Toen op 23 maart 2020 de ‘intelligente lockdown’ werd aangekondigd veranderde de
roep van de boa’s om meer (betere), verdedigingsmiddelen in een noodkreet.[1] De
handhaving van maatregelen zoals het waarborgen van de anderhalve meter afstand
en het verplichte dragen van een mondkapje in het openbaar vervoer, kwam grotendeels
voor rekening van de boa’s. In de daaropvolgende zomermaanden vonden regelmatig
protesten plaats die er tot op heden niet toe hebben geleid dat boa’s belast
met de handhaving van de coronamaatregelen, collectief worden uitgerust met (meer)
verdedigingsmiddelen.[2] Wel heeft er onder andere een landelijke pilot
plaatsgevonden om te bezien hoe het bewapenen van boa’s uitpakt en zijn er
zelfs regio’s waarin boa’s, los van voornoemde pilots, reeds bewapend zijn.[3]
Nu
Nederland wordt geteisterd door een tweede coronagolf, trekt de regering de
teugels weer aan met als direct gevolg dat er wederom een groot beroep wordt
gedaan op de boa’s. Vooral een maatregel als het verbod op alcoholverkoop en
het voor handen hebben van alcohol na 20:00 uur, baart de boa’s zorgen.[4]
Het
cruciale belang van een goede handhaving van de coronamaatregelen, in combinatie
met het standpunt van de boa’s dat deze handhaving bijzonder moeilijk is zonder
bewapening, zet aan tot discussie. In onderhavige bijdrage zullen daarom de
belangrijkste argumenten voor de bewapening van boa’s worden afgewogen tegen de
bezwaren die, mijns inziens kleven aan de bewapening. Daartoe zal eerst het
huidige systeem op basis waarvan wordt bepaald of boa’s kunnen, dan wel moeten
worden bewapend worden besproken. Op basis van de uiteenzetting van het
momenteel gehanteerde toetsingskader, worden vervolgens de argumenten voor
bewapening afgewogen tegen de mogelijke bezwaren. Afsluitend volgt een
samenvatting van de inhoud van de bijdrage.
Juridisch kader
Op
grond van artikel 142 lid 1 sub a en b Sv kan de minister van
Veiligheid en Justitie, personen aanwijzen die belast zijn met de opsporing van
strafbare feiten. Met deze toekenning is de aangewezen persoon, buitengewoon
opsporingsambtenaar (boa). De opsporingsbevoegdheid is doorgaans afgebakend tot
een bepaald domein, waardoor de werkzaamheden van de boa’s onderling kunnen
verschillen.[5] Immers, een boa binnen het domein openbaar vervoer heeft andere
werkzaamheden dan een leerplichtambtenaar.[6] Het verschijnsel dat boa’s in
Nijkerk zijn uitgerust met een wapenstok, terwijl boa’s in Ede de beschikking
hebben over een wapenstok, pepperspray én een vuurwapen, is aldus onder andere
te verklaren door voornoemd verschil in ‘typen boa’s’.[7] Een ander reden voor
dit verschil vloeit voort uit de wijze waarop de aanvraagprocedure ten aanzien
van geweldsmiddelen is opgezet en zal verderop in de bijdrage worden besproken.
