Culpa in het verkeer: de grenzen van het commune voorbij

Geschreven door Femke de Wijs op 27-01-2021

Culpa is een van de meest bekende begrippen binnen ons strafrecht. Culpa als bestanddeel zien we onder andere terug in artikel 307 Sr (dood door schuld), artikel 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld) en artikel 417bis Sr (schuldheling). Ook in het verkeersrecht komt culpa voor als bestanddeel. In artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW) wordt het een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden om zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Deze verkeersschuld is op zichzelf al een interessant onderwerp in de rechtspraak, maar wordt nog opmerkelijker wanneer deze wordt vergeleken met de commune betekenis van schuld. In dit artikel zal ik het daarom gaan hebben over culpa in de zin van artikel 6 WVW. Hoe wordt invulling gegeven aan dit bestanddeel door de rechter, wat zijn de gevolgen van deze invulling en hoe gaat de toekomst van schuld in het verkeer eruit zien?

De Hoge Raad over verkeersschuld
De invulling van culpa heeft een sterk casuïstisch karakter. De feiten van de gedraging staan derhalve altijd voorop. Toch heeft in 2004 de Hoge Raad een aantal handvatten geboden voor vaststelling van deze ‘aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid’. In het Blackout-arrest stelt A-G Vellinga dat het daarbij aankomt op het geheel van gedraging van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.[1] Daarbij kan volgens hem niet worden gezegd of één verkeersovertreding voldoende is om schuld aan te nemen. Daarvoor zijn meerdere factoren van belang, zoals de aard en ernst van de overtreding. Met deze (eigenlijk nietszeggende) kernoverweging van de A-G blijft het moeilijk om vast te stellen wanneer er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Uit overige jurisprudentie kunnen wel een aantal concrete omstandigheden worden gehaald die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van culpa.  

Zo blijkt dat het overschrijden van de maximumsnelheid in de nabijheid van kwetsbare verkeersdeelnemers zorgt voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Dit zien we in een zaak uit 2008 waarin een bestuurder in schemering met een snelheid van 10 tot 20 km/u boven de maximum snelheid van 80 km/u een oversteekplaats voor fietsers passeerde.[2] Door de overschrijding van de maximumsnelheid zag de bestuurder de fietsers pas toen zij midden op de weg fietsten. Eén slachtoffer is ten gevolge van de aanrijding overleden. Hoewel mijns inziens terecht door de verdediging wordt aangehaald dat de fietsers de verdachte in beginsel voorrang dienden te verlenen, wordt daar door het hof en de Hoge Raad niet op ingegaan. Uit de noot van Keijzer volgt namelijk dat, gezien de omstandigheden, te snel rijden een zó ernstig risico vormt dat, indien daardoor een ongeval wordt veroorzaakt, dit om die reden aan de schuld van de bestuurder kan worden geweten. Het rijden van een niet gepaste snelheid blijkt vaker een probleem te zijn in zaken omtrent verkeersschuld. Op 21 april 2009 deed de Hoge Raad uitspraak over een verdachte die met een trekker een personenbusje had aangereden op een kruispunt, waardoor een persoon is overleden.[3] De Hoge Raad stelt in deze zaak dat bij het naderen van een kruispunt, ongeacht of het verkeer van links of van rechts komt, de trekker een lagere snelheid diende aan te houden. De snelheid van 30 km/u die de verdachte aanhield, was volgens de Hoge Raad niet laag genoeg.

