Voor de EL CID-editie is de NOVUM in gesprek gegaan met mr. Peter van Es, vanaf september de portefeuillehouder
Onderwijs binnen het faculteitsbestuur.
U hebt Nederlands recht aan de Universiteit Leiden
gestudeerd. Waarop heeft u de keuze hiervoor gebaseerd
en hoe verliep de studie?
Na de middelbare school twijfelde ik tussen rechtsgeleerdheid
en geneeskunde, maar omdat ik uitgeloot werd voor geneeskunde
werd mij de uiteindelijke keuze toen bespaard. De propedeuse
rechtsgeleerdheid zat eind jaren tachtig boordevol vierkeuzenvragen.
Sommige mensen ligt dat en anderen niet. Ik
moet zeggen dat ik tot die laatste categorie behoor; dat betekende
dat ik zonder al te veel moeite, zonder al te veel echte kennis
en zonder al te veel echte interesse in één jaar het propedeuseexamen
haalde. Het volgende jaar werd ik wel ingeloot voor
geneeskunde. Vervolgens heb ik enige tijd voor beide studies
tegelijk ingeschreven gestaan. De theoretische vakken bij
geneeskunde spraken mij wel aan, maar de in die tijd net verplicht
ingevoerde verpleegstage leerde mij dat het ziekenhuisleven
mij niet zo aansprak. Het werd dus definitief rechten. De
echte interesse voor het recht is pas gekomen toen ik in het derde
en vierde jaar colleges volgde bij prof. Kleyn, een hoogleraar
burgerlijk recht die bij mij een blijvende belangstelling voor dit
rechtsgebied heeft aangewakkerd.
Wilt u hiermee zeggen dat rechtenstudenten moeten
volhouden en de studie niet te snel moeten opgeven?
Ondanks alle voorlichtingsdagen en proefcolleges weet de
gemiddelde rechtenstudent volgens mij niet waar hij aan begint.
Er is op de middelbare school immers geen enkel vak dat met
deze studie te vergelijken is. De propedeuse geeft een mooi algemeen
beeld van wat rechtsgeleerdheid in al haar verscheidenheid
inhoudt. Het gaat hier echter om inleidende vakken en zoals volgens
mij bijna altijd opgaat, wordt iets pas echt interessant als je
echt diep op stof kan ingaan, en dat is dus later in de studie.
Anderzijds geldt volgens mij ook dat voor ieder nieuwsgierig
persoon met een juiste academische houding alles waarin hij
zich echt verdiept, interessant wordt.
Mijn eerste gedachte is dus, niet te snel zeggen: “ik vind het niet
leuk, ik hou er mee op”. Anderzijds is er tegenwoordig in het
eerste jaar een belangrijk keuzemoment op 1 februari. Wanneer
de studie je echt helemaal niet ligt kan het daarom verstandig
zijn er tijdig mee op te houden. De taaltoets kan ook een rol spelen
bij de keuze om al dan niet door te gaan met studie. Zonder
enig gevoel voor taal is het lastig afstuderen en zul je het als jurist
in ieder geval niet ver schoppen. Reden om een andere studie te
kiezen waar taal minder belangrijk is.
Wat kunt u nog meer over uw studententijd vertellen?
Het was voor mij allemaal heel aangenaam maar niet altijd even
verheffend. Het is in deze tijd onvoorstelbaar, maar men mocht
in mijn studietijd nog zes jaar over de studie doen (voorzien van
een niet eens zo karige basisbeurs). Daar komt bij – ik schaam
mij om het te zeggen – dat ik nog een jaar extra (gefinancierde)
studie kreeg omdat ik van studie was veranderd. Andere tijden.
Er was dus al met al genoeg gelegenheid voor ‘zelfontplooiing’,
wat dat ook moge zijn. Ik reken er maar alle oeverloze (met drank
overgoten) gesprekken onder die ik tot vroeg in de ochtend
voerde met mijn huisgenoten. Daarnaast heb ik – binnen de categorie
aantoonbaar nuttige zaken – enkele maanden in Schotland
gestudeerd en een stage gelopen bij een advocatenkantoor.
