Over de actualiteit van prof. mr. B.M. Telders

Geschreven door Niels Blokker op 25-03-2022

Waarom moeten studenten van onze rechtenfaculteit, lezers van NOVUM, weten wie prof. mr. B.M. Telders was? Waarom is er een plaquette te zien op de gevel van Rapenburg 45 met daarop zijn naam, geboortejaar en jaar van overlijden? Waarom is hij afgebeeld in de glas in lood ramen van het Groot Auditorium in ons Academiegebouw? Waarom is kortgeleden het Klein Auditorium in datzelfde Academiegebouw naar hem vernoemd? De Leidse Universiteit heeft in haar lange bestaan diverse beroemde hoogleraren internationaal recht gehad, maar waarom is ons volkenrechtelijk dispuut juist naar Telders genoemd? Waarom is een prestigieuze Europese pleitwedstrijd naar hem genoemd (die al sinds 1977 bestaat, en waarbij tegenwoordig teams uit meer dan 20 landen jaarlijks op hoog niveau een internationaalrechtelijke casus bepleiten)? Waarom wordt op 2 april a.s. in het Academiegebouw een symposium gewijd aan Telders? Waarom is het leerzaam juist in het licht van de huidige oorlog in Oekraïne stil te staan bij zijn daden en geschriften?

Binnen het bestek van deze korte bijdrage ga ik antwoord geven op al deze vragen, in de hoop dat dit studenten zal inspireren om zich verder te verdiepen in de persoon en het werk van Telders.

Eerst enkele feiten. Benjamin (‘Ben’) Marius Telders werd op 19 maart 1903 geboren in Den Haag. Zijn vader Willem Albert Telders was een bekende Haagse advocaat. Ben was al vroeg een gretig lezer en kon goed leren. Zijn broer (Ir. C.S. (Carel) Telders) schreef later: “[h]et is merkwaardig, dat zijn uiterlijk deze bijzondere intelligentie eigenlijk niet weerspiegelde”. Hij memoreert dat een moeder van een ander kind bij de poort van de lagere school op meewarige toon aan Telders’ moeder vroeg: “Kan uw zoontje wel goed mee?”. Ben kon héél goed mee! Hij behoorde tot de beste leerlingen van het Gymnasium Haganum aan de Laan van Meerdervoort. Ook ontpopten zich daar zijn leiderschapstalenten: in de vijfde klas werd hij gekozen tot voorzitter van de Gymnasiasten Bond. Na zijn eindexamen in 1921 ging hij rechten studeren in Leiden. Het grootste gedeelte van zijn studietijd woonde hij aan de Groenhovenstraat 13. Hij studeerde in 1926 af, en promoveerde ruim een jaar later (!) bij prof. van Eysinga op het proefschrift Staat en Volkenrecht, proeve van rechtvaardiging van Hegel’s volkenrechtsleer. Hierna trad Ben toe tot het kantoor van zijn vader, waar hij actief werd in de cassatiepraktijk en veel octrooizaken behandelde.

In 1931 wordt Ben Telders aan onze Leidse Universiteit benoemd tot buitengewoon hoogleraar in het volkenrecht (tegenwoordig: internationaal publiekrecht). Hij volgde zijn promotor Van Eysinga op, en sprak op 16 oktober 1931 zijn oratie uit over “De juridieke waardering van de oorlog”. Dit deeltijdse hoogleraarschap combineerde hij gedurende enkele jaren met zijn werk als advocaat, tot hij eind 1936 werd benoemd als gewoon hoogleraar. Naast het volkenrecht ging hij ook de Inleiding tot de Rechtswetenschap doceren. Na enige jaren ging hij wonen op Rapenburg 45. Studenten kwamen vaak bij hem thuis, en graag besprak hij met hen alles wat zich in de donkere internationale politiek van die dagen afspeelde.

Ben Telders was geen ivoren toren professor. Hij was zonder meer maatschappelijk en politiek geëngageerd. Hij werd lid van de redactie van het gerenommeerde cultureel-literaire tijdschrift De Gids en publiceerde veel in dagbladen over ontwikkelingen in de internationale betrekkingen, vooral in de Nieuwe-Rotterdamse Courant (één van de voorgangers van NRC). In 1938 werd hij gekozen tot voorzitter van de Liberale Staatspartij. Telders stond bekend als meer sociaal-liberaal dan zijn voorgangers; met zijn benoeming hoopte men de partij te hervormen.

