Veel ondernemers zien als gevolg van de maatregelen die getroffen worden om de verspreiding van het
coronavirus tegen te gaan hun omzet wegvallen. Denk aan de eet- en
drinkgelegenheden die verplicht hun deuren moesten sluiten of de organisatoren
en toeleveranciers van de vele festivals die in het voorjaar gepland stonden. Maar
ook de ondernemingen die niet direct getroffen worden door overheidsmaatregelen
zien een vraaguitval; consumenten houden hun hand op de knip omdat zij bang
zijn voor een terugval in inkomen of zo veel mogelijk thuis blijven.
Veel van deze ondernemers
hebben langdurige commerciële contracten afgesloten, bijvoorbeeld met een
schoonmaakbedrijf.
In dit artikel zet ik
uiteen welke mogelijkheden een ondernemer heeft om op grond van de coronacrisis
zijn contractuele verplichtingen vroegtijdig beëindigen. En, misschien een
belangrijkere vraag, ga ik in op de vraag of een partij die een recht heeft in
dit geval wel gebruik kan maken van zijn recht.
Ik doe dat aan de hand
van twee voorbeelden. Het eerste voorbeeld is een koffiebar die op last van de
overheid gesloten is en een langdurige overeenkomst heeft met een
schoonmaakbedrijf voor de dagelijkse schoonmaak. De ondernemer in mijn tweede
voorbeeld heeft ook een langjarige overeenkomst met een schoonmaker, maar hij heeft
zijn kledingwinkel gesloten omdat er bijna geen klanten meer zijn. Door het
sluiten van de winkel bespaart hij in ieder geval voor een deel op
personeelskosten van zijn oproepkrachten.
Hoofdregel
De hoofdregel is
eenvoudig; afspraken moeten worden nagekomen. Op grond van deze hoofdregel
moeten beide ondernemers de gesloten schoonmaakovereenkomst nakomen; dat wil
zeggen: de schoonmaak laten uitvoeren en de factuur betalen. Gebeurt dat niet,
dan is er sprake van een tekortkoming in de nakoming en op grond van artikel
6:74 BW kan de ondernemer in beginsel gehouden worden een schadevergoeding aan
het schoonmaakbedrijf te betalen.
Overmacht (6:75 BW)
Maar als de tekortkoming
niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend is er sprake van overmacht en is
er geen tekortkoming in de nakoming. Bij een geslaagd beroep op overmacht kan
de schuldenaar de overeenkomst opzeggen of opschorten. De wederpartij heeft
geen recht op een schadevergoeding, maar kan wegens de tekortkoming wel het
contract ontbinden.
In de eerste plaats is er
sprake van overmacht als een prestatie niet geleverd kan worden, er is dan
sprake van absolute overmacht. Een klassiek voorbeeld zijn overheidsbeperkingen
voor de import of export van artikelen. In theorie kunnen de
schoonmaakwerkzaamheden bij beide ondernemers wel uitgevoerd worden, er lijkt
dus geen sprake van absolute overmacht. Maar er bestaat ook een relatieve
onmogelijkheid, hiervan is sprake als nakoming zo nadelig is dat het in
redelijkheid niet van de partij kan worden gevergd. In het geval van de op last
van de overheid gesloten koffiebar zou daar sprake van kunnen zijn, het is niet
aan de ondernemer te wijten dat hij zijn koffiebar moest sluiten, en het
uitvoeren van de dagelijkse schoonmaak lijkt zinloos als er geen activiteit in
de koffiebar is. Bij de kledingwinkel ligt het al iets complexer, er is (nog)
geen gebod voor het sluiten van alle niet-essentiële winkels, de ondernemer
heeft deze keuze gemaakt uit commerciële overwegingen (de besparing van
personeelskosten). Hoewel het niet zinvol is om een niet gebruikte winkel dagelijks
schoon te maken lijkt de afwenteling van de (volledige) schade op de schoonmakers
niet redelijk.
Contractuele overmacht
De overmachtsregeling van
6:75 BW is regelend recht, partijen kunnen in hun overeenkomst afwijken en doen
dat ook geregeld. Met een overmachtsclausule kan de drempel voor het intreden
van de wettelijke drempel verlaagd worden. In het geval van de kledingwinkel
zou een contractuele overmachtsregeling die voorziet in opschorting in geval
van een tijdelijke sluiting soelaas kunnen bieden.
Er zullen voldoende
situaties zijn waarbij partijen geen contractuele overmachtsclausule hebben die
de gevolgen van de coronacrisis dekt en waarbij een beroep op overmacht niet
slaagt. Daarom loont het ook om een beroep op onvoorziene omstandigheden te
onderzoeken.
