (ISBN 978-3-030-41923-3, xvi + 375 p.,
hardcover, € 83,19 / eBook, € 67,40)