Schrems v. Data Protection Commissioner - Het einde van een tijdperk
of een Pyrrusoverwinning?
Inleiding
Eens in de
zoveel tijd verandert de samenleving op fundamentele wijze. De jagers en
verzamelaars waren getuige van de eerste revolutie toen zij hun nomadisch
bestaan inruilden voor vaste nederzettingen. Jaren later, in de negentiende
eeuw, veranderde Europa met de introductie van de stoommachine in een
industriële samenleving. Inmiddels leven wij in een zogenaamde
informatiemaatschappij.[1]
De digitalisering van onze samenleving heeft grote gevolgen met zich
meegebracht, die ook juridische innovaties behoeven. De afgelopen jaren is vooral
privacy een relevant onderwerp geworden. Bewustzijn omtrent de risico’s van
deze digitale samenleving en de behoefte aan privacy groeien met de dag. In een
tijdperk waarin informatie sneller lijkt te reizen dan het licht, wordt dikwijls
de vraag gesteld of wij nog wel enige grip hebben op onze privégegevens. Het is
dan ook allerminst verrassend dat het Europees Hof van Justitie (HvJEU) zich
over deze vraag heeft moeten buigen.
Een Oostenrijkse privacy-activist en een
Ierse toezichthouder Zoals menig Europeaan maakt de Oostenrijkse Maximillian
Schrems reeds enkele jaren gebruik van Facebook. Als Edward Snowden in 2013 onthult
dat de activiteiten en inlichtingendienst van de Verenigde Staten (NSA) constant
online communicatie in de gaten houdt, besluit Schrems een klacht in te dienen.
Nu het de Ierse dochteronderneming van Facebook is die persoonsgegevens geheel
of gedeeltelijk doorgeeft aan Amerikaanse servers, dient hij zijn klacht in bij
de Ierse Data Protection Commissioner.[2]
De Ierse toezichthouder stuurt de Oostenrijker met een kluitje in het riet. Hij
verwijst naar de Safe Harbour beschikking[3]
en overweegt dat de VS op grond van deze beschikking een passend
beschermingsniveau biedt.[4]
Schrems laat het hier echter niet bij zitten en maakt de klacht aanhangig bij
de High Court of Ireland. Het Hooggerechtshof deelt de zorgen van Schrems en
stelt derhalve een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Het betreft de
vraag of een nationale toezichthouder
bij een klacht omtrent het doorgeven van persoonsgegevens aan een land,
waarin volgens klager geen passende bescherming wordt geboden, absoluut
gebonden is aan de Safe Harbour beschikking of dat hij zelf over dient te gaan
tot nader onderzoek. [5]
Relevante overwegingen
Hof van
Justitie benadrukt allereerst dat de Privacyrichtlijn, waarop de Safe Harbour beschikking
gebaseerd is, dient te worden uitgelegd in het licht van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie.[6]
In dit verband wijst hij op art. 7 en 8 van het Handvest, respectievelijk het
recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens
en benadrukt het belang hiervan. Het Hof overweegt dat de Privacyrichtlijn de
lidstaten verplicht om een toezichthoudend orgaan in het leven te roepen en
noemt enkele bevoegdheden van deze autoriteiten, waaronder
onderzoeksbevoegdheden.[7]
Hierna
begint het HvJEU aan zijn kernoverwegingen door te benoemen dat de Commissie,
krachtens de Privacyrichtlijn, over de mogelijkheid beschikt om een beschikking
vast te stellen waarin het toereikende beschermingsniveau van een derde land
wordt geconstateerd. Een dergelijke beschikking is volgens Europees recht
verbindend voor alle lidstaten en hun organen. Zolang de Commissie of het Hof
deze beschikking niet ongeldig heeft verklaard is het de lidstaten en hun
organen dan ook niet toegestaan maatregelen te treffen die hiermee in strijd
zijn.[8]
Dit betekent echter niet, zo overweegt het Hof, dat de nationale
toezichthouders geen zelfstandig oordeel mogen vormen over het
beschermingsniveau van een derde land. Zij zijn immers verplicht om in
volledige onafhankelijkheid te onderzoeken of doorgave van gegevens in overeenstemming