Handhaving door boa’s
Welke
opsporingstaken boa’s precies hebben is geregeld in de Regeling domeinlijsten
buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Regeling). In de Regeling is per
domein aangegeven welke wetten c.q. afzonderlijke wetsbepalingen de boa’s
binnen dat domein dienen te handhaven. Vanwege de coronacrisis is de Regeling
domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar met ingang van 28 maart 2020
gewijzigd waardoor boa’s binnen meer domeinen belast zijn met handhaving van
artikel 443 Sr op grond waarvan het overtreden van lokale noodverordeningen
wordt bestraft.[8] Het gaat hierbij specifiek om overtredingen van artikel 443 Sr
voor zover het gaat om een noodverordening of een noodbevel wat direct verband
houdt met de coronacrisis. De opsporingsbevoegdheid van een boa is dus beperkt
en afhankelijk van de taakomschrijving. Inzet van de boa geschiedt dan ook daar
waar inzet van de politie, bijvoorbeeld vanwege capaciteits- en
prioriteitsproblemen, niet mogelijk dan wel niet gewenst is.[9]
Een verzoek om bewapening
Dat met name de boa’s belast met de handhaving van de noodverordeningen als gevolg
van de coronacrisis slachtoffer zijn geworden van geweld en bloot staan aan de
kans dat zij wederom slachtoffer worden, is inmiddels algemeen bekend.[10] Hoe
kan men echter op grond van het huidige wettelijk kader bewerkstelligen dat de
boa’s in een specifieke gemeente of veiligheidsregio worden bewapend? Op grond
van artikel 7 lid 9 Politiewet kunnen boa’s geweldsmiddelen toepassen, maar
bijvoorbeeld ook een fouilleringsbevoegdheid toegewezen gekregen van de
Minister van Veiligheid en Justitie. Hoe deze bevoegdheden worden toegekend is
verder geregeld in §3 van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
(hierna: BBO). In de context van deze bijdrage zal alleen de afweging
voorafgaand aan de toekenning van geweldsmiddelen uiteen worden gezet. Met
geweldsmiddelen worden bedoeld: handboeien, de wapenstok, pepperspray, een
vuurwapen en een surveillancehond.
Het noodzaakcriterium
De
(grote) terughoudendheid bij de afweging die voorafgaat aan de eventuele
toekenning van geweldsmiddelen aan boa’s komt met name voort uit het uitgangspunt
dat het geweldsmonopolie ligt bij de gewapende macht van de overheid.
Toekenning van geweldsmiddelen geschiedt alleen indien de noodzaak daartoe door
de aanvrager is aangetoond, de bekwaamheid in de omgang met het betreffende
wapen is aangetoond en er in redelijkheid een kans valt te verwachten dat de
boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging met geweld wordt
geconfronteerd.[11] Het noodzaakcriterium, op basis waarvan wordt beoordeeld of
geweldsmiddelen worden toegekend, valt uiteen in de volgende vier subcriteria.
De
beoordeling van het verzoek en daarmee de afweging van de voornoemde criteria
geschiedt door de Minister van Veiligheid en Justitie.
Als
eerst wordt bezien voor welke soort wetsovertreding(en) de opsporingsbevoegdheid
is verleend. Het gebruik van geweldsmiddelen door een boa belast met de
handhaving van artikelen uit het Wetboek van Strafrecht zal in de regel eerder
proportioneel worden geacht dan wanneer het verzoek tot het gebruik van
geweldsmiddelen wordt gedaan voor een leerplichtambtenaar. (sub a)
Ook
de aard van de te verwachten agressie weegt mee in de beoordeling. Hoewel de
impact van verbaal geweld groot kan zijn, is toekenning van een geweldsmiddel
vanwege verbaal geweld doorgaans buitenproportioneel. Voor toekenning van een
geweldsmiddel is essentieel dat er een verwachting bestaat dat de boa
daadwerkelijk te maken krijgt met fysiek geweld. (sub b)
Daarnaast
moet bezien worden over welke geweldsmiddelen de boa op basis van zijn
taakstelling kan beschikken. Daarbij vindt een beoordeling plaats of het
bezwaarlijk of onmogelijk is om op een andere manier te voorzien in de
veiligheid van de boa. (sub c)
Tot
slot is van belang in welke frequentie en mate zich in het verleden situaties
hebben voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest. Een (aantoonbare)
toename van het aantal situaties waarin bewapening wenselijk was geweest, geeft
al een duidelijker beeld van de eventuele noodzaak voor het gebruik van
geweldsmiddelen. (sub d)
Met
de afweging van bovenstaande factoren is het laatste woord allerminst
gesproken. In Bijlage A bij de BBO worden per geweldsmiddel nog additionele
criteria gegeven die mee moeten worden genomen in de afweging. Een vuurwapen
kan en mag immers niet op een lijn worden gesteld met een wapenstok of
pepperspray. Omdat boa’s doorgaans in dienst zijn van de overheid kan het
betreffende overheidslichaam, bijvoorbeeld de gemeente, het verzoek om toekenning
van geweldsmiddelen indienen. Voordat dat verzoek ingediend kan worden bij de
minister van Justitie en Veiligheid wordt het verzoek voorgelegd aan de
toezichthouders die zich eveneens uitlaten over de eventuele noodzaak van geweldsmiddelen
(§4.3 BBO). Om overigens terug te komen op het voornoemde verschil in
bewapening tussen boa’s in bijvoorbeeld Nijkerk en Ede, is in de hierboven uiteengezette
aanvraagprocedure nog een verklaring gelegen voor dit verschil. Hoe een
specifiek verzoek er namelijk uitziet is afhankelijk van de situatie naar
aanleiding waarvan en de boa-werkgever die het verzoek indient.
