De Syrische sanctie-paradox

Geschreven door Jurian Bos op 14-07-2020

Ingegeven door de steeds penibeler wordende economische situatie gingen demonstranten de afgelopen weken in verschillende steden in het zuiden van Syrië de straat op.[1] Deze protesten zijn opmerkelijk te noemen, daar juist het zuidelijke gedeelte van het door oorlog verscheurde land stevig in de greep van de dictator Bashar Al-Assad is. Deze vorm van opstand tegen het regime toont daarom de wanhoop aan die heerst onder een groot deel van de Syrische bevolking. Deze wanhoop is niet ongegrond. De totale economische schade van de oorlog die al jarenlang woedt werd onlangs nog geschat op ruim €530 miljard, rond de tachtig procent van de bevolking leeft in armoede, en de waarde van de Syrische munt is recentelijk tot een nieuw dieptepunt gedaald.[2] Deze instorting van de economie valt eveneens te wijten aan de financiële sancties opgelegd door de Europese Unie en de Verenigde Staten. Deze sancties werden vanaf 2011 ingesteld als reactie op de gewelddadige onderdrukking door het Syrische regime van zijn eigen bevolking en bevatten onder andere een olie-embargo en andere uitvoerbeperkingen, waarmee de export van het land praktisch lam werd gelegd. De impact van deze sancties op de Syrische burgerbevolking is immens. Met het verlengen van de Europese sancties tot en met 2021 en de uitbreiding van sancties door de Verenigde Staten in aantocht, is het verstandig de achtergrond en impact van deze economische beperkingen onder de loep te nemen.

De achtergrond van de sancties  


De Verenigde Naties

Met de uniformiteit van sancties als voornaamste doel liggen sancties door de Verenigde Naties het meest voor de hand. Op grond van het VN-Handvest kan de Veiligheidsraad immers staten opdragen dwangmaatregelen te nemen tegen een regime handelend in strijd met het Handvest.[3] Zo kunnen bijvoorbeeld de diplomatieke, economische, of verkeersbetrekkingen met een staat worden verbroken. Opvallend genoeg heeft de Veiligheidsraad tot op heden echter nog geen enkele diplomatieke sanctie tegen de regering van Assad ingesteld en blijft het bij vrijblijvende, waarschuwende resoluties. Dat is allesbehalve een gevolg van het doodzwijgen van de Syrische burgeroorlog, in totaal werden immers maar liefst veertien resoluties aangaande inmenging in het conflict ingediend; sommige daarvan zelfs opgesteld door meer dan dertig lidstaten tezamen.[4] Bij al deze veertien resoluties voltrok zich echter een patroon, met twee duidelijke spelbrekers in het verhaal die samen symbool staan voor de gevoelige geopolitieke aard van de kwestie. Rusland en China hebben, als permanente leden van de Veiligheidsraad, immers een vetorecht tot hun beschikking waarmee ze de ingediende resoluties systematisch naar de prullenbak verwezen. Beide landen onderhouden immers warme banden met het gewelddadige Syrische regime, en doen blijkens hun weinig krachtige argumentatie geen moeite dit te verhullen. Zo stelde toenmalig Chinees vertegenwoordiger Li Baodong in 2012 dat maatregelen in zouden druisen tegen ‘the country's sovereignty, independence and territorial integrity’, kenmerken die China zelf ironisch genoeg bij bepaalde buurlanden juist niet lijkt te respecteren.[5]       

De Europese Unie

De Europese Unie was een stuk eenduidiger in haar besluitvorming, en al in mei 2011 – twee maanden na de start van de burgeroorlog – volgde de eerste verordening met betrekking tot beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Syrië.[6] De Raad van de Europese Unie is immers bevoegd sancties op te leggen aan bijvoorbeeld regeringen van niet-EU landen, en personen (lees: terroristen), met als doel dier activiteiten een halt toe te roepen.