Wat nu als een bestuurder gewoon even niet oplette? Ook een onoplettendheid die niet momentaan is, kan aanmerkelijk onvoorzichtig zijn. Wat wordt verstaan onder momentane onoplettendheid, is te vinden in de conclusie van advocaat-generaal Knigge bij een arrest van de Hoge Raad uit 2009.[4] Hiervan is volgens Knigge sprake bij waarnemingen die in zeer korte tijdspanne moeten worden gedaan. Er kunnen daarbij geen aanwijzingen zijn dat de bestuurder niet had gedaan wat onder de gegeven omstandigheden van hem mocht worden verlangd. Hierbij moet worden gedacht aan goed kijken, maar ook de snelheid aanpassen. In deze gevallen kan het alsnog zo zijn dat de bestuurder iets niet heeft gezien, maar dit levert dan geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op. Daartegenover staan echter de situaties waarin de bestuurder zijn aandacht niet bij de weg had en daardoor niet tijdig zag of waarin hij zichzelf in een situatie heeft gebracht waardoor tijdig zien werd bemoeilijkt. Hierbij moet worden gedacht aan de eerder genoemde omstandigheden zoals snelheid, maar er zijn nog meer omstandigheden te bedenken.

De uitholling van verkeersschuld
Het aannemen van aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid blijkt in het verkeer vaak geen probleem te zijn. Hoewel de Hoge Raad heeft gesteld dat de schending van één verkeersregel in beginsel niet voldoende is voor schuld, lijkt dat in de praktijk toch vaak het geval te zijn. Een ongeluk veroorzaken door te snel te rijden levert culpa op. Een ongeluk veroorzaken door geen voorrang te verlenen met iets te hoge snelheid levert culpa op. Zelfs een ongeluk veroorzaken door het rijden met beslagen ruiten levert culpa op. De bestuurder moet klaarblijkelijk altijd de allerhoogste zorg betrachten. De Hoge Raad verwoordt dit mooi door te zeggen dat de bestuurder schuldig is wanneer hij zijn aandacht niet bij de weg had of wanneer hij zichzelf in een situatie heeft gebracht waarin het moeilijk werd om alles op tijd te zien. In de praktijk betekent dit echter dat de bestuurder niet enkel zich moet behoeden voor het begaan van een verkeersfout, maar ook voor elke omstandigheid die ervoor kan zorgen dat hij een verkeersfout kan begaan. Dat past ten eerste niet bij verkeerssituaties, maar bovendien niet bij culpa. In het commune strafrecht is namelijk culpa lata vereist. Dat wil kortheidshalve zeggen dat de verdachte de gemiddelde zorg en oplettendheid moet betrachten. In de jurisprudentie van commune culpose delicten zien we die opvatting terug. Zo erkent de Hoge Raad de rol van de Garantenstellung en veiligheidsvoorschriften, maar gaat zij daar op iets wat terughoudende wijze mee om. Een voorbeeld hiervan is het Klimwand-arrest. In dit arrest had een zekeraar een klimmer op foutieve wijze gezekerd, waardoor de klimmer van grote hoogte naar beneden stortte. De Hoge Raad beredeneert dat een serie geautomatiseerde handelingen in een verkeerde richting kunnen worden gestuurd door een andere serie geautomatiseerde handelingen. Dit zou bij de zekeraar ook zijn gebeurd en derhalve stelt de Hoge Raad dat er geen sprake is van aanmerkelijk verwijtbare onvoorzichtigheid. Mijns inziens is dit een grote afwijking van de invulling van de zorgplicht voor bestuurders. Het besturen van een voertuig betreft immers tevens een serie van geautomatiseerde handelingen. Of dat nu schakelen, kijken of remmen is, de meeste handelingen gebeuren niet geheel bewust. Toch blijkt dat een fout in deze handelingen tot culpa kan leiden.

Ook omtrent de schending van veiligheidsvoorschriften is een verschil te zien tussen commune schuld en verkeersschuld. Sprekend hiervoor is het arrest Kampvuur Castricum, waarin een leraar de veiligheidsvoorschriften op een fles wasbenzine had genegeerd, de wasbenzine op een kampvuur had gegooid en door een horizontale steekvlam drie kinderen zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. Hoewel het een ieder redelijk denkend mens overduidelijk is dat men beter geen wasbenzine op een open vuur kan gooien in de aanwezigheid van kinderen, ging de Hoge Raad niet in op deze overtreding. Kampvuur Castricum is in dit opzicht geen uitzondering. Het negeren van een veiligheidsvoorschrift in het verkeer levert zoals eerder besproken daarentegen wel degelijk aanmerkelijke onvoorzichtigheid op.