(Meer) geweld de oplossing?
In
het debat over de geweldsmiddelen voeren boa’s met name aan dat geweldsmiddelen
een afschrikwekkend effect hebben.[12] Hoe groot dat effect daadwerkelijk is, is afhankelijk
van het middel zelf.[13] Aanverwant aan het afschrikwekkende effect van
bewapening, is het argument dat dit afschrikwekkende effect zou leiden tot een
effectievere handhaving van de maatregelen. Met name bij de handhaving van het
alcoholverbod na 20:00 uur, komen boa’s in situaties terecht waarin (dreiging
met) agressie hen belet in de effectieve handhaving.[14] Omwille van hun eigen
veiligheid zijn zij namelijk genoodzaakt situaties waarin zij handhavend
optraden, te verlaten omdat zij worden aangevallen. Daar komt nog de omstandigheid
bij dat ondersteuning van de politie, die uiteraard wel bewapend is, voor de
boa’s vaak te laat komt.[15] Nu kan eenieder beamen dat geen persconferentie is
geëindigd zonder dat er is gehamerd op het belang van de naleving van de
coronamaatregelen. De handhaving ervan speelt aldus een sleutelrol in het
succes of het falen van deze maatregelen. Ondanks het kennelijke belang van de
handhaving, is deze blijkbaar niet op peil. Toch is het te kort door de bocht
om te stellen dat de oorzaak van dit handhavingsprobleem ligt in een gebrek aan
bewapening.
De
discussie over de bewapening van boa’s in het kader van de handhaving van de coronamaatregelen
heeft tot Kamervragen geleid. Per brief van 9 april 2020 geeft de minister van
Veiligheid en Justitie, Grapperhaus, antwoord op deze Kamervragen van het lid
Den Boer (D66). Op het moment van beantwoording bestond er volgens hem geen
noodzaak tot verandering c.q. versoepeling van het huidige systeem op basis
waarvan boa’s met geweldsmiddelen kunnen worden uitgerust.[16] Persoonlijk deel
ik deze visie van minister Grapperhaus. Zonder afbreuk te willen doen aan de
ernst van het agressiviteitsprobleem waar boa’s zich mee geconfronteerd zien,
ben ik ervan overtuigd dat ook in deze kwestie meerdere wegen naar Rome leiden.
De boa’s hebben immers in essentie te kampen met het probleem dat zij geen
gezag uitstralen en verwachten dat gezag te krijgen bij de gratie van een
geweldsmiddel. Deze verwachting is mijns inziens (veel) te hoog en daarmee
misplaatst, gezien de implicaties voor het geweldsmonopolie die een
versoepeling van het huidige systeem teneinde boa’s te bewapenen, met zich
meebrengt. Agenten zijn al bewapend, maar hebben ook te maken met geweld. Dit
was reeds voor de coronacrisis in bijvoorbeeld de uitgaanswereld het geval en
nu agenten tevens worden ingezet bij de handhaving van de coronamaatregelen,
ervaren ook zij een (grote) toename van geweld.[17] De eventuele aanwezigheid van
bewapening is dus verre van zaligmakend. Daarnaast wijten boa’s het probleem
dat zij geconfronteerd worden met geweld aan de omstandigheid dat zij niet snel
genoeg worden ondersteund door de politie. Zoals ook de Minister van Veiligheid
en Justitie aangaf, is dit een probleem wat indien mogelijk, op een andere
manier dan met toekenning van geweldsmiddelen opgelost kan en moet worden.[18] Het verbeteren van de communicatie tussen politie en boa’s is daarmee in elk
geval een manier om de effectiviteit van de handhaving van de coronamaatregelen
en daarmee de effectiviteit van de coronamaatregelen zélf te bewerkstelligen.