Ik moet zeggen dat aan het einde van mijn studietijd en ook in de
jaren daarna, mijn belangstelling voor het recht groeide. Soms
heb ik daarom wel eens spijt dat ik niet meer uit mijn studietijd
heb gehaald door veel meer colleges en lezingen bij te wonen.
Ook een tip voor de student van nu: er zijn vele leuke activiteiten
en lezingen van prominente en inspirerende personen op het
KOG, ga er eens heen!
Hoe verliep uw loopbaan na uw afstuderen in Leiden?
In 1992 na mijn afstuderen moest ik – als één van laatste – nog de
militaire dienstplicht vervullen. Ik werd als zogeheten ROAG
(reserve-officier academisch gevormd) geplaats in Woensdrecht,
waar de F16 piloten het eerste jaar van hun opleiding genoten.
Mijn taak was om een juridische acceptabele procedure op te zetten
op grond waarvan de aankomende piloten die niet voldeden,
naar huis konden worden gestuurd (een soort BSA voor piloten
dus). Het probleem waar ik tegen aanliep was dat militairen niet
zo houden van juridische nuances en dossiervorming. De opleiders
kende maar één criterium; deugt die vent (en bij helikopters
9Het Gesprek NOVUM Juridisch Faculteitsblad der JFV Grotius
ook een enkele keer een dame) en zou jij met hem of haar in “een
bak” willen zitten. Zo neen: dan was het exit. Tijdens mijn diensttijd
had ik vrij veel tijd over en heb ik een begin gemaakt met de
studie notarieel recht aan de UvA. Deze studie heb ik daarna vrij
spoedig kunnen afronden.
Waarom de keuze voor de Universiteit van Amsterdam en vielen u verschillen op
tussen de UvA en UL?
Ik woonde inmiddels in Amsterdam, vlak bij de juridische faculteit
van de UvA, de Oudemanhuispoort. Een geweldige plek,
maar de organisatie van de studie was enigszins chaotisch.
Secretariaten waren heel moeilijk bereikbaar en het was geen uitzondering
dat docenten zonder bericht bij colleges niet kwamen
opdagen. Die colleges werden dan ook niet ingehaald. Ik had er
niet zo’n moeite mee en dacht dat dat gewoon hoorde bij een
echte academische gemeenschap. Ik denk dat in de huidige tijd,
met de huidige maatregelen vanuit de overheid, de mindset van de
student anders is. Er wordt meer gevraagd van studenten en de
student mag daarom ook meer verwachten en vragen van de universiteit.
Bent u na uw afstuderen aan de UvA meteen in diens
getreden bij de Universiteit Leiden?
Nee, na mijn afstuderen heb ik eerst 3,5 jaar als kandidaat-notaris
gewerkt bij het notariaat van de Brauw Blackstone Westbroek
in Den Haag. Ik heb daar mijn verdere academische loopbaan
veel plezier van gehad. Het eerste wat ik daar geleerd heb is hard
werken. Niet dat er op de universiteit niet hard gewerkt wordt,
maar ik ervaar dat anders. De echte overuren worden door de
docenten over het algemeen gemaakt als het gaat om hun onderzoek
en dat voelt voor velen toch een beetje als hun hobby.
Wat mij op de een de een of andere manier ook sterk is bijgebleven
van de jaren in de praktijk is de wijze waarop – bijvoorbeeld
per e-mail – gecommuniceerd werd. Altijd vriendelijk maar de
boodschap tussen de regels door kon een heel andere zijn. Een
‘truc’ die vaak gebruikt werd om de verantwoordelijkheid of de
‘zwarte piet’ bij een ander te leggen.
De Brauw in Den Haag stond in de jaren ‘90 een beetje bekend als
een wetenschappelijk kantoor. Het kantoor had een grote en zeer
goed aangeschreven cassatiepraktijk en een prachtige bibliotheek.
Ik had regelmatig cliënten die het zich konden permitteren
om meer uitgebreide adviezen te vragen en dit betekende dat
ik uitgebreid literatuuronderzoek kon doen. Ook bestond er een
wekelijks overleg tussen de jonge medewerkers van ondernemingsrecht
en prof. Van Schilfgaarde, een buitengewoon inspirerende
advocaat en wetenschapper. Ik bleek veel aardigheid te
hebben in de meer wetenschappelijke aspecten van het werk en
gaandeweg ontstond het idee om te promoveren.