Deze Verordening (EU) nr. 442/2011 had vrijwel uitsluitend betrekking op het bevriezen van fondsen van personen direct betrokken bij de oorlog, en het verbieden van het verhandelen van ‘uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt’.[7] Na een reeks steeds verdergaande sancties werd in september van dat jaar de betreffende resolutie geamendeerd, en trad Verordening (EU) nr. 878/2011 in werking. Hiermee werd de import van Syrische olie en andere petroleumproducten verboden. Deze resolutie was een flinke klap voor de reeds worstelende Syrische economie, aangezien Duitsland, Italië, Frankrijk en ook Nederland namelijk veruit de grootste afnemers van Syrische olie waren.[8]   

Latere resoluties verboden onder andere de handel in goud, diamanten en andere luxegoederen. Ook werd er een handelsembargo ingesteld op telecommunicatieapparatuur en materiaal dat voor het fabriceren van wapens gebruikt zou kunnen worden. De Europese Unie spreekt hier van smart sanctions, die uitsluitend bedoeld zijn om ‘de leden van het Syrisch regime, hun medestanders en bedrijven en zakenmensen die profiteren van banden met het regime’ te straffen. Over de effectiviteit van deze doelgerichte sancties bestaat onder experts geen algehele consensus,[9] maar desondanks werden de maatregelen elk jaar verlengd. Eind mei 2020 werd door de Raad wederom besloten deze sancties met een jaar te verlengen, aangezien de onderdrukking van de Syrische burgerbevolking volgens de Raad voort blijft duren.[10]     

De Verenigde Staten

De Amerikaanse sancties kennen een langere geschiedenis dan die opgelegd door de Europese Unie, en bestaan uit een steeds ingrijpender lagensysteem. De eerste beperkende maatregelen tegen het land dateren al uit 1979, toen Syrië op de List of states sponsoring terrorism werd geplaatst van het State Department, als gevolg van een islamitische revolutie die in verschillende grote steden woedde.[11] Als gevolg hiervan is handel tussen de twee landen in apparatuur die mogelijk voor militaire doeleinden gebruikt zou kunnen worden al meer dan veertig jaar verboden. In 2003 volgden cumulatieve sancties, die onderdeel uitmaakten van de War on Terror opgezet door toenmalig president George W. Bush. Een lijst met sancties tegen individuen werd na het uitbreken van de burgeroorlog in 2011 dan ook slechts uitgebreid, in plaats van opgesteld.

Volgend op een speech waarin hij Assad verzocht om af te treden, tekende president Barack Obama later dat jaar een Executive Order[12] waarmee ook alle rekeningen van de Syrische regering werden bevroren, er een verbod kwam op de import van Syrische olie en algehele handel met het regime uit den boze werd. Ook in de jaren daarop volgde Obama grotendeels dezelfde lijn als de Europese Unie, en werden voornamelijk individuen op de zwarte lijst geplaatst.

Zijn opvolger Donald Trump begon zijn ambtstermijn begin 2017 door het tekenen van Executive Order 13769, die een veelbesproken en wijd bekritiseerde travel ban aankondigde.[13] Deze Executive Order hield geen directe sancties tegen Syrië in, maar introduceerde wel een toegangsverbod van Syrische vluchtelingen. Het besluit werd na de rechtszaak Washington v. Trump[14] na twee maanden echter ingetrokken en vervangen door een minder ingrijpende regeling. De focus van Trumps buitenlandse politiek leek de jaren erna meer op Noord-Korea en Iran te liggen, en de bestaande sancties tegen Syrië werden voornamelijk in stand gehouden en dus amper uitgebreid.

Dit was de situatie tot 20 december 2019, toen de Caesar Syria Civilian Protection Act of 2019 – kortweg de Caesar Act – rechtsgeldig werd verklaard. Deze wet, die nog hevigere sancties oplegt aan elke overheid, instelling of individuele persoon die handelt met het Syrische regime, is volgens Secretary of State Mike Pompeo het uitgelezen wapen om het regime van Assad de das om te doen: ‘The Caesar Act sends a clear signal that no external actor should enter into business with or otherwise enrich such a regime.’[15] Het grote verschil met het opstapelende sanctiepatroon dat reeds van kracht was is namelijk dat de Caesar Act niet exclusief gericht is op het aanpakken van Amerikaanse en Syrische entiteiten, maar ook secundaire sancties oplegt aan bedrijven met andere nationaliteiten die actief zijn in een sector van de Syrische economie.[16] Hiermee draagt de Caesar Act bij aan een verdere economische isolatie van Damascus en omstreken.