Bovendien
zijn de hiervoor genoemde criteria voor de toekenning van geweldsmiddelen,
slechts criteria voor de toekenning, deze regels gaan verder niet
over het daadwerkelijke gebruik.[19] Dit brengt mij op het punt met
betrekking tot het verschil in opleiding tussen een agent en een boa. In de
opleiding van een agent, maar ook daarna, wordt expliciet aandacht besteed aan
het gebruik van de geweldsmiddelen die zij tot hun beschikking hebben.[20] Boa’s
genieten niet dezelfde opleiding, zij worden opgeleid om te signaleren, aan te
spreken, te waarschuwen en indien nodig feitelijk te handhaven, wat in deze
context betekent dat de boa een overtreder bekeurt.[21] Bij een aanvraag voor
geweldsmiddelen dient de aanvrager (slechts) aan te tonen dat een boa ‘bekwaam’
is in het gebruik van de geweldsmiddelen die zijn aangevraagd.[22] Dit is
geenszins te vergelijken met de doorlopende training en toetsing waaraan
agenten worden onderworpen vanwege hun bevoegdheid wapens te mogen gebruiken.[23] Uiteraard realiseer ik mij dat met name over de voornoemde bezwaren met
principiële wortels in de vestiging van het geweldsmonopolie, valt te twisten.
In dat kader maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn laatste punt te maken.
Uit een recent onderzoek, uitgevoerd in Londen, is gebleken dat het toekennen
van geweldsmiddelen aan ambtenaren die voorheen deze geweldsmiddelen niet tot
hun beschikking hadden, juíst kan leiden tot een geweldstoename en dus een
averechts effect kan hebben.[24]
Afsluiting
Het
belang van effectieve handhaving van de coronamaatregelen is te groot om zonder
meer voorbij te gaan aan de oproep van boa’s om geweldsmiddelen met een simpele
verwijzing naar het geweldsmonopolie. Mijns inziens moet echter kritisch worden
gekeken naar de werkelijke oorzaak van de problematiek waarvoor boa’s de
oplossing zoeken in geweldsmiddelen. Deze oorzaak noopt op grond van de
hierboven genoemde argumenten naar mijn mening niet tot een verandering van het
huidige systeem op basis waarvan boa’s na een strenge toets kunnen worden
bewapend. Ik ben immers de mening toegedaan dat het probleem: een gebrek aan
gezag, niet wordt opgelost met de toekenning van wapens. Agenten hebben
namelijk ook, ondanks hun bewapening bij de handhaving van de coronamaatregelen
te maken met een aanzienlijke toename van geweld.[25] Daarnaast is het verschil
in opleiding van agenten en boa’s, specifiek ten aanzien van de bewapening niet
te verwaarlozen. Bovendien is het van belang dat, ondanks de focus van de
discussie op eventuele bewapening, andere oplossingen niet uit het oog worden
verloren.
Verbetering
van de communicatie met de politie in situaties waarin boa’s met geweld te
maken krijgen, vóórdat bewapening op grote schaal wordt gefaciliteerd, voorkomt
naar mijn mening dat een kanonschot wordt gevuurd daar waar een wapenstok
volstaat. De resultaten van het Londense onderzoek waaruit bleek dat het
toekennen van geweldsmiddelen aan ambtenaren die voorheen deze geweldsmiddelen
niet tot hun beschikking hadden, juíst kan leiden tot een geweldstoename, zijn
wat mij betreft een sterke prikkel om de daadwerkelijke effecten van bewapening
expliciet mee te nemen in de afweging voorafgaand aan de toekenning.[26] Boa’s
vechten aan de frontlinie tegen de coronacrisis en verdienen daar bescherming
bij. Deze bescherming kan mijns inziens binnen de huidige kaders van de wet
worden geboden met behoud van het geweldsmonopolie.
