In deze bijdrage zal ik ingaan op de recente uitspraak van het Gerecht van de Europese Unie (hierna: het Gerecht) in de
zaak Google Shopping. Al voor 2017 verrichtte de Europese
Commissie onderzoek naar de advertentiediensten van
Google. Uit dit onderzoek volgde dat Google zich met haar
advertentiediensten schuldig heeft gemaakt aan een inbreuk
op art. 102 VWEU en art. 54 van de EER-overeenkomst.1 Dat
houdt kort gezegd in, dat Google misbruik heeft gemaakt van
haar dominante positie op de markt voor advertentiediensten.
Dit misbruik is Google duur komen te staan, aangezien het
Gerecht de boete van €2.42 miljard aan Google en haar
moederbedrijf Alphabet handhaaft.
De uitspraak van het Gerecht bevat veel interessante elementen, die zeker besprekenswaardig zijn. Niettemin
zal, omwille van de hier beschikbare ruimte, specifiek in
worden gegaan op het waarom achter het beboeten van
de mededingingsbeperkende gedragingen van Google.
Daarbij zal achtereenvolgens worden uitgelegd hoe de
advertentiepraktijken van Google Shopping zijn vormgegeven
en waarom de Europese Commissie deze praktijken dermate
schadelijk acht dat Google en Alphabet voor miljarden werden
beboet. In het slot wordt de inhoud van de bijdrage samengevat.
Daarnaast zal ik kort benoemen welke andere, vergelijkbare
mededingingskwesties wij in de toekomst kunnen verwachten.
Misbruik van een dominante marktpositie
Om te begrijpen waarom Google met een miljardenboete de rechtszaal heeft verlaten, is het van belang te weten
wat het inhoudt als een onderneming een dominante
marktpositie heeft en deze misbruikt. Een onderneming
heeft een dominante marktpositie als zij in staat is
om effectieve concurrentie op de relevante markt te
verhinderen doordat zij de macht heeft om zich in
aanzienlijke mate onafhankelijk van haar concurrenten
te gedragen.2 Daarbij is het marktaandeel van de
desbetreffende onderneming een belangrijke indicatie
van een eventuele dominante marktpositie.3
Of een onderneming een dominante marktpositie heeft, hangt af van de manier waarop de relevante markt wordt
gedefinieerd c.q. afgebakend.4 De afbakening van de
markt gebeurt in twee fasen.
Eerst wordt onderzocht wat het relevante product is en de geografische reikwijdte van de activiteiten van de
onderneming in kwestie. Daarna wordt de dominante
positie van de onderneming onderzocht. Uiteraard is het
enigszins voor de hand liggend dat de afbakening van
de relevante markt essentieel is voor de vraag of een
onderneming überhaupt een dominante positie heeft.
Toch was in de Google Shopping-zaak juíst de afbakening
van de relevante markt een geschilpunt van formaat. De
Europese Commissie stelde dat er een aparte markt is voor
het vergelijken van producten. Dat is exact de dienst die
Google Shopping aan haar gebruikers aanbiedt. Google
daarentegen, betwistte dat er zoiets bestaat als een aparte
markt voor het vergelijken van producten.5 De uitkomst
van de discussie met betrekking tot de definitie van de
relevante markt heeft directe praktische consequenties.
Immers, hoe breder de definitie van de relevante markt,
des te minder groot de kans is dat een onderneming wordt
geacht een dominante marktpositie te hebben.
Tot slot is het enkel hebben van een dominante marktpositie niet voldoende voor een inbreuk op art. 102 VWEU.
Vereist is dat de onderneming misbruik maakt van deze
positie en dat dit misbruik een grensoverschrijdend effect
heeft.6 Hoe dit misbruik eruit kan zien, zal hierna onder
Kijk en vergelijk aan de hand van het feitencomplex in
Google Shopping aan bod komen.
Kijk en vergelijk
Tegenwoordig begint bijna elke online aankoop met een bezoekje aan een prijsvergelijkingssite; in het bijzonder
aan Google Shopping.7 Google Shopping is bijzonder
gemakkelijk in het gebruik doordat de gebruiker de
algemene zoekpagina van Google kan gebruiken om de
gewenste producten door middel van Google Shopping
te vergelijken. De eerste zoekresultaten die een zoekterm
zoals “koffiezetapparaat” oplevert, zijn links met
afbeeldingen naar verscheidene websites om het product
te kopen. Vaak zijn deze zoekresultaten ook nog eens
omkaderd om ze extra uit te lichten.
