In gesprek met Chris Fonteijn
Voor
de decembereditie is de NOVUM in gesprek gegaan met de Leidse alumnus Chris
Fonteijn, de bestuursvoorzitter van de Autoriteit Consument en Markt.
Na
uw studie rechten hebt u 25 jaar bij NautaDutilh gewerkt, hoe hebt u beide
keuzes gemaakt?
Dát
ik zou gaan studeren stond vast. Maar wát ik zou gaan studeren was nog maar de
vraag. Eerst dacht ik aan geschiedenis, maar toen had ik nog de misconceptie
dat je daarmee alleen maar leraar kon worden. Uiteindelijk is het rechten
geworden, gezien het rechtenmilieu waar ik uit kom een vrij voor de hand
liggende keuze. Tijdens mijn studie heb ik stage gelopen bij NautaDutilh.
Vervolgens, toen ik na mijn afstuderen in militaire dienstplicht zat, kreeg ik een
belletje van een vriend van me die daar werkte. Ze zochten mensen en hij vroeg
me of ik wilde solliciteren. Het ging toen nog een beetje vanzelf; het was
anders dan hoe het nu is met ingewikkelde assessments en ellenlange
sollicitatiegesprekken. Uiteraard had ik daar al wel tijdens mijn studie een
stage gelopen. Zo’n stage kun je eigenlijk zien als een verlengd
sollicitatiegesprek. Het bedrijf kan goed kennis maken met jou en jij kunt
meteen zien of het werk je ligt. Er moet een bepaalde klik zijn. In die zin kan
een stage enorm veel voor je betekenen. Uiteindelijk is het wel het gevolg van mijn
stage geweest, dat ik bij Nauta terecht ben gekomen.
Toen
u in militaire dienstplicht zat, hebt u voor de Militaire Inlichtingendienst
gewerkt. Hoe heeft dit u en uw carrière beïnvloed?
Je
kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar we zaten toen in een periode (de
Koude Oorlog) waarin men dacht in termen van ‘Oost’ en ‘West’. In een klasje
van zes à zeven man heb ik toen vloeiend Russisch geleerd en werd ik opgeleid om
eventuele Russische krijgsgevangenen te kunnen ondervragen. Dat zijn eigenschappen die ik later in de
advocatuur goed kon toepassen. Ik heb
het dan over het verzamelen van informatie en vooral ook dat je goed bent in
het puzzelen om tot een duidelijk beeld te komen. Zo zeggen mensen bijvoorbeeld
met hun lichaamstaal vaak dingen zonder dat te beseffen. Ik heb geleerd hoe
gesprekken te voeren en te weten te komen wat ik wil weten door ook de kleine
signalen op te pikken. In de advocatuur ligt de nadruk ook op een goede
gespreksvoering en een gedegen informatieverzameling. Maar ook bij de ACM zijn
goede communicatievaardigheden uiteraard van groot belang.
Na
de advocatuur kwam de sprong naar de OPTA, de Onafhankelijke Post- en
Telecommunicatieautoriteit. Hoe verliep dat?
Ik
heb de advocatuur altijd een geweldig beroep gevonden. Er zijn zoveel
mogelijkheden om jezelf heel snel te ontwikkelen. Ik heb altijd heel veel
vrijheid en vertrouwen gekregen, daar heb ik geluk mee gehad. In de advocatuur
heb je ‘never a dull moment’, met een beetje fantasie kun je binnen een
groot advocatenkantoor verschillende dingen doen. Maar, de advocatuur is een leerschool en je moet niet je
hele leven op school blijven. Ik wist dat ik op een gegeven moment iets
anders wilde doen. Ik had een schrikbeeld van oudere advocaten die over hun
houdbaarheidsdatum zijn, Villa Avondrood noemden we hen. Ik was op dat moment
hoofd energierecht van NautaDutilh en daar trad ik op voor de overheid in
verband met de privatisering van de energiesector. Ze dachten hij doet het
nooit – ik verdiende natuurlijk in hun ogen veel te veel – maar laten we hem eens vragen voor de OPTA.
