Permanent campagne voeren

Geschreven door Tonko van Leeuwen op 28-07-2015

Permanente campagne voeren


Met de Britse verkiezingen net achter de rug, kunnen wij ons nu gaan klaarmaken voor het volgende verkiezingscircus, namelijk dat van de Verenigde Staten van Amerika. 'The Leader of the Free World' wordt gekozen en daar is uiteraard de hele wereld in geïnteresseerd; het vierjaarlijkse mediaspektakel trekt ook in Nederland veel aandacht. Terwijl de kandidaten zich links en rechts aanmelden en iedereen zich afvraagt of iemand Hillary Clinton nog kan verslaan, is een nieuwe president echter niet het enige waar de Amerikanen 8 november 2016 over zullen stemmen. Naast een nieuwe president zullen er ook een nieuw Senaat, gouverneurs, en Huis van Afgevaardigden worden verkozen, waardoor dus in feite het hele Amerikaanse politieke landschap opnieuw verdeeld kan worden. 

Voordat het echter zo ver is heeft de huidige president Obama nog anderhalf jaar te gaan en zal hij, zoals vele malen eerder tijdens zijn presidentschap, te maken krijgen met een tegenwerkend Senaat en Huis van Afgevaardigden. De afgelopen jaren is er veel gediscussieerd over filibusters en gridlocks en hoe het komt dat zo weinig wetsvoorstellen de stemrondes overleven. Nu is politiek überhaupt lastig te verklaren, om nog maar te zwijgen over de Amerikaanse, en is het stemgedrag van partijen of individuen nooit geheel logisch uit te leggen. Maar door middel van een grondige kijk naar hoe het Huis van Afgevaardigden in de  Verenigde Staten wordt verkozen, in combinatie met twee toegankelijke en hanteerbare rechtseconomische theorieën, kan er wel een begin gemaakt worden. In brede lijnen kan het probleem geschetst worden wat ervoor zorgt dat ook diegene die zich na 8 november 2016 gelukkig mag prijzen als President-elect of spiksplinternieuwe Afgevaardigde te maken zal krijgen met een lastig te overtuigen lagerhuis. 

Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden
Het Huis van Afgevaardigden is de Amerikaanse Tweede Kamer, ook wel lagerhuis genoemd. Het  lagerhuis vindt zijn oorsprong in de Grondwet van de Verenigde Staten, hun zo geliefde Constitution. Per staat worden mensen verkozen om plaats te nemen in het Huis van Afgevaardigden. In tegenstelling tot de Senaat, het Amerikaanse hogerhuis, zijn de hoeveelheid zetels per staat afhankelijk van de bevolking van de staat. In totaal zijn er 435 zetels, die proportioneel zijn verdeeld, verschillend van 53 zetels voor Californië (de meest bevolkte staat) tot één enkele zetel voor de zeven staten met de kleinste bevolking (Alaska, Delaware, Montana, North Dakota, South Dakota, Vermont, en Wyoming). Deze leden worden gekozen door het volk, elke twee jaar, zoals vastgelegd in Article 1, Section 2, Clause 1 van de U.S. Constitution. 

Na de uitspraak in Wesberry v. Sanders door het Federaal Hooggerechtshof (Supreme Court) in 1964 heeft het kiesstelsel zoals de Amerikanen het nu kennen vorm gekregen in 1967. Als reactie op de uitspraak, die ging over de grootte van de bevolking van kiesdistricten in Georgia, is Titel 2, Hoofdstuk 1 van de U.S. Code aangepast.  Hierin is vastgelegd op wat voor manier de 435 leden van het Huis van Afgevaardigden verkozen worden. Titel 2, hoofdstuk 1 van de U.S. Code stelt nu dat dit door middel van plurality voting in een single-member district zal gebeuren. Dit betekent dat alle staten die vertegenwoordigd worden door meer dan één zetel in het Huis van Afgevaardigden moeten worden opgedeeld in kiesdistricten. Per kiesdistrict mag er daarna maar één winnaar zijn, dus één Afgevaardigde per district, en deze zal worden verkozen door middel van een 'winner-takes-all' verkiezing. Degene met de meeste stemmen binnen het kiesdistrict mag plaats nemen in het Huis van Afgevaardigden, de rest niet. Er is dus per kiesdistrict een verkiezing, met per kiesdistrict een Afgevaardigde die zijn zetel puur en alleen aan het resultaat binnen zijn kiesdistrict heeft te danken. Dit is ook wel bekend als een districtenstelsel in combinatie met een relatieve meerderheidsstelsel.

