Elise van Zeeland is alumna van de Universiteit Leiden en tegenwoordig werkzaam als Government
Relations Advisor en Strategy Advisor voor Shell Nederland en de
President-Directeur Marjan van Loon. Voor haar tijd bij Shell liep ze jarenlang
rond op het Binnenhof als politiek adviseur van voormalig D66-lijstrekkers
Alexander Pechtold en Rob Jetten. Vorig jaar deed zij een oproep aan topvrouwen
van D66 om zich kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap, het is volgens
haar immers hoog tijd dat er een vrouwelijke premier komt in Nederland. NOVUM
sprak haar over de vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek, het belang
van rolmodellen en de lessen die ze leerde op het Binnenhof.
Vorig jaar deed je, gesteund door een grote groep vrouwelijke D66’ers, een oproep in het AD aan de topvrouwen
van D66 zich kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap. Waarom was deze
oproep nodig?
Samen
met een aantal prominente D66-vrouwen kwamen we tot de conclusie dat de Tweede
Kamerverkiezingen op één punt al een uitgemaakte zaak leken. Bijna het gehele
politieke landschap bestond toen namelijk nog uit mannelijke politieke leiders.
Ook al hadden de SP en de Partij voor de Dieren dan wel een vrouwelijke
lijsttrekker, een gevestigde middenpartij met een vrouw aan het roer was er op
dat moment nog niet. Ik zag het daarom alweer gebeuren dat er bij de
televisiedebatten straks alleen maar mannen in pak te zien zijn, in plaats van
sterke vrouwen die een politieke voortrekkersrol vervullen.
Deze
ondervertegenwoordiging is ook internationaal gezien heel opmerkelijk. Tijdens
de eerste ‘corona-golf’ was er bijvoorbeeld veel aandacht voor vrouwelijk
leiderschap; er verschenen artikelen waarin de link tussen een effectief
coronabeleid en vrouwelijk leiderschap werd gelegd. Een prachtig voorbeeld
hiervan is natuurlijk Nieuw-Zeeland, met Jacinda Ardern als premier.
Bij
D66 was de positie van lijsttrekker nog geen uitgemaakte zaak. Onze oproep was
daarom bedoeld als een uitnodiging aan de vele talentvolle vrouwen die de
partij herbergt om zich verkiesbaar te stellen. Vrouwen hebben immers vaker een
steuntje in de rug nodig. Onderzoek heeft uitgewezen dat als er een vacature bestaat
waar tien criteria in staan, mannen al solliciteren als ze bij drie punten een
overeenkomst zien. Vrouwen twijfelen daarentegen zelfs nog als ze aan zeven van
de tien vereisten voldoen.
De bedoeling
van onze oproep was dus vrouwelijke topkandidaten aan te moedigen zich kandidaat te stellen.
Om ze het gevoel te geven dat hun stem gehoord mag worden, en vooral dat er ook
behoefte aan is. Laat er geen misverstand over bestaan, het gaat niet puur om
het feit dat ze vrouwelijk zijn, maar om dat het goede vrouwen zijn. Het is vrijwel
uniek dat een partij zoveel vrouwen op topposities in het (inmiddels
demissionair red.) kabinet heeft. Van het woord ‘excuustruus’ kan niet worden
gesproken, ze hebben allemaal ook een enorme staat van dienst. De uiteindelijke
benoeming van Sigrid Kaag als lijsttrekker is dan ook een enorme positieve stap.
Niet alleen voor D66, maar ook zeker voor het gehele Nederlandse politieke
landschap.
Je stipt al even de staat van dienst van deze vrouwen aan. Had een Sigrid Kaag een
dergelijke oproep überhaupt nog wel nodig?
Dat
is een hele terechte vraag. We hebben deze aanmoediging geschreven zonder die
topvrouwen in kwestie op voorhand te vragen hoe zij hierin stonden. Het was dan
ook vooral een oproep voor gekwalificeerde vrouwen om hun hand op te steken. Wij
wisten natuurlijk niet hoe die vrouwen er op dat moment instonden, uiteindelijk
is het altijd iemands eigen keuze om voor het lijsttrekkerschap te gaan. Daarom
hebben we het ook breder getrokken: we willen graag dat er representatie is in
de politiek. Jonge vrouwen met politieke ambities hebben een rolmodel nodig.
