Hoe realistisch is rechtvaardig?

Geschreven door Tonko van Leeuwen op 01-10-2015

Hoe realistisch is rechtvaardig? - De onontkoombare onrechtvaardigheid van Obama’s onderhandelingstactiek.

Het Midden-Oosten is spijtig genoeg de laatste tijd nog maar zelden positief in het nieuws. Vandaar dat de aandacht groot was voor de nucleaire deal met Iran. Voor het eerst in tijden was er geen sprake van geweld en oorlog, maar van constructieve diplomatie, en van resultaten geboekt door middel van overleg. Uiteraard zou Amerika Amerika niet zijn als de Republikeinen het niet grondig oneens zijn met Obama. Traditiegetrouw dreigde ze dus ook om via het Senaat een motie aan te nemen die de deal zou afkeuren. Vorige week (8 september) werd echter duidelijk dat Obama de benodigde steun van de Democraten heeft (minimaal 40 van de 100 Senaatstemmen), die het mogelijk afkeurende motievoorstel van de Republikeinen nu kunnen filibuster-en (i.e. oneindig over debatteren zodat er nooit over gestemd kan worden), wat betekent dat verder juridisch gehannes met mogelijke veto’s van Obama niet meer nodig is.

Als onderdeel van zijn media aanpak om steun voor de Iran-deal te krijgen, heeft Obama meerdere malen interviews gegeven. Een van de meest spraakmakende daarvan was het gesprek dat hij had op 5 april had met Thomas Friedman van de New York Times. De inhoud van de deal kwam hier ook aan bod, maar wat vooral ter sprake kwam was de insteek die Obama heeft bij politieke onderhandelingen. De ‘Obama-doctrine’ kwam hier naar voren, waarbij Obama zijn strategie en redenering ten aanzien van Iran, maar ook bijvoorbeeld de toenadering tot Cuba, toelicht en motiveert.  

De Obama-doctrine wordt goed samengevat in het volgende citaat: 
“We are powerful enough to be able to test these propositions without putting ourselves at risk. And that’s the thing ... people don’t seem to understand. […]The doctrine is: We will engage, but we preserve all our capabilities.”[1]  

Obama is zich bewust van de enorme machtspositie die de VS heeft, en benut die ook. Het is een moderne variant op de gunboat-diplomacy die in de 20ste eeuw nog plaats vond. De ‘big stick’ (doe datgene wat wij willen, anders gaan we over tot geweld) en de ‘juicy carrot’ (doe datgene wat wij willen, anders loop je flinke investeringen en humanitaire hulp mis) zijn gecombineerd, en beide niet meer expliciet zichtbaar. Obama geeft een speelveld aan waarbinnen er een oplossing gezocht kan worden, zonder ook maar een moment de controle uit hand te geven.

In het huidige internet- en informatietijdperk is de daadwerkelijke ‘gunboat’ zelfs niet meer nodig, omdat de militaire suprematie, en soms zelfs hegemonie, van de VS bijna universeel erkend is. Door middel van deze aanpak boekt Obama ook resultaten die door menig mens worden toegejuicht, omdat ze momenteel overeenkomen met de algemeen geldende opvattingen van de Westerse wereld. Dit deze resultaten overeenkomen met wat momenteel de ‘mode’ is zegt echter niks over de rechtvaardigheid van de gehanteerde aanpak.

Obama maakt er een punt van om als principieel en moraal verantwoord gezien te worden, maar hoe verhoudt de Obama-doctrine zich tegenover het begrip van rechtvaardigheid? Is de president die vaak hamert op zijn constitutionele kennis, en zijn ethische overwegingen, eigenlijk wel rechtvaardig in zijn insteek van diplomatie?

Justice as Fairness is de naam van een invloedrijke theorie bedacht door John Rawls (1921-2002), die moet aangeven wat rechtvaardigheid is. Rawls presenteert deze theorie in zijn boek A Theory of Justice, waarin voor het eerst de concepten van de original position en de veil of ignorance te vinden zijn. Het is aan de hand van een gedachte-experiment dat deze twee concepten worden uitgelegd, en waaruit duidelijk wordt wat (volgens Rawls) rechtvaardig is. Het gedachte-experiment luidt als volgt:

Er zitten verschillende partijen aan de onderhandelingstafel om de rechten, posities, en middelen van de wereld waar ze in leven te verdelen. Dit is de original position. Het rechtvaardige aspect komt echter naar voren dankzij de veil of ignorance. Deze ‘sluier van onwetendheid’ betekent dat de onderhandelende partijen geen enkel idee hebben van hun eigen kunnen en middelen. Ze hebben geen idee of ze de sterkere, slimmere, of bovenliggende partij zijn. Er moet dus een verdeling gemaakt worden zonder dat de partijen weten welke positie ze hebben. Dit gebrek aan kennis zorgt er volgens Rawls voor dat partijen dan tot een rechtvaardige oplossing zullen komen, omdat beide partijen streven voor een rechtvaardige verdeling voor beide posities. Partij A zal onderhandelen om positie A en B even veel toe te kennen, omdat hij niet weet welke positie de zijne is. Voor partij B geldt idem.

Voor een rechtvaardig resultaat conform het gedachte-experiment van Rawls, zou Obama dus moeten onderhandelen met Iran alsof hij niet weet of hij de VS of Iran vertegenwoordigt. Als zijn Iranese tegenhanger dat ook doet, en zij zouden er op miraculeuze wijze in slagen om daadwerkelijk te vergeten wie ze vertegenwoordigen, zou er dus een rechtvaardig resultaat op tafel komen. Dat Obama juist zijn machtspositie maximaal benut, geeft duidelijk aan dat zijn diplomatieke tactiek volgens Rawls allesbehalve rechtvaardig is.
 
De aanpak van Rawls is echter wel heel theoretisch van karakter, en leent zich meer voor een fundamentele verdeling van rechten en plichten en hoe die zich verhouden tot rechtvaardigheid. Echter, vele jaren voor Rawls had Adam Smith (1723-1790) in zijn boek The Theory of Moral Sentiments een vergelijkbaar idee van rechtvaardigheid, dat wel specifiek was toegespitst op de politiek. De rechtvaardigheid van een situatie kon dan beslist worden aan de hand van het ‘derde oog’, oftewel: men moest zich inbeelden wat een neutrale toeschouwer goed en af zou keuren. In de woorden van Smith zelf:

“As they are constantly considering what they themselves would feel, if they actually were the sufferers, so he is as constantly led to imagine in what manner he would be affected if he was only one of the spectators of his own situation.”[2] 


Echter, aan de hand van dit criterium is de doctrine van Obama ook moeilijk als rechtvaardig te kwalificeren. Een neutrale toeschouwer zou de aanpak van Obama, die iets weg heeft van een kat die speelt met zijn eten, niet als eerlijk kunnen beoordelen, en dus ook niet als rechtvaardig. Indien er een voetbalwedstrijd plaatsvindt waarbij een team ook de scheidsrechter is, vindt de neutrale toeschouwer het ook niet eerlijk.

Het moge duidelijk zijn dat Obama dus niet voldoet aan de kaders die Rawls en Smith hebben bedacht als het gaat om rechtvaardigheid. Dit betekent echter niet dat Obama niet juist handelt. De Obama-doctrine is pragmatisch van aard, en doet denken aan de aanpak waar ‘Teddy’ Roosevelt het over had toen hij zei, “speak softly, and carry a big stick.”

Rechtvaardig handelen zoals het beschreven wordt in theoretische kaders of in gedachte-experimenten werkt alleen als alle partijen dezelfde kaders en definitie hanteren. Het is een even gedurfde als domme houding om de onderhandelingen met Iran in te gaan met als uitgangspunt de original position en de veil of ignorance van Rawls. Dat is geen realistisch beeld van diplomatie in de werkelijkheid. Het is de harde werkelijkheid van het geopolitieke spel waar Obama dagelijks mee geconfronteerd wordt die ervoor zorgt dat hij onmogelijk gehoor kan geven aan doordachte rechtvaardigheidstheorieën. Elke dag weer hanteert Obama een doctrine die onrechtvaardig is, maar die wel de juiste is. En daar is geen theorie tegen opgewassen.



[1]  Friedman, Thomas L. "Iran and the Obama Doctrine." The New York Times. The New York Times, 05 Apr. 2015. Web. 14 Sept. 2015.Friedman, Thomas L. "Iran and the Obama Doctrine." The New York Times. The New York Times, 05 Apr. 2015. Web. 14 Sept. 2015.
[2] Smith, Adam. "Part I, Section I, Chapter IV." The Theory of Moral Sentiments. Basil: Tourneisen, 1793. 8. Print.

Terug naar nieuwsoverzicht