1. ‘Tijdlijn: Het coronavirus in Nederland’, NU.nl 27 maart 2020.
2. Deze
protesten bestonden zelfs in de weigering overtreders van de maatregelen te
beboeten. Zie: ‘Tijdlijn: Het coronavirus in Nederland’, NU.nl 27 maart
2020.
3. ‘Pilot korte wapenstok voor boa’s werkzaam in openbare ruimte (domein I)’, Brief van
de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 juli 2020 en ‘Boa’s in 12 gemeenten hebben al wapenstok’, Voorburgs Dagblad 26 mei 2020.
4. ‘Boabonden: tweetal coronamaatregelen moeilijk handhaafbaar’, Boabond.nl 22 oktober
2020.
5. Art.
142 lid 2 Sv. Een domein is bijvoorbeeld de Openbare Ruimte (Domein I).
6. §8.1
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO).
7. ‘Boa’s in 12 gemeenten hebben al wapenstok’, Voorburgs Dagblad 26 mei 2020.
8. Bijlage
bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar, tevens art. 39
lid 1 Wet veiligheidsregio’s jo. art. 175 Gemw jo. art. 176 Gemw.
9. §2
BBO.
10. ‘Toename agressie en geweld richting boa’s in eerste maanden coronacrisis’, AT5
10 september 2020; zie ook ‘Boa’s zijn het geweld beu: protest in acht steden’,
NU.nl 25 mei 2020 en ‘Enquête: helft van boa’s maakte sinds coronacrisis geweld mee', gemeente.nu 20 april 2020.
11. §3.2
BBO.
12. ‘Boa’s en politie gaan maximale groepsgrootte van twee niet streng handhaven’, Algemeen
Dagblad 4 november 2020.
13. P.
Kruize & P. Gruter, Politiële bewapening in perspectief. Over gebruik en
effectiviteit van pepperspray & wapenstok, Den Haag: WODC 2012.
14. ‘Boa-bonden uiten hun zorgen om handhaving’, gemeente.nu 22 oktober 2020.
15. ‘Op boa’s inslaan of inrijden, we maken het allemaal mee’, gemeente.nu 24
oktober 2019.
16. Kamerstukken
II 2019/20, 2422, nr. 2, p. 3.
17. ‘Agressie tegen agenten neemt fors toe: ‘Mijn gehoorschade is mogelijk blijvend’, Algemeen
Dagblad 12 mei 2020. Zie tevens M. Abraham e.a., Geweld tegen de politie in uitgaansgebieden (rapport), politieacademie.nl, 2007.
18. Kamerstukken
II 2019/20, 29628, nr. 931, p. 2 en 3.
19.
Kamerstukken
II
2019/20, 29628, nr. 931, p. 2 en 3.
20. ‘Schieten
door de politie’, politie.nl.
21. Kamerstukken
II 2019/20, 2422, nr. 2, p. 4.
22. §3.2
BBO.
23. De
training van agenten ziet hierbij ook op het gebruik van pepperspray wat door
de boabonden wordt beschouwd als relatief onschuldig. Zie over de ‘relatieve
onschuld’ van pepperspray: ‘Boa’s in actie om agressie: ‘Tandvlees van mijn collega eruitgeslagen’’, Het Parool 16
september 2020.
24. B.
Ariel e.a., ‘The “Less-Than-Lethal Weapons Effect” – Introducing TASERs to Routine Police Operations in England and Wales: A Randomized Controlled Trial’,
Crim. J. Behaviour (46) 2019, afl. 2, p. 280-300.
25. ‘Agressie
tegen agenten neemt fors toe: ‘Mijn gehoorschade is mogelijk blijvend’’, Algemeen
Dagblad 12 mei 2020.
26. Ariel
e.a. 2019.