De annotatie
Pando v.
Fernandez
485 N.Y.S.2d 162
I believe in Spinoza's God who reveals himself in the
orderly harmony of what exists, not in a God who concerns himself with the
fates and actions of human beings.
-
Albert Einstein
Pando
v. Fernandez: de zaak
Christopher
Pando is een jongen van zestien jaar en bovendien toegewijd gelovige in “St.
Eleggua”, een heilige uit de religie van de Santería, een Carribische
syncretische religie. Daysi Fernandez is een 38-jarige huismoeder die wel weet
hoe zij moet omgaan met dergelijke gelovige jongeren. Nadat haar ter ore komt
dat er enkele miljoenen dollars te winnen vallen in een bepaalde loterij wenkt
zij Pando. Over wat er toen
gebeurde, getuigt Pando:
Mrs. Fernandez (…) asked me, after noticing that the
Lotto prize was several million dollars, whether or not I could get my Saint (St.
Eleggua dus, MH) to win the Lottery. I told her that I did not know, but I
would try. She thereupon told me that she would give me $4.00 to select four
different tickets and that if my St. Eleggua made my selection of the Lottery
numbers win, she would go equal partners with me on the prize.[1]
Pando koopt inderdaad vier loten voor Fernandez, en bidt met
vuur tot zijn heilige. En verhip, Fernandez wint inderdaad de loterij ten
bedrage van 2,8 miljoen dollar! Als Pando naar Fernandez gaat om zijn ‘fair
share’ te vragen, stuurt zij hem met lege handen weg. Daarop stapt Pando naar
de rechter om op grond van de mondelinge overeenkomst de helft van het
geldbedrag te vorderen ($ 1,4 miljoen). Nu lijkt de vraag: “Did St. Eleggua make Pando’s selection of the
Lottery numbers win?” Een sterk verhaal, zou de deïst Albert Einstein
zeggen. Maar kan en moet de rechter zich daar ook in dergelijke expliciete
termen over uitlaten?
Zes
posities
Na
lang procederen komt Pando’s zaak uiteindelijk bij de New York County
Supreme Court terecht. Laat mij zes posities schetsen die dit gerecht zou
kunnen innemen ten aanzien van Pando’s vordering:
- De vordering is niet toewijsbaar. De constitutie van het
universum is er niet een die ruimte laat voor een godheid (zoals St. Eleggua)
om de uitslag van een loterij te beïnvloeden; \
- De vordering is niet toewijsbaar. Het zou best kunnen dat St. Eleggua
de uitkomst van de loterij heeft beïnvloed, maar zelfs als dat zo zou zijn, is
dat fundamenteel onbewijsbaar;
-
De vordering is niet toewijsbaar. Het is niet per se
fundamenteel onbewijsbaar dat St. Eleggua Pando de loterij heeft laten winnen,
doch het is hier simpelweg niet bewezen;
-
De vordering is niet toewijsbaar. Wat ook de inhoudelijke
merites zijn van Pando’s geloof, het is niet de taak van het gerecht om zich
hiermee bezig te houden;
-
De vordering is wel toewijsbaar. Het lijkt aannemelijk dat St. Eleggua
Pando daadwerkelijk heeft laten winnen. De kans om de loterij te winnen is
namelijk heel klein;
-
De vordering is wel
toewijsbaar. Fernandez had moeten begrijpen dat zij door de toezegging die zij deed de redelijke verwachting wekte het geld te zullen delen bij winst.
De
positie van de Supreme Court
De
meesten van de lezers zullen vermoedelijk uitspraak no. 5 onmiddellijk afstrepen
– men zou dan als gerecht als het ware de religie van Pando overnemen. Dat is,
op zijn minst, zeer dubieus in een moderne, geseculariseerde staat. Kijken wij
echter naar de resterende vijf mogelijkheden, dan zal menigeen het met mij eens
zijn dat uitspraak nummer 1 ook wel iets heel bevooroordeelds heeft. Pando zou
dan geconfronteerd worden met een expliciet atheïstische rechtbank. De
neutraliteit van de rechter komt dan wel érg in het geding.
Laten we naar de resterende vier opties kijken; 2, 3, 4 en 6.