Dit is niet per toeval. Uit het voornoemde onderzoek van de Europese Commissie is gebleken dat Google
in de zoekresultaten, de links van haar eigen
vergelijkingspagina - Google Shopping - (express) een
prominente plaats bovenaan de zoekresultatenpagina
gaf.8 Andere vergelijkingswebsites werden weergegeven
als reguliere links, zonder afbeeldingen. Daardoor vielen
die zoekresultaten lager uit in de rangschikking, wat weer
resulteerde in (veel) minder verkeer naar deze websites.
‘Leveraging’ en algoritmes
Wat maakt deze wijze van adverteren door Google Shopping zo problematisch? Er wordt wel eens gegrapt
dat de tweede zoekresultatenpagina van Google de
beste plek is om een lijk te verbergen (of op pagina 1
van Bing).9 Hoewel de grap allicht wat morbide is, geeft
het wel de kern van het probleem weer. De prominente
zoekresultaten die naar Google Shopping leidden,
trokken namelijk veel meer de aandacht van de zoeker
en genereerden daarmee meer verkeer en bezoekers dan
de overige links. Uit onderzoek van Microsoft volgt dat
de eerste tien zoekresultaten maar liefst 95% van de kliks
van zoekers genereren.10 Een prominente weergave in
de zoekresultaten maakt aldus direct een groot verschil
voor de omvang van de (potentiële) klantenkring van een
bedrijf.
Het Gerecht erkent dan ook de Europese Commissie in haar stelling dat Google een bijzondere positie
heeft. Google heeft namelijk zowel op de markt
voor algemene zoekservices, alsook op de markt
voor prijsvergelijkingsservices een dominante
positie.11 De dominante positie op de markt voor
generieke zoekservices geeft Google de ruimte,
c.q. de leverage, voor het verstevigen (en eveneens
misbruiken) van haar dominante positie op de markt
voor prijsvergelijkingsservices. Volgens de Europese
Commissie en nu ook volgens het Gerecht, heeft Google
zich daarmee schuldig gemaakt aan ‘leveraging’.
Daarnaast bleek uit het onderzoek dat Google Shopping, in tegenstelling tot andere prijsvergelijkingsservices zoals
Kelkoo, Bing of Prix.net, niet werd onderworpen aan het
promotie- en demotiesysteem van het zogeheten ‘Pandaalgoritme’. Het Panda-algoritme werd in eerste instantie
ontworpen met het idee ‘low quality-content’ te filteren.
Low quality-content is bijvoorbeeld een website waar de
verhouding tussen advertenties en daadwerkelijke inhoud
scheef is.12 Door de manier waarop het algoritme was
ontworpen, werd daarmee eveneens een rangschikking
aangebracht in de zoekresultaten. Op basis van een set
indicatoren, zoals de mate waarin een site gekopieerde
content bevat, worden de zoekresultaten gerangschikt.
Met het verstrijken van de tijd worden de indicatoren en
de algoritmes geüpdatet om nog betere zoekresultaten
weer te geven.13
Omdat de andere vergelijkingssites wel onderhevig waren aan het Panda-algoritme, waren zij veel meer
vatbaar voor een lage rangschikking in de zoekresultaten.
Daardoor kwamen deze vergelijkingssites in een
neerwaartse spiraal terecht.
Immers, omdat de eerste tien zoekresultaten 95% van de kliks genereert, heeft een lage rangschikking direct
consequenties. Een significant dataverkeer naar een
vergelijkingsservice biedt de nodige overredingskracht
om verkopers ervan te overtuigen data aan te leveren
waarmee het dataverkeer nog meer kan toenemen.
Door de advertentiepraktijken van Google Shopping nam echter het dataverkeer naar de andere
vergelijkingswebsites dermate af, dat zij dreigden uit de
markt te worden gedrukt.
Substitueerbaarheid
Ook zijn de advertentiepraktijken van Google problematisch, omdat de service van de algemene
zoekmachine van Google maar beperkt substitueerbaar
is. Dat houdt in essentie in dat er geen alternatief is voor
de service die Google biedt.14 Het Gerecht overwoog
dat een algemene zoekmachine en bijvoorbeeld ook een
verkoopplatform als ‘Amazon’ geen adequaat alternatief
zijn voor de service die Google Shopping biedt.15
Deze factor, evenals de voornoemde factoren, moeten
in samenhang worden bezien met de drempels die voor
een onderneming worden opgeworpen bij de toetreding
tot de markt. Het Gerecht overwoog eveneens dat de
advertentiepraktijken van Google Shopping tot gevolg hadden dat eventuele nieuwe prijsvergelijkingsservices bijna niet tot de markt konden toetreden.16
Google’s verweer
De omvang van de Google Shopping-zaak is goeddeels te wijten aan de behandeling van de verweren van Google
tegen de bevindingen van de Europese Commissie. Van
deze verweren zal ik één verweer uitlichten, namelijk
Google’s verweer met betrekking tot de essential
facilities-doctrine. Dit verweer is namelijk wat mij
betreft, in de context van dit artikel, het meest sprekend.