Promoveren in de rechtsgeleerdheid roept nogal eens het
beeld op van iemand die zes jaar lang op zijn kamer
achter de boeken zit. Klopt dit beeld?
De meeste promovendi combineren het promoveren met het
geven onderwijs. Daar zit dus al de nodige afwisseling. Zelf deed
ik promotie-onderzoek bij de afdeling Rechtsgeschiedenis (bij
prof. Zwalve) terwijl ik doceerde bij de afdeling Notarieel recht.
De basis van veel juridisch onderzoek is literatuur en jurisprudentie,
dus in zoverre geschiedt het onderzoek zeker achter het
bureau. Omdat mijn proefschrift een grote historische component
had, moest ik ook regelmatig oude boeken raadplegen in
een bijzondere afdeling van de UB. Ik was op zoek naar het antwoord
op de vraag bij wie een bepaalde gedachtegang voor het
eerst was ontstaan, dus dat voelde soms wel als zoeken naar een
speld in de hooiberg. Ik vond het wel een bijzondere sensatie om
boeken in de hand te hebben waarvan je wist dat zij al decennia
niet waren opengeslagen.
Hoe kijkt u tegen de relatie tussen de juridische opleiding
en de praktijk?
Laat ik voorop stellen dat ik het belangrijk vind dat degenen die
hun rechtenstudie hier in Leiden hebben voltooid, een baan vinden.
Wij moeten de studie dus altijd zo inrichten dat onze afgestudeerden
van waarde zijn voor de praktijk. Aan de andere kant
denk ik dat het belangrijk is dat wij niet met alle winden meewaaien
en aandacht proberen te besteden aan alles wat op enig
moment in de praktijk leeft. Een jurist die in Leiden is afgestudeerd
moet een degelijk fundament hebben en een juridische
manier van denken hebben aangeleerd. Dat laatste houdt in ieder
geval in dat je niet te snel tevreden bent een oplossing maar hierbij
steeds weer nieuwe haken en ogen kunt signaleren. Het houdt
ook in dat je kunt inspelen op nieuwe ontwikkelingen in het
recht; dat is belangrijk want het recht staat na het afstuderen niet
stil. Een voorbeeld ter illustratie. Jaren geleden hoorde ik het verhaal
van een oud-advocaat die ooit solliciteerde naar de functie
van jurist bij de KNVB. Gevraagd wat hij wist van sportrecht antwoordde
hij: “In het geheel niets, maar ik ben een jurist en ik ben
daarom gewend mij snel nieuwe rechtsgebieden eigen te
maken”. Hij werd – zo wil het verhaal – aangenomen.
Tot slot; hoe kijkt u aan tegen uw nieuwe functie van
portefeuillehouder onderwijs en heeft u nog tips voor de
aankomende studenten?
Als verantwoordelijke voor het onderwijs op de faculteit zal ik
met veel uiteenlopende kleine en grote dossiers te maken krijgen.
Variërend van praktische zaken (denk aan het Onderwijsinformatiecentrum)
tot beleidskwesties. De huidige portefeuillehouder
onderwijs (Pauline Schuyt) heeft bergen werk verzet en
een omvangrijke curriculumwijziging in de bachelor tot stand
gebracht. De komende jaren zullen de effecten hiervan moeten
worden gemeten en geanalyseerd om te beoordelen of de wijziging
heeft gebracht wat wij er van hoopten.
Wat betreft de tips aan aankomende studenten: ik geloof dat er
hierboven al een enkele staat vermeld. Een tip zou natuurlijk ook
kunnen zijn om niet te veel naar tips te luisteren maar je eigen
weg te gaan. Toch nog één verborgen tip. Men kan op veel manieren
plezier beleven aan de studententijd. Denk hierbij niet al te
veel aan de korte termijn en haal intussen wel je vakken, zodat je
het plezier nog over vier of vijf jaar kunt uitsmeren.