Deze bepalingen, die in juni 2020 daadwerkelijk in werking zijn getreden, zullen ongetwijfeld ook enorme repercussies hebben voor buurland Libanon. Beide economieën waren historisch gezien al nauw met elkaar verweven, en vier maanden na het uitbreken van de burgeroorlog werd het aantal geschatte transacties tussen beide landen in die periode geschat op twintig miljard dollar;[17] een groot deel van de Syrische elite parkeerde hun geld in die tijd immers in het buurland. De timing van de Caesar Act had voor het kleine Libanon niet ongunstiger kunnen uitpakken. Door slechte financiële planning, jarenlange corruptie en de plotselinge uitbraak van het coronavirus staat het land aan de rand van een economische crisis die de decennia van relatieve welvaart in Beiroet ernstig bedreigt.[18] Gevreesd wordt dat de instorting van de Libanese economie niet de enige vorm van collateral damage is die veroorzaakt wordt door de steeds verder oplopende sancties.  

De economische situatie in Syrië

Door de Caesar Act wordt zakendoen met Syrië dus nog moeilijker en riskanter gemaakt. Een direct gevolg hiervan is de val van de Syrische lira, die drie keer in waarde is gehalveerd sinds het aankondigen van de sancties in januari van dit jaar.[1]9 Illustratief is de vergelijking met begin 2011, toen een Amerikaanse dollar ’slechts’ achtenveertig lira opleverde; inmiddels is dit getal gestegen tot bijna drieduizend.

De vrije val van de Syrische munt tekent de economische situatie in het land. Voor de burgeroorlog was Syrië een van de beter bedeelde landen in het Midden-Oosten; inmiddels hebben meer dan elf miljoen inwoners dringend behoefte aan humanitaire hulp. Winkels en apotheken houden de deuren gesloten, aangezien de waarde van de lira te snel daalt om nog prijzen vast te kunnen stellen.[20] De eerdergenoemde protesten in de door Assad bezette gebieden tonen dan ook aan dat Syrische burgers na een jarenlange oorlog inmiddels honger boven geweld vrezen.

Er vallen meerdere oorzaken aan te wijzen voor de penibele economische situatie van het land. De crash van de Libanese economie, de uitputting van reserves door de nog steeds voortdurende burgeroorlog en het dichtdraaien van de geldkraan door de grootste sponsors van het regime: Rusland en Iran. Een van de grootste oorzaken van de crisis zijn echter de opgelegde sancties aan de worstelende economie, die in hun poging het regime te raken de rest van het land in een vrije val meenemen.  

De impact van de sancties

Zoals gesteld zien de handelssancties voornamelijk op het verbieden van het verhandelen van ‘uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt’. Het probleem van deze nogal vage definitie is dat er een waslijst aan goederen bestaat die onder deze uitrusting vallen, maar die in hun normale verschijningsvorm slechts benodigdheden zijn om bepaalde economische sectoren draaiend te houden. Denk hier bijvoorbeeld aan kunstmest, een geliefd product bij creatieve bomknutselaars, of waterreinigingsproducten die op hun beurt in chemische wapens kunnen worden getransformeerd. Zelfs bij het importeren van reserveonderdelen van dialysemachines – waarmee nierpatiënten worden geholpen – loopt men tegen een labyrint van regelgeving aan.[21]   

Zoals het voorbeeld van de dialysemachines laat zien hebben de sancties ook een gigantische impact op de hulpverlening in het land. Hierbij dient opgemerkt te worden dat zowel de Europese als de Amerikaanse sancties uitzonderingen voor humanitaire doeleinden bevatten. Krachtens Verordening 442/2011, het eerste Europese sanctiepakket, worden deze uitzonderingen toegestaan indien ze op grond van een vergunning ‘uitsluitend [zijn] bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.’[22] Ook de Caesar Act spreekt van dergelijke uitzonderingen. Op dit vlak speelt echter een soortgelijk probleem als met de eerdergenoemde goederen, aangezien de term ‘humanitair’ zich eveneens in grijs gebied bevindt. In het geval van de aanvoer van voedselpakketten en medische ondersteuning valt de link met humanitaire hulp makkelijk te leggen, maar benodigdheden om defecte waterleidingen (of dialysemachines) te herstellen zullen minder makkelijk voor een dergelijke vergunning in aanmerking komen. Hier bovenop komt vervolgens het feit dat ngo’s vaak maanden moeten wachten voor ze hulpgoederen het land in kunnen voeren. De aanvraag van een vergunning omvat immers een zeer bureaucratisch proces, waardoor de geboden hulp vaak (te) laat de plaats van bestemming bereikt.