Google Shopping verweerde zich met de stelling dat de
Europese Commissie haar onterecht dwong om andere,
(concurrerende) prijsvergelijkingsservices toegang te
verlenen tot de algemene zoekmachine van Google. In
de lijn van rechtspraak van het Europees Hof van Justitie
is naar aanleiding van het fenomeen van de dominante
marktpositie de essential facilities-doctrine tot stand
gekomen.17 Een essential facility op grond van die
doctrine, is een service of een infrastructuur waarvoor
geen daadwerkelijk of potentieel alternatief bestaat.18
Het weigeren van de toegang tot een dergelijke facility
zou de facto een eliminatie van de mededinging
betekenen. In die gevallen kan de onderneming worden
verplicht toegang te verlenen tot de faciliteit in kwestie.19
Het Gerecht overwoog dat de Europese Commissie de
advertentiepraktijken van Google, in feite in strijd met
de essential facilities-doctrine achtte.20 De essential
facility van Google, in dezen, zou de zoekmachine zijn.
Wat een essential facility echter zo waardevol maakt, is
de capaciteit van de eigenaar om toegang tot die faciliteit
af te sluiten.21 Hoewel Google dus trekken vertoont
van een essential facility, is haar aard wezenlijk anders.
Waar de waarde van een karakteristieke essential facility
schuilt in de geslotenheid, ligt de waarde van Google
juist in de openheid voor derde partijen.22 Google is
immers zo groot en waardevol als de informatie die zij
aangeleverd krijgt.
Slot
Google en haar moederbedrijf kregen een fikse boete opgelegd voor de manier waarop Google
Shopping adverteerde. Door haar eigen zoekresultaten
een prominente plaats te geven - bovenaan de
zoekresultatenpagina -, ging het meeste dataverkeer naar
Google toe. Dit, in combinatie met de omstandigheid dat
Google haar eigen prijsvergelijkingssite niet onderwierp
aan het Panda-algoritme, deed het Gerecht overwegen
dat Google inderdaad misbruik had gemaakt van haar
dominante marktpositie. Ook kwam ter sprake waarom
de zoekmachine van Google geen essential facility is
in de zin van de essential facilities-doctrine. Hoewel
de Google Shopping-zaak zeer spraakmakend is, is het
laatste woord over het preferentiebeleid van tech-giganten
nog niet gesproken. Momenteel is ‘Apple’ onderwerp
van onderzoek van de Europese Commissie.23 In dat
onderzoek ligt de focus met name op Apple’s beleid ten
aanzien van streamingservices voor muziek. De uitkomst
van dat onderzoek is nog niet bekend. Met het Statement
of Objections echter, is door de Europese Commissie al
wel een voorlopig standpunt ingenomen.24 In deze zaak
is het spel nog lang niet uitgespeeld. Integendeel: Alea
iacta est.
1. Gerecht EU 10 november 2021, T-612/17, ECLI:EU:T:2021:763
(Google Shopping).
2. HvJ EG 13 februari 1979, C-85/76, ECLI:EU:C:1979:36
(Hoffman-La Roche).
3. M. Lorenz & J. Dietrich, An Introduction to EU Competition Law,
New York: Cambridge University Press 2013.
4. Ibid.
5. Ibid.
6. Met een grensoverschrijdend effect in deze context wordt bedoeld
dat het misbruik van de dominante marktpositie de handel tussen de
EU-lidstaten kan beïnvloeden, of reeds beïnvloedt.
7. ‘Google Shopping Statistics: 21 Reasons to Get Started’,
klientboost.com.
8. Ibid.
9. ‘Why Page 2 Of Google Search Results Is The Best To Hide A Dead
Body’, digitalsynopsis.com.
10. ‘The Importance of Search Result Location’, blogs.microsoft.com.
11. Ibid.
12. ‘Google Panda’, moz.com.
13. Idem. Zo zijn in de jaren na Panda, het Hummingbird- en het
Pigeon-algoritme ontwikkeld en toegepast.
14. Ibid.
15. Ibid.
16. Ibid.
17. J. Persch, ‘Google Shopping: The General Court takes its
position’, kluwercompetitionlawblog.nl 15 november 2021.
18. Gerecht van Eerste Aanleg 15 september 1988, T-374/94,
EU:T:1998:198, r.o. 208-212.
19. 26 november 1998, C-7/97, ECLI:EU:C:1998:569, r.o. 41
(Bronner).
20. Ibid.
21. Ibid.
22. Ibid.
23. Press Release, ‘Antitrust: Commission sends Statement of
Objections to Apple on App Store rules for music streaming providers’,
ec.europa.eu.
24. Ibid.