Toen dacht ik, als ik ooit wil springen, moet het nu. Het was een enorme duik
in het diepe, ik wist niets van de overheid. Qua verantwoordelijkheden denk ik
dat ik nu een zwaardere baan heb. Als advocaat neem je niet de uiteindelijke
beslissingen en dat doe ik nu wel.. Die knoop in je maag heb je pas als je zelf
verantwoordelijk bent voor de gevolgen. Daarnaast ben ik altijd heel
nieuwsgierig geweest en ook vaardig in taal, dat is in de advocatuur essentieel
en kan ik hier ook goed toepassen. Je moet je goed uit kunnen drukken, taal is
je instrument. Dat wordt in de toezichtswereld nog wel eens onderschat. Ook het
met mensen omgaan is zowel in de advocatuur, als hier, van groot belang. Er zit
vaak spanning op de lijn, je moet met een heleboel verschillende krachten zoals
politiek, bedrijfsleven, publiek, om kunnen gaan.
De
ACM heeft eerder dit jaar vrij veel kritiek gehad om de beslissing omtrent de
Kip van Morgen. Kunt u hier wat meer over vertellen?
Het
besluit omtrent de Kip van Morgen heeft best wel veel stof doen opwaaien.
Vanuit de pluimvee-industrie en de supermarktketens kwam het initiatief om
afspraken te maken over de verkoop van kippenvlees waarbij meer aandacht zou
komen voor het dierenwelzijn. De afspraken over deze ‘Kip van Morgen’, die de
plek van de reguliere kip – tegenstanders noemen het de ‘plofkip’ - zou
innemen, zouden eigenlijk in strijd met het kartelverbod zijn. Er zijn
uitzonderingen op dit kartelverbod mogelijk. Één van de voorwaarden is dat de
voordelen voor de consument hoger moeten zijn dan de nadelen. Met de Kip van
Morgen neem je consument de mogelijkheid om reguliere kip te kopen weg. We willen
dat consumenten kunnen kiezen. Uit onderzoek is gebleken dat men graag meer
betaalt voor duurzamere kip, maar niet de ‘Kip van Morgen’ omdat deze
consumenten te weinig over hadden voor de beperkte vooruitgang in
dierenwelzijn. De Mededingingswet biedt de mogelijkheid om
dierenwelzijnsmaatregelen te waarderen. Dat hebben we ook gedaan. Echter, de
voordelen van de ‘Kip van Morgen’ waren niet groot genoeg. Je ziet ook dat
andere supermarkten ook duurzamere kip in de schappen leggen zónder vergaande
afspraken tussen de producenten en andere supermarkten. Dat gebeurt dus ook en
dat vergroot de keuzemogelijkheden van consumenten. Wellicht dat de ACM in de
toekomst wel groen licht kan geven voor een bepaalde verduurzaming.
ACM
krijgt heel wat over zich heen. Aan bijna elke beslissing die ACM neemt spelen verschillende belangen. Dat
maakt de besluitvorming vrij lastig,. In die zin moet je die kritiek
over de belangenafweging niet altijd serieus nemen. Kritiek die samenhangt met
het beleid en die eigenlijk betrekking heeft op de kern van ‘jouw’ organisatie,
dien je natuurlijk zonder meer serieus te nemen. Wat de zaken van de ACM
betreft word ik niet snel warm of koud van kritiek, tenzij ik denk dat de
kritiek daadwerkelijk hout snijdt en de ACM echt fouten heeft gemaakt. Gelukkig
komt dat soort kritiek niet echt voor. Daar komt ook nog eens bij dat de
kwaliteitsmedia ons altijd de kans geeft om een beslissing nader toe te lichten.
Dus waar je soms krantenkoppen leest waarvan je dan denkt ‘pure lobby’, kritiek
die je langs je heen moet laten gaan, krijg je vaak genoeg de mogelijkheid om
de onwetendheid weg te nemen.
Denkt
u dat het duidelijk is voor de consument wat de Autoriteit Consument en Markt
precies doet?
