Waarom we IS niet Islamitische Staat moeten noemen

Geschreven door Marthe Goudsmit op 28-07-2015

Waarom we IS niet Islamitische Staat moeten noemen.


Een terroristische organisatie houdt grondgebied van Irak en Syrië bezet en claimt een nieuwe staat te zijn. Deze nieuwe staat noemt zichzelf Islamitische Staat; afgekort IS. Hoewel IS hard zijn best doet een staat te zijn is het niets meer dan een terroristische organisatie. De erkenning van staten is een zaak die aan andere soevereine staten wordt overgelaten. Staten bepalen dus welke staat werkelijk een staat is. Hoewel duidelijk zou moeten zijn dat IS een terroristische organisatie is, schuilt er gevaar in de naam Islamitische Staat. Ik wil betogen dat we er beter aan zouden doen om voortaan alleen de afkorting IS te gebruiken.  

Een staat die erkend wil worden krijgt te maken met de soevereiniteit van andere staten. Een staat-in-wording kan een andere staat op geen enkele manier dwingen om hem als staat te erkennen. Hoewel de Montevideo-criteria een handleiding vormen voor het (h)erkennen van andere staten betekent dat niet dat er een staat tot stand gekomen is wanneer er aan de criteria is voldaan. Een staat kan een andere staat erkennen wanneer hij dat zelf wil, ongeacht de Montevideo-criteria. Daarom geldt dat wanneer iedereen gelooft dat het een staat is, en staten een staat behandelen alsof het een staat is iets wel een staat moet zijn.  

Dat laatste vormt de basis voor de reden dat IS niet Islamitische Staat genoemd zou moeten worden. Hoe onbenullig het ook lijkt (‘ze hebben zichzelf nu eenmaal die naam gegeven, wij noemen dat toch niet écht een staat’), door IS Islamitische Staat te noemen raakt men gewend aan het horen van het woord staat in verband met IS. Er wordt dan niet gesproken over ‘de terroristische organisatie IS’, maar over ‘Islamitische Staat’. Wanneer we zo verstrikt raken in ons eigen taalgebruik erkennen we ongewild een deel van de identiteit van IS als zijnde een staat. We noemen doorgaans immers alleen staten ‘staat’. Aangezien de erkenning van een staat in grote mate afhankelijk is van het beeld dat men heeft van de staat-in-wording speelt taalgebruik wel degelijk een rol bij die erkenning. Wanneer we IS zeggen in plaats van Islamitische Staat wordt dit probleem uit de weg geruimd. De erkenning die schuilt in het uitspreken van het woord ‘staat’ komt dan niet tot stand. Voor het geval de lezer nu het tegenargument ‘ja maar Phantasialand dan?’ maakt: Phantasialand heeft niet de pretentie een werkelijke staat te zijn, en is dus ook niet op zoek naar erkenning, waardoor het niet vergelijkbaar is met een situatie waarin een ‘staat’ of ‘land’ wél op zoek is naar internationale erkenning (omdat het een soevereine staat wil zijn en die internationale erkenning nodig heeft).  

Erkenning kan dus ongewild versterkt worden door hoe wij een potentiële staat noemen. Maar zou het met IS nu echt zo’n vaart lopen? We weten toch dat het niet deugt, dat het niet werkelijk een staat is? Allicht weten we dat. Des te meer reden om te voorkomen dat we iets als staat erkennen dat die erkenning niet verdient. Dat erkenning en herkenning een grote rol spelen wil ik verder illustreren. Iets dat we niet herkennen kunnen we niet zien, en iets waar we geen woord voor hebben kunnen we niet herkennen. Denk bijvoorbeeld aan sneeuw. Hoeveel verschillende soorten sneeuw kent u? Mijn poging: natte sneeuw, plaksneeuw en misschien ook nog ijzel. Wanneer een Eskimo dezelfde vraag voorgelegd krijgt zou hij wel honderd woorden moeten kunnen noemen. Het punt is dat er woorden bestaan voor dingen die het Nederlands niet kent, waardoor een Nederlander zich niet uit kan drukken op een manier waaruit blijkt dat hij een andere vorm van sneeuw dan natte sneeuw of plaksneeuw bedoelt. Iets waar je geen woord voor hebt herken je niet.   

Iets wat je niet herkent dat zie je niet: De controverse van de blauw-zwarte of goud-witte jurk van een aantal weken geleden toonde ons dat onze ogen niet altijd zien wat er te zien valt. Naar aanleiding van die jurk verscheen een artikel waarin onderzocht werd wanneer de kleur ‘blauw’ zichtbaar werd. Homerus beschrijft de zee als een diepe wijnkleur. Ook is er in geen enkel Vedisch Hindoeïstisch gebed dat de hemel beschrijft sprake van het noemen van de kleur blauw. Er wordt beweerd dat de kleur blauw de laatste kleur is die voor mensen zichtbaar werd.[1] Blauw was niet zichtbaar, omdat het niet herkend werd, omdat er geen woord voor was.  

Terug naar IS. IS is geen staat. Toch gebruiken we het wóórd staat wanneer we het over Islamitische Staat hebben. Zoals iets onzichtbaar is wanneer er geen woord voor is, is iets zichtbaar wanneer dat woord er wel is. Onze gedachten worden geopend voor de mogelijkheid dat er sprake is van een staat. Dat is meer dan we aan IS zouden moeten toegeven. Voor staten ligt een deel van de erkenning in de herkenning, en dus in de naam die het beestje krijgt. Om die reden meen ik dat we IS niet voluit moeten schrijven. Laten we toch vooral benadrukken dat het om een terroristische organisatie gaat, en niet om een potentiële staat-in-wording.

[1] Loria, K., ‘No one could see the color blue until
modern times’, http://www.businessinsider.in/No-one-could-see-th...

Terug naar nieuwsoverzicht