Vanuit die gedachte hebben we gezegd: topvrouwen bij D66, stel je kandidaat!
Is het aanmoedigen van dergelijke rolmodellen ook een van je voornaamste drijfveren
op het onderwerp van vrouwenemancipatie?
Ik denk dat je dat wel zo kan stellen, al is dat bij beide netwerken waar ik
aangesloten ben wel anders. Bij het Els Borst Netwerk, waar ik sinds
juni 2019 voorzitter van ben, is Els Borst uiteraard het grote voorbeeld in
politieke zin. Ze is natuurlijke vicepremier geweest en durfde echt de
bestaande normen uit te dagen, bijvoorbeeld op het gebied van medische ethiek.
We trekken ons bij het Els Borst Netwerk aan haar op, maar ook aan elkaar. Ik
hoop dat we straks bij de Tweede Kamer- en gemeenteraadsverkiezingen terugzien
dat er zoveel topvrouwen in de politiek bestaan.
Binnen
het Els Borst Netwerk reiken we ook ieder jaar de Inspiratieprijs uit. Deze is
vorig jaar gegaan naar Fonda Sahla. Zij woont in Transvaal, dit staat niet
bekend als de beste wijk van Den Haag, waar ze zich inzet voor gelijke kansen.
Ze organiseert bijvoorbeeld events waarbij jonge meiden met advocaten, artsen
en lokale politici in gesprek kunnen gaan. Zo kunnen ook zij kennismaken met
potentiële rolmodellen.
Ook
zit ik in het bestuur van écrassée, een netwerk voor (jonge) vrouwelijke
professionals. Een leuk feitje is dat een van de oprichters van dit netwerk,
Dorrit Sliepen, oud-student is aan de Leidse rechtenfaculteit. Bij écrassée zijn
we vooral elkaars rolmodel. We komen maandelijks in kleine groepen bijeen. We
zijn elkaars klankbord over ervaringen op de werkvloer, dagen elkaar uit en leren
door het uitwisselen van onze kennis ontzettend veel van elkaar. Iemand in je
nabije omgeving kan dus ook een rolmodel voor je zijn, omdat die bijvoorbeeld
zegt wat jij niet durft. Er is bij beide netwerken een grote nadruk op
rolmodellen, maar dan op een andere manier.
Je
ziet dat representatie een zoektocht is. Niet alleen een gelijkmatige verdeling
van mannelijke en vrouwelijke Kamerleden, maar ook diversiteit in het geheel is
natuurlijk erg belangrijk. Je wil dat Nederland in de breedste zin zich met ons
parlement kan identificeren. Politieke talenten met een ondervertegenwoordigde
achtergrond zijn er echt wel, maar je moet ze vroegtijdig signaleren. Hierin
spelen rolmodellen een belangrijke rol. De meeste jongerenpartijen hebben op
dit moment al een vrouwelijke voorzitter, dat is natuurlijk wel waar het
begint. Bij de lokale gemeenteraden blijft de politieke vertegenwoordiging van
vrouwen en
mensen met een diverse achtergrond een punt van aandacht, dat komt vaak ook
door de samenstellingen van de lijsten. Als je echter simpelweg stelt dat het
talent er niet is zoek je gewoon niet goed genoeg!
Rolmodellen zijn dus essentieel, maar ze zijn er te weinig. Hoe sta je in dat kader tegenover
het invoeren van ‘vrouwenquota’ in topfuncties en de politiek?
Representatie
gaat uiteindelijk met vallen en opstaan, je ziet het bijvoorbeeld met het
experiment van de TU Eindhoven. Daar is geëxperimenteerd met voorkeursposities
voor vrouwen. Dat werd uiteindelijk zo ver doorgevoerd dat het in strijd bleek met
de wetgeving voor gelijke behandeling. Daarom is het instellen van vrouwenquota
ook zo’n complex vraagstuk. Aan de ene kant bevordert het de diversiteit, maar
je kan natuurlijk geen ongelijkheid met ongelijkheid bestrijden. Persoonlijk
ben ik er daarom ook geen uitgesproken voorstander van. Je moet de positie van
vrouwen wel waarborgen, maar zowel mannen als vrouwen moeten gelijke kansen krijgen.