Er valt op dat er een groot verschil is tussen uitspraak 2, 4 en 6 enerzijds,
en uitspraak 3 anderzijds. Uitspraak 3 behelst namelijk een feitelijke toetsing
van het bewijsmateriaal, waar 2, 4 en 6 uitspraken uit principe zijn (er
wordt niet echt een empirische waarschijnlijkheidsafweging ten aanzien Pando’s
verhaal gedaan). Verder valt op dat uitspraak 2 ingaat op de bewijsrechtelijke
positie van geloof in een rechtsstaat, terwijl uitspraak 4 meer lijkt in te
gaan over de positie van de rechtsstaat (hier: het gerecht) tegenover het
geloof. Laten we kijken voor welke van deze vier oplossingen de staats-Supreme
Court gaat:
Faith is the antithesis of proof. It is a belief which
is firmly held even though demonstrable proof may be lacking. It is
instinctive, spiritual, and profound, arrived at not through a coldly logical
appraisal of the facts but, in Wordsworth's phrase, by “a passionate
intuition”. “Faith is the substance of things hoped for, the evidence of things
not seen.” Paul, Epistle
to Hebrews: xi, 1.[2]
Als u goed leest, zult u het met me eens zijn: het hoogste
hof van New York kiest voor uitspraak nummer 2. Totaal onverdedigbaar is het
niet; tot welke van de vier oplossingen je je het meest aangetrokken voelt, zal
grotendeels een gevoelsmatige zaak zijn. Er is echter iets aan de uitspraak van
de Supreme Court wat mij niet bevalt. In de beoordeling van de positie
van Pando schijnt zij wel erg gretig te benadrukken dat geloof en
bewijsbaarheid in abstracto niet samen gaan. Dat lijkt mij (1) geen
vaststaande zaak, (2) vooral niet zo relevant in de onderhavige zaak. Is het
werkelijk de taak van een gerechtelijke instantie om in haar dictum over
te gaan tot theologie en metafysica?
Slotbeschouwing
Wat
mij betreft blijven er dus drie oplossingen over, de oplossing van de Supreme
Court niet meegerekend: 3, 4 en 6. Uitspraak 4 is de seculiere scheiding-van-kerk-en-staat-positie,
die wel consequent is, maar juist in die consequentheid de positie van
theologische stellingnames ongerechtvaardigd lijkt te discrimineren. Ter
illustratie: stel dat Pando in een labomgeving zou kunnen aantonen dat elke
keer als hij tot St. Eleggua bidt, hij de uitkomst van een lottrekking kan
beïnvloeden. Niet alleen zou hij instantaan $ 1 miljoen van James Randi kunnen
opeisen,[3]
ook zou de rechter zich in deze zaak nog eens flink achter de oren moeten gaan
krabben. Hoe je de zaak in die omstandigheden zou moeten beslissen, weet ik
niet. Ik weet daarentegen wel dat ik een beroep op “scheiding van kerk en staat”
een laffe en onverantwoorde uitvlucht zou vinden.
Waarschijnlijk is oplossing 3 al met al dus het best
houdbaar, al vergt het een bepaald vertrouwen dat de rechters niet voor één gat
te vangen zijn (en zich dus niet te
makkelijk laten meeslepen door ‘theologische sprookjes’). Dat vertrouwen moet
misschien maar gewoon gegeven worden. Overigens heb ik oplossing 6, het toewijzen
van Pando’s vordering op grond van gerechtvaardigd vertrouwen, in dit stuk niet
besproken, maar dat is wat mij betreft ook een aantrekkelijke optie. Zeker als
men met mij van mening is dat Pando het geld ergens ook wel verdient, is het
een manier om de uitspraak de andere kant op te laten vallen. ‘Helaas’ zijn
dergelijke beroepen op redelijkheid en billijkheid in de Angelsaksische
rechtscultuur wat minder populair. Daar zou het dus niet zo snel op variant 6 uitdraaien.
[1] Pando v. Fernandez, 127 Misc.2d 224 (1984), par. [6].
[2]
Ibid., nr. **168.
[3]
De James Randi Educational Foundation, een non-profitorganisatie
opgericht door de publieke scepticus James Randi, looft een prijs ter hoogte
van $ 1.000.000 uit aan iedereen die in een wetenschappelijk gecontroleerde
omgeving paranormale kwaliteiten kan laten zien. De prijs is nog nooit
uitgereikt.