With thunderous applause

Geschreven door Joris van de Riet op 11-05-2017

Voor het eerstejaars bachelorvak Grondslagen van het Recht dienden studenten drie schrijfopdrachten te maken. De eerste schrijfopdracht betrof het schrijven van een inleiding over het rechtsfilosofische onderwerp ‘natuurrecht, cultuurrecht en positief recht’; voor de tweede schrijfopdracht moesten studenten een middendeel schrijven over het privaatrechtelijk onderwerp ‘belofte maakt schuld’; voor de derde schrijfopdracht, ten slotte, dienden studenten een inleiding, middendeel en conclusie te schrijven over het staatsrechtelijke onderwerp ‘de democratische rechtsstaat onder druk’. De docenten hadden de taak om uit hun werkgroepen telkens de beste van deze derde schrijfopdracht te selecteren en deze voor te dragen voor de Katadreuffe Wisselbokaal. Dit resulteerde uiteindelijk in vijfentwintig schrijfopdrachten waaruit de afdeling Encyclopedie de tien besten heeft gekozen. Deze tien zijn vervolgens overgedragen aan de directeur Onderwijs Peter van Es die hieruit op zijn beurt de drie beste heeft gekozen. Het juridisch betoog van de uiteindelijke winnaar, Joris van de Riet, staat hieronder afgedrukt. Tijdens de opening van het facultaire jaar 2017-2018 zullen de nummers twee (Martijn van Rijen) en drie (Jurian Bos) een eervolle vermelding ontvangen en de winnaar de Katadreuffe Wisselbokaal en een cadeau.

Inleiding door: Gelijn Molier, Universitair Hoofddocent afdeling Encyclopedie



Inleiding
In een van de meest iconische scènes uit Star Wars roept grootkanselier Palpatine zichzelf onder luid applaus van de verzamelde leden van de Senaat uit tot keizer van het Eerste Galactische Keizerrijk, dat in de plaats komt van de Galactische Republiek.[1]

Men zou Star Wars wellicht nog af kunnen doen als “slechts een film”. Niets is minder waar. Palpatines staatsgreep is gebaseerd op een reeks aan historische voorbeelden, in het bijzonder nazi-Duitsland:[2] in beide landen was sprake van een democratie die zichzelf op min of meer democratische wijze afschaft[3] en wordt vervangen door een dictatuur. In een tijd waarin partijen en politici die openlijk vijandig zijn tegen de democratische rechtsstaat snel terrein winnen[4] is het daarom des te belangrijker om deze voorbeelden te bestuderen en te zoeken naar mogelijke oplossingen voor de problemen die aan het falen van de democratische rechtsstaat ten grondslag liggen.

In dit artikel zal het concept van de “democratische zelfmoord” worden bekeken aan de hand van twee vragen: een naar het probleem, en een naar mogelijke oplossingen. De eerste vraag betreft het identificeren en verklaren van de verschillende bedreigingen voor de democratische rechtsstaat; de tweede de middelen die kunnen worden gebruikt om deze bedreigingen het hoofd te bieden. Hierbij zal eerst aandacht worden besteed aan de interne spanningen van een democratische rechtsstaat, en met name het conflict tussen democratie enerzijds en rechtsstatelijkheid anderzijds. Vervolgens zal worden gekeken naar politieke partijen die proberen om de democratische rechtsstaat af te schaffen, en naar mogelijkheden om dit tegen te gaan.

Spanningen binnen de democratische rechtsstaat
Om iets zinnigs te kunnen zeggen over de spanningen binnen een democratische rechtsstaat zal men eerst moeten definiëren wat “democratie” is en wat een “rechtsstaat” is.

In de talloze verschillende definities van “democratie” die gegeven kunnen worden[5] is in ieder geval één gemeenschappelijk element te herkennen: de burgers hebben invloed op de besluitvorming.[6] De verschillende opvattingen over democratie kan men onderverdelen in een drietal grote stromingen. Enerzijds is er die van de formele democratie, waarin de democratie vooral wordt beschouwd als een besluitvormingsproces.[7] Tegenover deze formele opvatting staat die van een materiële democratie: hierin is de democratie onlosmakelijk verbonden met een reeks fundamentele waarden en beginselen, met name die van de rechtsstaat.[8] Tussen deze twee opvattingen in bevindt zich die van democratie als zelfcorrectie: hierin is vooral de mogelijkheid om eerdere beslissingen op democratische wijze te corrigeren van belang.[9]

Een sluitende definitie van “rechtsstaat” is moeilijker te geven.[10] Een aantal aspecten komt echter vaak terug, waaronder het “verschansen” van belangrijke rechtsbeginselen in een grondwet en een vorm van constitutionele toetsing.[11]

De mate waarin democratie en rechtsstaat verenigbaar zijn is afhankelijk van de democratieopvatting die men aanhangt. In een puur formele democratie is voor de legitimiteit van besluitvorming enkel van belang of de beslissing steun heeft van een meerderheid: constitutionele toetsing is in deze opvatting dus vooral een belemmering voor de democratie. Als men daarentegen een materiële democratieopvatting aanhangt vormt de rechtsstatelijkheid een integraal onderdeel van de democratie: “democratie en rechtsstaat zijn niet los verkrijgbaar”, aldus Ernst Hirsch Ballin.[12]