Laten wij als vrouwen dan ook niet dezelfde fout maken als sommige mannen, door
te denken dat één geslacht een voorkeursbehandeling verdient.
Aan
de andere kant lijken we geen andere manier te kunnen vinden om deze
ondervertegenwoordiging te doorbreken. Het gaat gewoon echt te traag. Als je de
status quo wil veranderen is er dan ook een bepaalde mate van disruptie nodig. In
dat licht bezien zijn vrouwenquota dan vooral een noodzakelijk kwaad. Het is de
enige manier om een evenwichtige verdeling op relatief korte termijn te
bewerkstelligen. Er zal veel scepsis zijn, maar wie weet bestaat binnen afzienbare
tijd die vertegenwoordiging waardoor we die quota kunnen afschaffen.
Laten we realistisch zijn, ook binnen quote ga je niet
een net afgestudeerde student benoemen, je benoemt iemand die gekwalificeerd is
voor het werk. Misschien is dat iemand die niet op de
radar staat, maar die er wel is. De site topvrouwen.nl heeft bijvoorbeeld
een database waar vrouwen op staan die voor topfuncties in aanmerking kunnen
komen. Die vrouwen zijn er namelijk gewoon, maar er speelt een ander probleem.
Vrouwen gaan vaker parttime werken, en het CPB stelt dat je met minder dan
fulltime werken niet de top kan behalen. Daardoor neemt de aanwas voor die
topfuncties natuurlijk af.
Je
ziet dat de vrouw regelmatig parttime gaat werken als er kinderen komen, vaak
is de man ook wat ouder en verdient hij meer dus is dat een ‘vanzelfsprekende’
keuze. Die keuze hoeft alleen helemaal niet zo vanzelfsprekend te zijn. Belangenorganisatie
WOMEN Inc. heeft bijvoorbeeld een tool ontwikkeld die helpt bij het
maken van deze keuze. Ze nemen daarmee ook het ingroeien in bepaalde salarisschalen,
leeftijd, mogelijke promoties et cetera mee. Het is belangrijk dat deze keuze
niet te lichtzinnig wordt gemaakt. Daar moeten we ook oog voor houden als we
een kweekvijver zouden willen vullen, om ervoor te zorgen dat niet alle vrouwen
vast komen te zitten in de ‘deeltijdklem’. Het SCP (Sociaal Cultureel
Planbureau red.) publiceerde hier vorig jaar nog een uitgebreid rapport over. Alleen
bij een parttimebaan van ten minste 28 uur zou een vrouw een kans maken om door
te stromen naar het middenmanagement, zo was de conclusie.
Men
stelt vaak: ‘als je de top wil bereiken moet je er ook voor werken’. Maar
willen we wel een maatschappij waar je alleen de top kan bereiken door fulltime
te werken? Ik denk dat de coronacrisis ons in dat opzicht ook heel veel leert,
omdat veel bedrijven nu inzien dat thuiswerken toch vaak goed te regelen valt,
wat straks meer flexibiliteit geeft. Over vijf jaar vragen we ons echt af
waarom we ’s ochtends allemaal in de file stonden om voor negen uur op kantoor
te zijn.
Waarom is een vrouwelijke minister-president zo hard nodig?
Dat
is heel simpel! Sinds 1848 zijn er alleen maar mannelijke minister-presidenten
geweest, mag het een keer een vrouw zijn? Het is natuurlijk een bizar gegeven,
de helft van de Nederlandse bevolking is simpelweg nog nooit direct vertegenwoordigd
in het hoogste ambt dat je in ons land kan bekleden. Daarom vind ik het nu zo
mooi om Sigrid Kaag, met al haar ervaring en kennis, op dit door mannen gedomineerde speelveld
te zien, met een reële kans op een plek tussen de grootste partijen. En sinds
kort is daar ook een vrouwelijke lijsttrekker voor de PvdA bijgekomen. Zo komen
er steeds meer vrouwelijke lijsttrekkers – en groeien er nu jongens en meisjes
op voor wie dat totaal vanzelfsprekend is.