is met de richtlijn, een beschikking van de Commissie doet daar niet aan af.[9]
Zij ontberen echter het recht om gevolgen te verbinden aan hun bevindingen en de
ongeldigheid van de beschikking te constateren, daar deze taak voorbehouden is
aan het Hof en de Commissie.[10]
Is een nationale toezichthouder van mening dat er sprake is van een
ontoereikend beschermingsniveau dan dient er een procedure gestart te worden
bij de nationale rechter, die vervolgens het prejudiciële pad naar het HvJEU
kan bewandelen.[11]
Wie nu stopt
met lezen zal in de veronderstelling verkeren dat onze Europese rechter louter
zijn eigen positie heeft benadrukt en dat de NSA nog altijd met gemak door uw selfies, likes en overige statusupdates struint. Gelukkig was het HvJEU de mening toegedaan dat voor een volledige beantwoording
van de prejudiciële vragen een beslissing over de geldigheid van de beschikking
vereist is.[12] Het Hof
overweegt dat voor de vraag of een beschermingsniveau voldoende is, bepalend is
of het land een beschermingsniveau biedt dat grotendeels overeenkomt met het
niveau dat binnen de Europese Unie wordt gewaarborgd op grond van de richtlijn
en het Handvest.[13] Voorts
is het aan de Commissie de taak om de ontwikkeling van het beschermingsniveau
van een in een beschikking opgenomen derde land in de gaten te houden. Bij
aanwijzingen waaruit blijkt dat twijfel is ontstaan omtrent het geboden
beschermingsniveau dient een dergelijk onderzoek in ieder geval plaats te
vinden.[14]
Hierbij valt te denken aan de onthullingen van Snowden, die voor Schrems de
aanleiding vormden om een klacht in te dienen.[15]
Het Hof
overweegt dat doeltreffende detectie- en controlemechanisme ontbreken om
grondrechtschending te sanctioneren en dat de Amerikaanse autoriteiten op
disproportionele wijze vanuit de lidstaten afkomstige persoonsgegevens kunnen verwerken,
terwijl belanghebbenden niet over rechtsmiddelen beschikken.[16]
Het HvJEU besluit de Safe Harbour beschikking ongeldig te verklaren, waarmee
het een einde maakt aan ongecontroleerde gegevensstromen.
En nu...?
Is deze uitspraak
de metaforische stoommachine die een fundamentele wijziging aanbrengt in onze
huidige samenleving? Waarschijnlijk niet. Kort na het wijzen van dit arrest
liet Facebook weten dat er meerdere wegen naar Rome leiden voor wat betreft het
legaal opslaan van persoonsgegevens in de VS.[17]
Timmermans verklaarde dat de Commissie haar inspanningen voor een beter
alternatief zal voortzetten, maar dat ondertussen trans-Atlantische datastromen
niet worden gestopt.[18]
Economisch gezien is dit uiteraard positief, juridisch doet het echter de vraag
rijzen of hier sprake is van een pyrrusoverwinning. Mijns inziens kan deze
vraag pas echt beantwoord worden wanneer de Commissie haar plannen presenteert.
Het arrest
maakt echter wel duidelijk dat het Hof zich heeft ontwikkeld tot Europese
privacy-waakhond, hetgeen in onze huidige maatschappij van onschatbare waarde
is.[19]
[1] Zie ook A. Toffler, The Third Wave Bantam Books 1980
[2]Hof van
Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 117/15
Luxemburg,
6 oktober 2015 Arrest in zaak C-362/14 Maximillian Schrems/Data Protection
Commissioner, p. 1
[3] De Safe
Harbour beschikking (2000/520/EG) is overeenkomstig de Privacyrichtlijn (95/46/EG).
[4] Perscommuniqué
nr. 117/15, p.2
[5] Zaak
C-362/14 verzoek om een prejudiciële beslissing, nr. 22
[6] Zaak
C-362/14, R.O. 38
[7] R.O 40
t/m 50
[8] R.O. 51 en 52
[9] R.O 57
[10]R.O 62
[11]R.O.65
[12]R.O.67
[13]R.O.73
[14]R.O.76
[15] Zie ook
het advies van advocaat-generaal Bot (Perscommuniqué 106/15)
[16] R.O.81 en 90
[17]
http://www.nrc.nl/next/2015/10/7/grote-vragen-na-... [18]
http://www.nrc.nl/next/2015/10/7/grote-vragen-na-... [19] Aldus
ook
http://www.nrc.nl/next/2015/10/7/grote-vragen-na-...