Een materiële democratieopvatting neemt echter niet weg dat (rechterlijke) toetsing van wetten het probleem van een democratic deficit met zich meebrengt: het buitenspel zetten van democratisch tot stand gekomen wetgeving door een niet democratisch gelegitimeerde rechter vormt volgens velen een inbreuk op de democratie,[13] en rechters zullen dan ook terughoudend moeten zijn in het toetsen van wetgeving, juist om hun eigen legitimiteit te behouden.[14]

Antidemocratische partijen
Naast bovengenoemde spanningen die inherent zijn aan een democratische rechtsstaat zijn er ook factoren die de democratische rechtsorde van buitenaf bedreigen. Een bijzonder voorbeeld hiervan zijn politieke partijen die, door gebruik te maken van democratische principes, proberen de democratische rechtsorde omver te werpen. De rechten en vrijheden die in een democratie onontbeerlijk zijn,[15] zoals de vrijheid van vereniging en van meningsuiting, en ook de mogelijkheid om deel te nemen aan verkiezingen, gelden namelijk ook voor de vijanden van de democratie.[16]

De voornaamste mogelijkheid is het verbieden van politieke partijen waarvan het doel of het optreden in strijd is met de beginselen van de democratische rechtsstaat. De mogelijkheid hiervoor wordt in Nederland gegeven door art. 2:20 BW, waarin staat dat een rechtspersoon “waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde” door de rechter verboden verklaard en ontbonden kan worden. “Strijd met de openbare orde” betekent hier dat de activiteiten “inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel”.[17]

Aangezien het verbieden van een rechtspersoon een zwaar middel is, dient de rechter zeer terughoudend te zijn bij het gebruiken ervan.[18] Het is daarom nog slechts één keer voorgekomen dat een Nederlandse politieke partij werd verboden: de Nederlandse Volkspartij/CP’86,[19] die in 1998 door de Rechtbank Amsterdam werd ontbonden en verboden. In deze zaak bekeek de rechtbank de activiteiten van de partij en concludeerde dat “met deze werkzaamheid … niet anders wordt beoogd dan het oproepen en aanzetten tot, dan wel het bevorderen van discriminatie van allochtonen.”[20] Hieruit volgde volgens de rechtbank dat de activiteiten van de partij in strijd waren met de openbare orde en dat de partij dus worden verboden diende te worden verklaard.[21]

Een voorbeeld van een partijverbod onder het EVRM is de zaak Refah Partisi/Turkije, waarin een snel groeiende partij die ernaar streefde de sharia in te voeren door het Turkse Constitutioneel Hof was verboden. Het EHRM gaf twee criteria waaraan een partij moet voldoen om wetsvoorstellen te mogen doen: de middelen moeten legitiem en democratisch zijn, en de wijzigingen in kwestie moeten verenigbaar zijn met de fundamentele beginselen van democratie.[22] Refah voldeed aan geen van deze twee vereisten: de partij weigerde afstand te nemen van geweld[23] en de wens om de sharia in te voeren is onverenigbaar met de fundamentele beginselen van democratie.[24] Het hof overwoog ook dat het onverantwoord zou zijn om te wachten met ingrijpen tot een partij daadwerkelijk is begonnen met het invoeren van haar plannen:[25] de staat mag ingrijpen als er sprake is van een “clear and present danger”,[26] en daar was bij Refah zeker sprake van.[27] Het EHRM hanteert dus een dubbel criterium voor het verbieden van een partij: enerzijds moeten een partij en haar ideeën bepaalde inhoudelijke voorwaarden schenden, anderzijds moet van de partij een reële dreiging voor de democratische rechtsorde uitgaan.[28]

Conclusie
In dit artikel is onderzocht wat de voornaamste bedreigingen zijn voor de democratische rechtsstaat en hoe deze kunnen worden ondervangen. Allereerst werd gekeken naar de spanningen die inherent zijn aan een democratische rechtsstaat in het licht van de verschillende opvattingen over democratie: formeel, materieel en als zelfcorrectie. Er werd ook gekeken naar de verhouding tussen enerzijds de democratische wetgever en anderzijds zekere aspecten van de rechtsstaat, in het bijzonder de constitutionele toetsing, waarbij werd geconcludeerd dat het feit dat het laatstgenoemde proces democratische beslissingen kan blokkeren spanningen binnen de democratische rechtsstaat veroorzaakt. Als oplossing werd gewezen op terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van wetgeving aan de constitutie. De tweede bedreiging die werd geïdentificeerd bestond uit partijen die beogen de democratische rechtsstaat omver te werpen. Na een korte beschouwing over de mogelijkheden die het Nederlandse recht hiervoor biedt in de vorm van art. 2:20 BW werd gekeken naar twee praktijkvoorbeelden: de zaken NVP/CP’86 en Refah. In de laatste zaak droeg het EHRM enkele belangrijke criteria aan voor het verbieden van een politieke partij: het doel en functioneren van een partij moet in strijd zijn met de beginselen van de democratische rechtsstaat, en er moet een reële dreiging van de partij uitgaan. Met deze “tweetrapsraket” kan de democratische rechtsstaat zich verdedigen tegen hen die haar omver willen werpen, zonder haar eigen beginselen te schenden.    