Door de Caesar Act wordt handel met het land nog verder ontmoedigd. De verwachting is dat veel internationale instellingen die eerder nog goederen aan het land leverden, uit angst voor overtreding van de verzwaarde sancties de toevoer zullen staken. De Europese Unie heeft immers geen algemeen handelsembargo ingesteld, waardoor voor Europese entiteiten handel in voedsel en (niet dubieuze) medicijnen tot voor kort nog mogelijk was. Door de uitbreiding van de Amerikaanse sancties wordt dit verkeer van goederen verder bemoeilijkt en mogelijk ook strafbaar gesteld, waardoor de, reeds schaarse, toevoer van essentiële producten uit angst voor represailles naar verwachting haast volledig zal worden gestaakt.

Waar de Europese sancties voornamelijk tegen personen gericht zijn, valt ogenschijnlijk te concluderen dat de Caesar Act de complete vernietiging van de Syrische economie – om zo Assad nog zwaarder onder druk te zetten – als doel heeft. Ondertussen is het uitbreken van de burgeroorlog dit jaar al negen jaar terug, en zit Assad nog steeds op zijn zelfgecreëerde troon. Tekenend is de aankoop van twintig appartementen in Moskou ter waarde van veertig miljoen dollar, eind 2019.[23] Deze aankopen, bedoeld om vermogen veilig te stellen, tonen aan dat het regime dankzij zijn bondgenoten op inventieve wijze de internationale sancties weet te omzeilen.

Meerdere familieleden van Assad investeerden in de appartementen, zo ook zijn neef Rami Makhlouf,[24] de rijkste zakenman van Syrië. Deze familiebanden tekenen het belang van invloedrijke connecties in het land, en het in stand houden daarvan. Eind mei van dit jaar werden alle eigendommen van Makhlouf immers door Assad opgeëist, ogenschijnlijk vanwege zijn kritiek op het regime.[25] Deze Makhlouf, ooit door het Amerikaanse State Department omschreven als ‘Syria’s poster-boy for corruption’,[26] had voor het uitbreken van de oorlog rond de zestig procent van de Syrische economie in handen, juist met dank aan Assad. Dergelijke vormen van vriendjespolitiek zijn nog steeds allesbehalve uniek en tekenen de situatie in het geplaagde land. Ondanks het net dat zich langzaam om de elite sluit, weten de allerrijksten in het land door middel van hun corrupte connecties echter in relatieve welvaart verder te leven, dit in tegenstelling tot de hongerlijdende bevolking. Een in Damascus gevestigde zakenman verklaarde tegenover de Los Angeles Times dat er inmiddels sprake is van een systeem waarin alleen ‘maffiosi en schurken kunnen overleven’.[27] Schurken, zoals Bashar Al-Assad.  

De complexiteit van beslissingen

De sanctie-paradox

We zijn hier bij de, nogal paradoxale, kern van het probleem beland. De sancties die het volk van het onderdrukkende regime dienen te verlossen, zorgen er ten dele juist voor dat de malaise in het land wordt vergroot. De, eerder beschreven, economische crisis zal door de Caesar Act waarschijnlijk alleen maar erger worden, en het land dreigt qua armoede het eveneens door oorlog verscheurde Jemen achterna te gaan.

Vanwege de redelijk centrale ligging van het land is een ‘Noord-Korea-scenario’ of totale lockdown ondenkbaar, en zal grenssmokkel vanuit voornamelijk Irak door de nieuwe sancties naar verwachting nog verder opleven, om zo het regime van essentiële benodigdheden te voorzien. Voor de gemiddelde Syriër is het echter onmogelijk om aan dergelijke goederen te komen, waarmee het regime in de praktijk een monopolie in de schoot geworpen krijgt. Gevreesd wordt dat de wurggreep van Assad op het land alleen maar heviger wordt, door kleine bedrijven die niet de juiste politieke connecties hebben om te overleven in een afgesloten economie nog verder te ondermijnen; een proces dat nu ook al aan de gang lijkt te zijn. In die zin kunnen nog zwaardere sancties uiterst contraproductief genoemd worden.