Het
is soms lastig aan te geven welk beeld men van ons heeft, want dat is heel divers. Er zijn veel verschillende
groepen mensen die allemaal een ander beeld hebben. Ik denk wel dat onze rol en
ons takenpakket binnen de zakenwereld heel duidelijk is. Daarnaast bestaat de
ACM ook niet zo gek lang, de Consumentenautoriteit, de NMa[1]
en de OPTA zijn pas in 2013 officieel gefuseerd tot de ACM. Die namen spraken
tot voor kort meer tot de verbeelding. Ook ConsuWijzer, onderdeel van de ACM, doet
wellicht een belletje rinkelen. De
missie van de ACM is het bevorderen van kansen en keuzes voor bedrijven en
consumenten. Zo is de recentelijke campagne ‘Elke app heeft zijn prijs’ van de
ConsuWijzer ook van ons. Deze probeert de consument bewuster te maken over de
privacy die gebruikers van gratis apps op hun smartphone uit handen geven
zonder zich dat te beseffen. De campagne waarschuwt de consument immers voor
oneerlijke handelspraktijken van bedrijven die achter deze apps zitten en
allerlei data van de consument verzamelen. Veel zaken van de ACM worden breed
uitgemeten in de media, dus indien de gemiddelde consument zich niet zo gauw
een voorstelling kan maken van de ACM, is dat slechts een kwestie van tijd. Je
ziet overigens ook dat zaken waar we ons over buigen, zoals bijvoorbeeld de ons
optreden naar incassobureaus, vaak veel media-aandacht krijgen. Dan is het voor
ons natuurlijk zaak om ons oordeel daar zo min mogelijk door te laten
beïnvloeden en we besteden hier beleidsmatig ook zeker aandacht aan om dat te
voorkomen.
U
hebt veel te maken met invloeden uit Europa en de politiek. Hoe gaat u daarmee
om?
Europa
is ontzettend belangrijk voor Nederland. Er wordt veel geregeld in Europa om de
Europese – en dus ook de Nederlandse economie – goed te laten draaien. In mijn
OPTA-tijd ben ik voorzitter geweest van de BEREC[2],
de Europese organisatie van telecomtoezichthouders, en ik heb daar gezien hoe ongelooflijk
belangrijk het is om goed af te stemmen met je Europese collega’s. Het is voor telecomproviders en andere partijen natuurlijk bijzonder vervelend als de regelgeving niet op
elkaar aansluit. De kunst hier is het zoeken naar een goede balans. Individuele
landen moeten genoeg de ruimte worden gelaten, want het ene land is het andere
land niet. Dus op Europees niveau zijn bepaalde verschillen onontkoombaar, maar
aan de andere kant moeten bepaalde zaken wel gewoon op uniforme wijze geregeld
worden. Het blijft een kwestie van samenwerken maar hoe meer belangen er op het
spel staan, des te gevoeliger een zaak wordt. Het bestuur van de ACM – Anita Vegter,
Henk Don en ik – is benoemd door het Ministerie van Economische Zaken maar we
zijn onafhankelijk in onze besluitvorming. We hebben onze onafhankelijkheid
hoog in het vaandel. De werknemers van de ACM vallen wel onder het Ministerie
van Economische Zaken, maar staan onder uitsluitende bevoegdheid van het
bestuur.
Hoe
hebt u uw studententijd ervaren en wat zou u willen meegeven aan de Leidse
rechtenstudent?
Allereerst;
kom na je afstuderen bij ons werken. We hebben vaak juristen nodig en ACM is
een hele leuke en leerzame werkplek. Ten tweede, geniet in je studententijd.Ik
heb intens genoten van alles wat Leiden te bieden had. Ik wil best toegeven dat
ik misschien zelfs meer op sociaal vlak heb geïnvesteerd dan in mijn studie,
maar van die vaardigheden en ervaringen heb ik mijn hele leven ontzettend veel
plezier gehad. De tijden zijn zeker veranderd, dus er zit nu ook wel een
bepaalde druk achter de studenten. Wat echter niet is veranderd, is dat de
studietijd de tijd in je leven is wat betreft de vrijheid en het zoveel
mogelijk eruit te halen. Sporten, hobby’s, feesten, etc., dat komen allemaal in
een ander daglicht te staan als je eenmaal gaat werkenIk was misschien niet de
meest serieuze student, maar het scheelde dat ik van huis uit een soort bindend
studieadvies had gekregen. Ik mocht van mijn vader alles doen wat ik wilde,
zolang ik maar mijn punten bleef halen. In die tijd had je nog geen leenstelsel
of studiefinanciering. Die financiële steun van mijn vader had ik echt nodig, dus
dat hield ik in mijn achterhoofd. Ik was absoluut een jonge hond met een zekere
impulsiviteit, maar wel met bepaalde grenzen. Dat treden buiten de gebaande
paden probeer ik er ook nu zoveel mogelijk in te houden. Uiteraard wederom niet
onbegrensd – op een gegeven moment begint het leven wat serieuzer te worden –
maar ik denk dat het goed is als je niet voorspelbaar wordt en juist
onverwachte beslissingen durft te nemen.
[1] Nederlandse
Mededingingsautoriteit
[2] Body of European
Regulators for Electronic Communication