[1] Zie bijvoorbeeld ‘Chancellor Palpatine Galactic Empire Speech (Star Wars Episode 3 Revenge of the Sith)’, Yulín YouTube 7 december 2015.
[2] A. Romano, ‘Star Wars has always been political. Here’s why the alt-right is claiming otherwise’, Vox 31 december 2016, vox.com.
[3] B.R. Rijpkema, Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie, Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers 2015, p. 10.
[4] D.G. Van Reybrouck, Tegen verkiezingen, Amsterdam: De Bezige Bij 2016, p. 10-29; G. Molier, ‘Het verbod van een politieke partij. Een anomalie in de democratie?’, NJB 2016/1754, afl. 34, p. 2438-2447, hier p. 2438-2439; A. Huq & T. Ginsburg, ‘How to lose a constitutional democracy’, Vox 23 februari 2017, vox.com.; T. Barkhuysen, ‘Is onze rechtsstaat Trump-proof?’, NJB 2017/471, afl. 9, p. 473.
[5] R.A. Dahl, On Democracy, New Haven, Connecticut: Yale University Press 1998, p. 119-129.
[6] Dahl 1998, p. 36.
[7] Rijpkema 2015, p. 18.
[8] Rijpkema 2015, p. 19; Molier, NJB 2016/1754, p. 2439-2440.
[9] Molier, NJB 2016/1754, p. 2439.
[10] T.H. Bingham, The Rule of Law, Londen: Penguin 2011, p. 7-8; vgl. E.M.H. Hirsch Ballin, ‘De rechtsstaat: wachten op een nieuwe dageraad?’, NJB 2011/29, afl. 2, p. 71-73, hier p. 71.
[11] P.B. Cliteur & A. Ellian, Legaliteit en Legitimiteit. De grondslagen van het recht, Leiden: Leiden University Press 2016, p. 60. Andere criteria zijn mogelijk: zie bijvoorbeeld A.F.M. Brenninkmeijer, ‘Stresstest rechtsstaat Nederland’, NJB 2015/740, afl. 16, p. 1046-1055, p. 1046 en A.D. Belinfante & J.L. de Reede/L. Dragstra e.a., Beginselen van het Nederlandse staatsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 18.
[12] Hirsch Ballin, NJB 2011/29, p. 73; vgl. House of Lords (Verenigd Koninkrijk) 9 mei 2001, R (Alconbury Developments Ltd. and Others) v Secretary of State for the Environment, Transport and the Regions, [2001] UKHL 23, r.o. 73.
[13] Cliteur & Ellian 2016, p. 94; zie ook Bingham 2011, p. 168.
[14] Cliteur & Ellian 2016, p. 94-95; vgl. Barkhuysen, NJB 2017/471, p. 473.
[15] Dahl 1998, p. 85-86.
[16] Rijpkema 2015, p. 12-13.
[17] Kamerstukken II 1984/85, 17476, 5, p. 3.
[18] J. Roest & M.L. Lennarts, in: J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M Stolker & W.L. Valk (red.), Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Deventer: Wolters Kluwer 2015, art. 2:20 BW, aant. 3 (boek en online, bijgewerkt 15 februari 2015); M.J. Kroeze, H. Beckman & M.A. Verbrugh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 2. Rechtspersonenrecht. Deel I. De rechtspersoon, Deventer: Kluwer 2015/391; HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948, r.o. 3.11.3, NJ 2014/507, m.nt. E.A. Alkema (Vereniging Martijn).
[19] Molier, NJB 2016/1754, p. 2444.
[20] Rb. Amsterdam 18 november 1998, ECLI:NL:RBAMS:1998:AD2961, r.o. 4.3.3, NJ 1999/377 (OM/Nationale Volkspartij/CP’86).
[21] Rb. Amsterdam 18 november 1998, r.o. 5, NJ 1999/377.
[22] EHRM 13 februari 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:0213JUD004134098, r.o. 98, NJ 2005/73, m.nt. E.A. Alkema (Refah Partisi/Turkije).
[23] EHRM 13 februari 2003, r.o. 129-131, NJ 2005/73.
[24] EHRM 13 februari 2003, r.o. 123-125, NJ 2005/73.
[25] EHRM 13 februari 2003, r.o. 102, NJ 2005/73.
[26] U.S. Supreme Court 3 maart 1919, Schenk v. United States, 249 U.S. 47, 52.
[27] EHRM 13 februari 2003, r.o. 108-110, NJ 2005/73.
[28] Molier, NJB 2016/1754, p. 2443-2444.

Terug naar nieuwsoverzicht