Tot zover enkele feiten over het leven van Telders tot het eind van de jaren ’30 van de vorige eeuw. Deze feiten laten een snelle carrière zien van een slimme jurist en rechtswetenschapper. Zulke feiten bestaan ook voor veel andere hoogleraren uit de eerste helft van de twintigste eeuw, en geven nog geen antwoord op de vragen waarmee deze bijdrage begon. Dat antwoord is vooral verbonden met de rol en betekenis van Telders in de jaren daarna, tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De aanval van Duitsland op Nederland op 10 mei 1940 moet voor Telders evenals voor veel andere Nederlanders als een verrassing zijn gekomen. Nederland was sinds jaar en dag neutraal en was zo relatief ongeschonden de Eerste Wereldoorlog doorgekomen; waarom zou dan nu afstand moeten worden gedaan van deze neutraliteitspolitiek? Overvallen door de Duitse agressie volgde de capitulatie na vijf dagen oorlog. Kort na de capitulatie begonnen de colleges weer, maar Ben schreef aan zijn zuster eind mei 1940: “[i]k geef alleen Inleiding voor de eerste jaars. Voor volkenrecht is dit geen tijd”.

Voor volkenrecht maakt hij echter in de maanden daarna wel alle tijd, vooral in zijn vele commentaren in kranten en tijdschriften. Daarbij betoonde hij zich een realist. De Duitse bezetting was een feit. Nu was het zaak dat de bezetter zich hield aan de regels van internationaal bezettingsrecht. Die regels waren in 1907 tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie neergelegd in het zgn. Haags Oorlogsreglement. Duitsland en Nederland waren partij bij dit verdrag. Telders toetste nauwkeurig of de Duitse bezetter zich aan de regels hield, en schreef hier veelvuldig over. Zijn collega-hoogleraar Cleveringa schreef op 15 oktober 1940 in zijn dagboek: “Een weldadig aandoend blad is tegenwoordig het ‘Liberale Weekblad’, dat een geluid durft te laten horen, dat men nergens anders meer beluistert. Telders mag later wel in een lijstje worden gezet. Het mankeert dan ook niet aan lieden, die voorspellen, dat zijn vrijheid op haar eind loopt”.

Enkele weken later, op 26 november, sprak dezelfde Cleveringa zijn beroemd geworden protestrede uit. Telders stond borg voor de volkenrechtelijke inhoud van deze rede. Hij bood ook aan om de rede uit te spreken, omdat Cleveringa getrouwd was en drie jonge kinderen had; Telders was ongehuwd en had geen kinderen. Cleveringa sloeg het aanbod af, omdat hij vond dat hij als decaan de verantwoordelijkheid had zelf de rede uit te spreken. In december werd Telders gevangengenomen en naar het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen gebracht. Eind juni 1941 werd hij naar concentratiekamp Buchenwald overgebracht, waar hij twee en een half jaar zou blijven. In januari 1944 mocht hij van Buchenwald terug naar Nederland; niet in vrijheid, maar naar concentratiekamp Vught, waar hij Cleveringa weer zag. Hier werkte hij hard aan de tweede druk van zijn boek over Nederlands Octrooirecht. In de loop van 1944 leek de bevrijding van Nederland nabij, maar het liep anders. In september 1944 werden enkele gevangenen in Vught geëxecuteerd; anderen, waaronder Telders, werden in vier dagen naar concentratiekamp Sachsenhausen (boven Berlijn) getransporteerd. Daar werd hij begin februari 1945 bijna geëxecuteerd. Omdat Russische troepen oprukten werden de nog aanwezige gevangenen naar kamp Bergen-Belsen vervoerd. Daar stierf Ben Telders op 6 april aan vlektyfus, negen dagen voor het kamp werd bevrijd door de Engelsen. In al deze jaren in gevangenschap had Telders een actieve en moedige rol gespeeld. Ook had hij met anderen uitgebreid gesproken over de naoorlogse wederopbouw, en verwacht werd dat hij daarbij een belangrijke rol zou kunnen spelen. Het heeft niet zo mogen zijn.

Na de oorlog werd Telders bij allerlei gelegenheden geëerd. In 1947 werd het Telders Dispuut opgericht. Latere Leidse hoogleraren zoals Kapteyn en Schermers behoorden in de eerste jaren van het dispuut tot het bestuur. Cleveringa overleefde de oorlog, en speelde een belangrijke rol bij herdenkingen en eerbetonen aan Telders. Zoals Schuyt het treffend heeft uitgedrukt: geen Cleveringa zonder Telders, geen Teldersherdenking zonder Cleveringa.

Ben Telders was en is een voorbeeld voor velen, zowel tijdens de oorlog als daarna. Een sterk moreel kompas wees hem de weg in duistere tijden. Hij had moed, grote moed. En ten slotte: hij had een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Door de herinnering aan hem levend te houden kunnen we worden geïnspireerd in ons denken en doen, ook vandaag de dag.