Wat zijn de belangrijkste lessen die je, na jaren op het Binnenhof rondgelopen te hebben, hebt geleerd?
Het
belangrijkste dat ik geleerd heb door mijn tijd op het Binnenhof is hoe het
‘écht’ werkt achter de schermen. Je merkt vaak dat nuances en context verloren
gaan in de media, op het journaal zie je vaak een paar korte soundbites uit
een debat dat dan zes uur geduurd heeft, en waar veel meer diepgang achter zit
dan in die korte fragmenten naar voren komt. Ook heb ik heel veel respect
gekregen voor politici, en dan met name om hoe hard ze werken. Het zijn mensen
die altijd ‘aan’ staan, ze moeten altijd alert zijn of er iets in de
samenleving gebeurd dat politiek relevant is.
Zelf
ben ik begonnen met een bachelor bestuurskunde. Daar leer je van alles over hoe
de praktijk in elkaar zit, maar je begrijpt het spel natuurlijk pas echt als je
er middenin zit. Het is natuurlijk een beetje een open deur, maar ik heb er
zoveel geleerd over het onder zware druk werken en het leveren van de juiste
input in diverse situaties. Er komen zoveel zaken aan bod die je op de Universiteit
niet zal horen. Je moet je universitaire basis zeker niet onderschatten, maar
ik heb daar wel écht leren werken. Ik kijk er dan ook met ontzettend veel
plezier op terug; iedereen die erover denkt om voor een partij te werken: doe
het[! De wijsheid en ervaring die je daar
opdoet neemt niemand je meer af.
Zelf
heb ik de kans gehad om voor Alexander Pechtold te werken, in Leiden natuurlijk
ook geen onbekende. Hij liep al jarenlang mee als een van de grootste politieke
leiders van Nederland en D66, daar leer je uiteraard ontzettend veel van. De
kers op de taart voor mij was het van dichtbij meemaken van de
leiderschapswissel tussen Pechtold en Rob Jetten. Dat was heel bijzonder en
leerzaam, om hem de eerste periode van zijn lijsttrekkerschap echt op weg te
helpen. Ga er maar eens aan staan om op zo’n leeftijd een dergelijke functie te
vervullen, daar heb ik ontzettend veel waardering voor. Gelukkig is Rob een
megagetalenteerde politicus, als iemand non-stop kan werken is hij het wel, en – niet onbelangrijk – hij kan hoofd- en bijzaken ook ontzettend goed onderscheiden.
Ook dat zijn kwaliteiten die je niet per definitie in je studie leert.
Inmiddels werk je bij Shell, als Government Relations Advisor en sinds kort ook als Strategy Advisor voor
Shell Nederland. Was dit een logische keuze voor je?
Ik
had voor mezelf bedacht dat ik graag in het bedrijfsleven wilde werken, bij een
bedrijf waar een uitdaging zit. Shell is natuurlijk noodzakelijk voor onze
maatschappij, door het leveren van grondstoffen voor producten die wij in het
dagelijks leven gebruiken. Wat dat betreft staan we met Shell echt met beide
benen in de maatschappij. Aan het begin van de coronacrisis hebben we
bijvoorbeeld ook kosteloos grondstoffen beschikbaar gesteld, voor de productie
van desinfecterende handgels, zodat de zorgsector voldoende voorraad had. Zelf
heb ik ook een achtergrond in de bestuurlijke vragen van de zorg, en hou ik me
nu bezig met energie. Beide sectoren behandelen toekomstgerelateerde
vraagstukken. Hoe richten we onze maatschappij in? Hoe zorgen we ervoor dat
Nederland in 2050 nog staat?
De
uitdaging zit hem ook in de transitie naar nieuwe energie. Op dit moment hebben
we de olie- en gastak volop nodig omdat onze maatschappij zo ingericht is, maar
we weten ook dat we op de lange termijn de duurzame kant op willen. Hernieuwbare
energie is echt de
toekomst, dat zie je ook op Europees en internationaal (bestuurlijk) niveau.