Onvoorziene omstandigheden (6:258 BW)
De rechter kan op
verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of
deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden
welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag
verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden
verleend.
Partijen kunnen een
beroep doen op (onvoorziene) wijziging van omstandigheden als zich bij de
uitvoering van het contract omstandigheden voordoen die niet in het contract
verwerkt zijn. Overigens is de terminologie (onvoorziene omstandigheid)
misleidend; het gaat er niet om of de omstandigheid voorzienbaar is, maar of er
met de omstandigheid rekening is gehouden bij het opstellen van het contract.[1]
De onvoorziene
omstandigheden moeten ook tot gevolg hebben dat de nakoming naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daar zou sprake van kunnen
zijn bij de dagelijkse schoonmaak van de koffiebar en het klinkt ook niet
onredelijk om de dagelijkse schoonmaak van de kledingwinkel hier onder te
scharen. Hoewel de schoonmakers in de eerste dagen misschien nog wat
achterstallig schoonmaakwerk kunnen doen zal de toegevoegde waarde van het
uitvoeren van een dagelijkse schoonmaak op termijn zeer beperkt, zo niet nul
zijn.
Een beroep op onvoorziene omstandigheden moet terughoudend worden
aanvaard (HR Briljant Schreuders/ABP) en een sterk stijgende (of dalende) prijs
is in de eerste plaats een ondernemersrisico. Maardat risico reikt niet zo ver dat de ondernemer in grote financiële problemen
moet komen door het contract ongewijzigd in stand te laten. De rechter kan bij
een geslaagd beroep de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden, maar ook
een opschorting (wijziging) behoort tot de mogelijkheden.
Hoe moet het nu verder
bij onze koffiebar en kledingzaak? Hoewel de koffiebar redelijke papieren heeft
om zich te beroepen op overmacht lijkt het me niet per se redelijk dat de
schoonmaker hiervoor de volledige schade draagt. Zij hebben immers ook geen
schuld aan de ontstane situatie. Het recht hebben wil niet zeggen dat je het moet gebruiken.
Beter lijkt het me, zeker omdat er hier sprake is van een langdurige
samenwerking, de pijn te verdelen. Of dit een 50-50 verdeling betekent hangt af
van de omstandigheden, een kleine koffiebar heeft misschien minder diepe zakken
dan een landelijk schoonmaakbedrijf. Maar in geval van het mondiale
koffiebedrijf met de tweestaartige zeemeermin, de sirene, als logo zijn de
kaarten weer anders geschud.
Dan de kledingzaak. Daar gold geen sluitingsplicht, maar het is duidelijk dat in veel gevallen een
tijdelijke sluiting lijfsbehoud is. Ook hier zijn de omstandigheden maatgevend,
maar als partijen er samen niet uitkomen zou de rechter op grond van 6:258 BW
de overeenkomst tijdelijk kunnen opschorten. Hoe lang tijdelijk is?
Bijvoorbeeld de helft van de duur van de verplichting om anderhalve meter
afstand te houden. En hoe lang dat is? Hopelijk korter dan het duurt om een
zaak bij de rechter te krijgen…
Ten slotte; de
praktijk
Het nieuws van afgelopen
weken laat een wisselend beeld zien. Enerzijds zijn er partijen die hun
wederpartij strikt aan de contractuele afspraak houden, zoals Booking.com en
Expedia die de provisie van geannuleerde boekingen blijven claimen.[2] En
anderzijds Asito, een groot schoonmaakbedrijf, dat hoewel het recht heeft om te
factureren -ook als niet wordt schoongemaakt- met haar klanten in gesprek gaat,
juist om juridische conflicten te vermijden.[3] Een
strategie die ook op particuliere schaal wordt toegepast door de concert-,
toneel-, festivalgangers die niet hun geld terugvragen van de organisator en
daarmee de zwaar getroffen cultuursector ondersteunen.
[1] Zie onder andere de MvT maar ook J.M. van Dunné, ‘Briljant Schreuders – ABP; weinig briljante toepassing van artikel 6:258 BW bij onvoorziene
omstandigheden’, AA januari 1999 (HR 20-02-1998 ECLI:NL:HR:1998:ZC2587).
[2] https://www.khn.nl/nieuws/boekingssite-monopolisten-laten-hoteliers-keihard-vallen-in-corona-crisistijd
[3] https://fd.nl/ondernemen/1338682/schoonmaakbedrijf-asito-coronapact-met-klanten