Problemen en de toekomst
De incongruentie tussen commune schuld en verkeersschuld is ten eerste strijdig met artikel 91 Sr. De Wegenverkeerswet is bijzondere strafwetgeving en ingevolge artikel 91 Sr zijn de algemene bepalingen van het Wetboek van Strafrecht van toepassing op bijzonder strafrecht. Culpa is is als leerstuk niet uitdrukkelijk geregeld in het algemene deel, maar aangenomen mag worden dat ook dit leerstuk toegepast dient te worden op het bijzondere strafrecht.[5] Het feit dat verkeersschuld in zo’n dergelijke mate afwijkt van commune schuld is zorgwekkend. Artikel 91 Sr zorgt er mede voor dat niet zonder meer strafrechtelijke aansprakelijkheid kan worden afgeleid uit bijzondere wetgeving. Dat lijkt nu wel steeds meer het geval te zijn.

Ten tweede is verkeersschuld nu bovendien gewoon raar. Wat is nu strafbaar en wat niet? Ik zit zelf veel in de auto en ik vraag mij vaak af of ik culpoos zou handelen als in een ongeluk terecht zou komen. Als ik bijvoorbeeld net de radio op een andere zender zet of mijn sjaal op de achterbank gooi en ik rijd onverhoopt tegen iemand aan, ben ik dan strafbaar onder artikel 6 WVW? In het kader van deze onoplettendheid is het nieuwe artikel 5a WVW interessant, waarin het opzettelijk gevaarlijk rijden strafbaar wordt gesteld. Gedragingen die hieronder vallen zijn (niet-limitatief) het niet verlenen van voorrang, bumperkleven en het vasthouden van een telefoon. Verondersteld wordt hier dat deze gedragingen vrijwel altijd opzettelijk worden begaan. De wetgever lijkt steeds minder tolerantie te hebben voor omstandigheden die onze aandacht van de weg af kunnen leiden.

Conclusie
Al deze ontwikkelingen doen mij denken aan die scene uit White Chicks waarin Terry Crews heftig ‘A Thousand Miles’ zingt. Stel nu, hij had dit gezongen tijdens het rijden, en Terry had een ongeluk veroorzaakt, had de Nederlandse wetgever dat dan culpoos gevonden? Ik denk het wel. Hij had zich immers laten afleiden van de weg. Natuurlijk ben ik blij dat bepaald afleidend gedrag strafbaar wordt gesteld, maar waar ligt de grens? Autorijden blijft nu eenmaal vol risico’s en vol impressies. In hoeverre willen we de bestuurder verantwoordelijk houden voor deze invloeden van buitenaf? Zeker in het licht van de commune culpa, die in zo’n opmerkelijke mate afwijkt van de verkeersschuld, is dit iets om in overweging te nemen. Ik weet in ieder geval dat de volgende keer dat ‘It’s All Coming Back To Me Now’ van Celine Dion op de radio komt in de auto, ik de radio toch maar op een andere zender zet. Better safe than culpoos.


Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op een paper geschreven in het kader van het vak ‘Bijzonder straf(proces)recht’.

1. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252, m.nt. G. Knigge (Blackout).
2. HR 24 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7914, NJ 2008/442, m.nt. N. Keijzer.
3. HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9142, VR 2009/63.
4. HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1442, VR 2009/102.
5. R.M.I. Lamp, J.M.W. Lindeman, M.J.J.P. Luchtman & B. van der Vorm, ‘Algemeen’, in: F.G.H. Kristen e.a. (red.), Bijzonder strafrecht. Strafrechtelijke handhaving van sociaal economisch en fiscaal recht in Nederland, Den Haag: BoomJuridisch 2019, p. 57-96, hier p. 68.

Terug naar nieuwsoverzicht