Dit kiesstelsel staat haaks op het systeem van evenredige vertegenwoordiging wat wij in Nederland kennen, en geeft dus ook een hele andere dynamiek aan de Amerikaanse politiek. In Nederland is het niet van belang waar een Tweede Kamerlid vandaan komt. Hij of zij mag plaatsnemen in de Tweede Kamer dankzij de hoeveelheid stemmen die de partij op nationaal niveau heeft gekregen, in combinatie met de positie op de kieslijst. Het zou dus ook kunnen voorkomen dat iemand plaatsneemt in de Tweede Kamer terwijl diegene zelf geen enkele stem heeft gekregen. In het Amerikaanse kiesstelsel is dit onmogelijk. Alle leden van het Amerikaanse lagerhuis zijn individueel direct verkozen door hun kiesdistrict. Zij zijn dus ook in zekere zin ook veel meer afgevaardigde in plaats van volksvertegenwoordiger. Zij zijn niet verkozen op basis van wat 'het volk' in bredere zin wil, maar door een specifieke regio, het kiesdistrict, om hun belangen te behartigen in het Huis van Afgevaardigden, letterlijk als afgevaardigde. Dit districtenstelsel zorgt er echter wel voor dat hij of zij die op het pluche zit in Washington, D.C. een vele directere band en verantwoordelijkheid heeft met en tegenover de kiezers.

Verantwoordelijkheid tegenover het kiesdistrict
Het gehele Huis van Afgevaardigden wordt om de twee jaar opnieuw gekozen. Dit betekent voor alle leden dat in principe elk jaar een verkiezingsjaar is. Op de dag dat een afgevaardigde wordt verkozen, zal hij al moeten gaan nadenken over fondsenwerving en zijn mogelijke herverkiezing. De huidige lichting afgevaardigden is nog maar net een half jaar bezig, en het verkiezingscircus begint al op gang te komen. Dit betekent ook dat een afgevaardigde weinig ruimte heeft voor misstappen. Als hij of zij na de komende verkiezingen nog steeds afgevaardigde wil zijn, moet het kiesdistrict te vriend worden gehouden. Er bestaat dus geen ruimte om impopulaire, maar wellicht noodzakelijke, maatregelen voor te stellen of te steunen, omdat op het moment van verkiezing de volgende verkiezingen al als een schaduw over elke afgevaardigde heen hangt.

Een goed voorbeeld hiervan is de huidige heisa rondom de Keystone XL pipeline. Een gevoelig en hevig bevochten debat woedt momenteel in de Amerikaanse politiek over het aanleggen van (nóg) een gigantische pijpleiding vanuit Alberta, Canada tot aan Texas, USA voor het vervoeren van olie. Het pro-kamp ziet banencreatie en een mogelijkheid om minder afhankelijk te worden van het Midden-Oosten voor olie-import, terwijl tegenstanders het project juist hekelen vanwege de mogelijke schade voor de natuur en het bijdragen aan het broeikaseffect. Er is weinig ruimte voor persoonlijke ideologie voor de leden van het Huis van Afgevaardigden. Indien een afgevaardigde zelf groot natuurliefhebber is, maar zijn kiesdistrict ligt in Nebraska waar het Keystone XL project voor duizenden extra banen kan zorgen, zal er met het oog op de altijd aankomende verkiezingen hoogstwaarschijnlijk toch voor het Keystone XL project gestemd worden. 

Terwijl dit een actueel debat is met twee duidelijke ideologische tegenpolen, is de doorwerking van het districtenstelsel ook merkbaar bij meer genuanceerdere onderwerpen. Veel Amerikaanse regio's zijn erg afhankelijk van door het leger gecreëerde banen. Dit betekent dat voorstellen die betrekking hebben op het defensiebudget en het mogelijk sluiten of verplaatsen van legerbasissen erg lastig zijn om door het Huis van Afgevaardigden te leiden. Ook al is het op nationaal niveau noodzakelijk om een deel van het defensiebudget te gaan gebruiken voor andere doeleinden, zoals onderwijs, zullen afgevaardigden meestal niet vóór stemmen. Ook al zijn ze het er mee eens, als hun kiesdistrict een militaire basis bevat of een bevolking heeft die afhankelijk is van defensiebanen stemmen afgevaardigden meestal tegen dit soort voorstellen. Dit komt omdat elke afgevaardigde weet (en laat meewegen), ook al is een maatregel op nationaal niveau voordelig: als het nadelig is voor zijn specifieke kiesdistrict is voorstemmen onverstandig indien hij of zij herkozen wil worden. Waarom dit zorgt voor een stug lagerhuis valt goed te illustreren aan de hand van de Hicks-Kaldor en Pareto-criteria.