Voor uw tijd in Den Haag heb je onder andere een master in Global Health Law and Governance aan de Queen
Mary University of London gevolgd. Is het een aanrader om in het buitenland te studeren en kun je iets vertellen over de rol van het recht in de context van public health?
Na het behalen van mijn bachelor Bestuurskunde in Leiden volgde
ik een master in Crisis Security Management op de campus in Den Haag. Hierna
trok deze master in Londen mijn aandacht. Ik wilde iets in de richting van
gezondheidszorg en bestuur gaan studeren, maar in Nederland bestond dat op dat
moment niet. In Londen boden ze aan de medische faculteit wel een dergelijke
master aan. Het ging daar heel erg over health interventions en de
verplichtingen van overheden als het gaat om gezondheidszorg. Gezondheidszorg
is een heel complex vraagstuk; het leidt altijd tot hele verdeelde debatten. De
zorgportefeuille is in de Tweede Kamer ook juist een van de zwaarste omdat het
zo complex is, zo’n grote omvang heeft, zowel in thematiek als qua financiën.
Wat ik merkte tijdens mijn studie is dat er grofweg twee
stromingen zijn. Die van de Wereldgezondheidsorganisatie: “Health is a state of complete
physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or
infirmity.” Best een pittige definitie als
dat voor iedereen op heel de wereld zo zou moeten zijn. En dat
je alleen ‘health’ (gezondheid, red.) hebt als je in een dergelijke staat bent. Ook is er de zogeheten ‘Bill Gates’-stroming:
gezondheidszorg voor iedereen is het einddoel, maar je komt er juist door een
voor een ziektes uit te bannen. Dat zijn vraagstukken waar landen mee
worstelen: waar moet je voor staan, wat kan de overheid dragen? Hierin zit ook
een verschil tussen eerste- en derdewereldlanden. Tijdens de studie werden dan
ook vragen gesteld als: heeft striktere wetgeving op het gebied van
gezondheidszorg effect? Levert dat grotere gezondheidswinst op en waar heeft
dat dan mee te maken? Hierin beland je dan weer op het bestuurskundige en
sociologische vlak. In Nederland moeten we op dat vlak niet ongevoelig zijn over hoe goed we het hebben. Wij hebben een van de beste
gezondheidsstelsels in de wereld, en dat moeten we vast zien te houden. Dat
vraagt een dergelijke scherpe blik. De meeste debatten omtrent gezondheid in de
Kamer hebben een juridisch randje, het is daarom opmerkelijk te noemen dat het
aanbod van soortgelijke studies in Nederland nog niet zo groot is. Daarom
kunnen we dit zien als een kans, er is dus een mogelijkheid onze kennis en
expertise op dit vlak nog verder te vergroten.
Wat betreft studeren in het buitenland: als je de
mogelijkheid hebt, doe het! Je kan heel veel beurzen aanvragen, daar heb ik
zelf ook gebruik van gemaakt. Wat ik daar echt geleerd heb is hoe hard je moet werken
vergeleken met de Nederlandse universiteiten. De grootste dagactiviteit was
daar ook echt het studeren zelf. We zaten met een kleine groep van rond de
vijfentwintig studenten in mijn jaar, dus als je een keer een artikel niet
gelezen had viel dat meteen op. Het studieklimaat was daar dus veel intensiever,
het grote voordeel in Nederland is dat je dingen naast je studie kan doen die zorgen
voor je algemene ontwikkeling.
Wat zou je studenten vooral willen meegeven?
Doe vooral dingen naast je studie, zorg ervoor dat je meer doet
dan alleen studeren. Er is niet een vast pad na je studie, als je een bepaalde
studie volgt betekent dat niet per definitie dat je leven in die richting hoeft
te lopen. Geef jezelf bredere handvatten om klaar te zijn voor de echte wereld.
Die ervaring doe je op door bij een studie- of studentenvereniging te gaan,
actief te worden in een commissie, of stage te lopen. Dat soort dingen geven je
heel veel kansen en ingangen. En daar doe je vooral jezelf een plezier mee.