Enkele weken geleden overkwam Oekraïne wat Nederland in mei 1940 overkwam: het leger van een grote oosterbuur viel binnen, een brute daad van agressie. Natuurlijk zijn er grote verschillen: het Rusland van Poetin is niet het Duitsland van Hitler, en Oekraïne is geen Nederland. Maar de onzinnigheid en onrechtmatigheid van de agressie, en het menselijk lijden dat hier het gevolg van is, zijn gelijk. In 1940 was de oorlog in Nederland na vijf dagen gestreden en brak vijf jaar van bezetting aan. In Oekraïne duurt de oorlog nu al enkele weken en is de uitkomst ongewis.

Internationaalrechtelijk bestaat een groot verschil tussen de Duitse en Russische agressie uit het fundamenteel verschillende toepasselijke collectieve veiligheidsstelsel. In 1940 was dat het stelsel van de Volkenbond, en dat stond machteloos tegen de Duitse agressie. Nu is dat het stelsel van de Verenigde Naties (VN). Bij de ondertekening van het Handvest van de VN op 26 juni 1945 sprak de Amerikaanse President Truman de volgende woorden: “by their own example the strong nations of the world should lead the way to international justice. That principle of justice is the foundation stone of this Charter”. Rusland heeft de afgelopen weken het verkeerde voorbeeld gegeven. De aanleiding voor de Russische agressie is complex, en Westerse landen zijn zich de afgelopen jaren onvoldoende bewust geweest van Russische veiligheidszorgen bij een zich naar het oosten uitbreidende NAVO. Maar vanzelfsprekend is dat nog geen rechtvaardiging voor de zinloze en onrechtmatige agressie tegen Oekraïne.

De Russische agressie jegens buurland Oekraïne roept onder meer de volgende vragen op. Is het VN-stelsel achterhaald, nu het door het Russische veto in de Veiligheidsraad niet bij machte is de bescherming te bieden die lidstaat Oekraïne nodig heeft? Of is dit nu eenmaal een van de inherente beperkingen van het VN-systeem, dat ervan uitgaat dat het niet kan optreden tegen een van de vijf permanente leden, en is het Oekraïense volk hier nu het slachtoffer van? Kunnen andere VN-organen (de Algemene Vergadering, het Internationaal Gerechtshof) nog wat doen, nu de Veiligheidsraad is verlamd? Kan deze crisis worden aangegrepen om de al decennialang durende onderhandelingen over de hervorming van de Veiligheidsraad uit het slop te trekken? Zou dan ook het vetorecht ter discussie kunnen staan? Of is nog steeds noodzakelijk dat de machtigste landen van de VN een speciale positie hebben in de Veiligheidsraad? Op een wat abstracter niveau: tonen de gebeurtenissen van de afgelopen weken aan dat geopolitiek en de rule of power heersen op mondiaal niveau en dat (nog?) weinig ruimte is voor de rule of law? Of zal op termijn duidelijk worden dat Rusland niet kan halen wat het wil, juist omdat de rule of law aan kracht heeft gewonnen, en zowel Rusland als Poetin een prijs zullen moeten betalen voor zoveel schendingen van fundamentele internationale verplichtingen? Net als Telders in de jaren ’30 moeten beoefenaars van het internationale recht nu zich bezighouden met “de juridieke waardering van de oorlog”.

Wie anno 2022 kennisneemt van het leven en de werken van Ben Telders zal worden getroffen door zijn actieve en scherpe duiding van internationaal-politieke ontwikkelingen, vanuit een internationaalrechtelijk perspectief en een sterk gevoel van rechtvaardigheid. Gelijk aan Hugo de Groot in de 17e eeuw staat voor Telders vast dat er recht is in de internationale betrekkingen. Maar nog meer dan dat: Telders leert ons het belang van een sterk moreel kompas, van streven naar rechtvaardigheid, en van moed om op belangrijke momenten het juiste te doen, zelfs al kan dat betekenen dat daarvoor de hoogste prijs moet worden betaald.

Voor wie meer over Telders wil lezen: 
1. Fleur de Beaufort, Laurens Jan Brinkhorst, Kees Schuyt, Brigitte Straathof-Lap (red.), Ben Telders – Moedig, strijdbaar en onverzettelijk (Boom, 2020). 
2. Levensbeschrijving van Prof. Mr. B.M. Telders (Martinus Nijhoff, 1972).
3. Willem Otterspeer, Het horzelnest – De Leidse universiteit in oorlogstijd (Prometheus, 2019). 4.Kees Schuyt, R.P. Cleveringa – Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid (Boom, 2019).

Terug naar nieuwsoverzicht