Hicks-Kaldor en Pareto
Volgens het Hicks-Kaldor-criterium is er sprake van een verbeterde gezamenlijke welvaart als alle betrokkenen er op vooruit kunnen gaan. Dit betekent dat de winst van de ene groter is dan het verlies van de ander, waardoor de winnaar de verliezer zou kunnen compenseren, en iedereen beter af is. De compensatie zal waarschijnlijk niet plaatsvinden, maar van belang is dat het zou kunnen. De gezamenlijke welvaart is gestegen, en wij zijn netto beter af dan voorheen. Dit criterium sluit aan bij een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. Er bestaat de mogelijkheid om keuzes te maken die wellicht niet voor iedereen beter zijn, maar wel dusdanig voordelig dat landelijk gezien de baten groter zijn dan de kosten. Uiteraard zijn er grenzen en wetten om ervoor te zorgen dat de minderheid niet genadeloos wordt uitgebuit, maar tot op een bepaalde hoogte geeft het Hicks-Kaldor-criterium goed aan op basis waarvan politieke beslissingen gemaakt worden indien er sprake is van evenredige vertegenwoordiging.

Hiertegenover staat echter het Pareto-criterium, wat van groot belang is als er sprake is van een districtenstelsel. Het Pareto-criterium is in feite een voorloper van het Hicks-Kaldor-criterium en stelt dat er sprake is van een toename aan gezamenlijke welvaart als één iemand er op vooruit gaat, zonder dat iemand anders achteruit gaat. Indien meerdere partijen over iets moeten beslissen, zullen zij volgens het Pareto-criterium dus alleen instemmen zolang zij er zelf niet op achteruit gaan. Er is geen oog, zoals bij het Hicks-Kaldor-criterium, voor de gezamenlijke voor- en achteruitgang, maar er wordt puur op individueel niveau beslist, en alleen ingestemd zolang er geen nadeel is. Dit betekent dat vele mogelijkheden afgekeurd zullen worden, puur omdat ze op individueel niveau achteruitgang betekenen, terwijl ze op gezamenlijk niveau netto een vooruitgang betekenen.

De leden van het Huis van Afgevaardigden zullen helaas, vanwege hun directe band met hun kiesdistrict, veelal hun stemgedrag moeten baseren op het Pareto-criterium.  Ook bij voorstellen die op landelijk niveau erg voordelig zijn, als hun kiesdistrict er op achteruit gaat zullen zij meestal tegen stemmen. Een voorstel dat voor alle 435 kiesdistricten voordelig dan wel neutraal is zal makkelijk goedgekeurd worden, maar is erg zeldzaam. Bij de meeste voorstellen zal een deel van de afgevaardigden, aan de hand van het Pareto-criterium, tegenstemmen. Niet per se vanwege ideologische overtuigingen of partijprogramma, maar louter omdat het voorstel net hun kiesdistrict nadelig beïnvloedt, en ze het dus niet kunnen steunen als ze herkozen willen worden.

Het moge duidelijk zijn dat een meerderheid op deze manier lastig te vinden is. Niet alleen partijprogramma’s en individuele ideologie zijn van belang, ook de locatie van het kiesdistrict moet meegewogen worden.

Uiteraard is dit een versimpelde kijk op het onnavolgbare spelletje dat politiek heet, maar het geeft een idee van de aparte dynamiek die speelt in de Amerikaanse politiek, die vanwege hun kiesstelsel soms voor een log en moeilijk te overtuigen Huis van Afgevaardigden kan zorgen. Wellicht is de oplossing om de afgevaardigden termijnen van vier jaar te geven, "[which would] allow more time for governing rather than campaigning." Oftewel, een paar jaar keuzes maken op basis van het Hicks-Kaldor-criterium in plaats van het Pareto-criterium.







1. "United States House of Representatives Seats by State." Encyclopedia Britannica Online. Encyclopedia Britannica, n.d. Web. 11 May 2015.
2. Barron-Lopez, Laura. "Keystone Veto Override Fails." The Hill. N.p., 4 Mar. 2015. Web. 11 May 2015.  
3. "Keystone XL Means Jobs." Keystone XL Pipeline. N.p., n.d. Web. 11 May 2015.      
4. Clotfelter, James. "Senate Voting and Constituency Stake in Defense Spending." The Journal of Politics 32.4 (1970): 979-83. Print.      
5. Kau, James B., Donald Keenan, en Paul H. Rubin. "A General Equilibrium Model of Congressional Voting." The Quarterly Journal of Economics 97.2 (1982): 271-93. Print.      
6. Velthoven, B.C.J Van, en Peter Van Wijck. "Het Hicks-Kaldor-criterium." Recht En Efficiëntie: Een Inleiding in De Economische Analyse Van Het Recht. Deventer: Kluwer, 2013. 22-23. Print.  
7. Velthoven, B.C.J Van, en Peter Van Wijck. "Wederzijds voordelige ruil en het Pareto-criterium." Recht En Efficiëntie: Een Inleiding in De Economische Analyse Van Het Recht. Deventer: Kluwer, 2013. 14-18. Print.  
8. Galston, William A. "Four-Year House Terms Would End the Gridlock." WSJ. The Wall Street Journal, 25 Feb. 2014. Web. 11 May 2015.

Terug naar nieuwsoverzicht