Ook bestaat er een niet geringe kans dat er door de Caesar Act wederom een groot geopolitiek spel losbarst. Zowel Rusland als Iran grijpen de burgeroorlog immers al jarenlang aan om hun invloed in het Midden-Oosten te vergroten. Ook al werd de geldkraan de laatste jaren langzaam dichtgedraaid, de verwachting is dat beide landen de economische situatie als een nieuwe mogelijkheid zien om hun positie als grootmachten te verstevigen. Wie de Syrische economie weet te redden helpt daarmee immers ook buurland Libanon, en werft zo een nieuwe, dankbare bondgenoot. Het behoeft geen verdere uitleg dat het de Verenigde Staten er alles aan gelegen is de invloed van beide landen in het wespennest dat het Midden-Oosten is tot een minimum te beperken.

Om de invloed van Assad, Poetin en de Iraanse president Rohani enigszins in te dammen dient de economie deels weer zelfvoorzienend te worden. Ook moet de toevoer van humanitaire hulp niet verder dan noodzakelijk worden belemmerd. Concreet kan hierbij worden gedacht aan het herzien van de lijst met de reeds genoemde ‘humanitaire uitzonderingen’ om zo de bureaucratische procedure die voorafgaat aan het leveren van hulpgoederen in het belang van de Syrische burgers in te korten.  

Resolutie 46/182

Ten aanzien van de hulpgoederen dient er echter een kanttekening te worden gemaakt. Het Syrische regime beroept[28] zich met betrekking tot de humanitaire hulp namelijk op artikel 3 van Resolutie 46/182 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,[29] die in 1991 werd opgesteld om zo de coördinatie van humanitaire hulp te bevorderen. Dat bewuste artikel vermeldt onder andere dat ‘the sovereignty, territorial integrity and national unity of States must be fully respected’ en ‘humanitarian assistance should be provided with the consent of the affected country’. Door zich hiermee in het middelpunt van de coördinatie van humanitaire hulp te plaatsen houdt de Syrische regering de regie over de hulpoperaties. Gesteund door Rusland en China in de Veiligheidsraad veranderen Assad en consorten hiermee een conflict-oplossende resolutie in een politiek pressiemiddel.

In dat licht bezien klinkt de tijdrovende vergunningsprocedure voor de humanitaire uitzonderingen zo gek nog niet. Scherp toezicht is immers van cruciaal belang, gezien de hulpgoederen onder het toeziend oog van door Assad opgestelde commissies het land binnenkomen. Aan de andere kant speelt echter nog steeds de steeds dringender wordende behoefte aan hulp bij het Syrische volk. Er lijkt daarom sprake van een impasse; het instellen van strengere sancties als de Caesar Act zal de economische crisis en de daarmee gepaarde hongersnood alleen maar aanwakkeren, terwijl het versoepelen van sancties met als doel de burgerbevolking te helpen, indirect het gedogen van het regime impliceert.  

Het doorbreken van de impasse

Een gefundeerd antwoord op dit dilemma komt uit ons land. Instituut Clingendael bracht in maart van dit jaar een rapport uit betreffende de opties voor de Europese Unie tegenover het regime van Assad.[30] Zij bespraken daarin vijf plausibele scenario’s, die varieerden van het in stand houden van de huidige situatie tot het aan de macht helpen van een bevriende autocraat. De twee opties die het meest succesvol werden geacht – betreffend het voorkomen van verdere escalatie van het conflict – brachten allebei opheffing van de meeste sancties met zich mee, in een poging de vrije val van de economie enigszins te stoppen. In hetzelfde rapport stellen de onderzoekers bovendien dat de economische sancties achteraf bezien ‘irrelevant to the course of conflict’ waren, en dat bepaalde handelsbeperkingen, zoals eerder ook geconcludeerd, het regime zelfs steviger in het zadel hebben geholpen.

Een voorwaarde voor het opheffen van de sancties is volgens het rapport wel dat hier een versoepeling betreffende de restrictieve maatregelen omtrent humanitaire hulp opgesteld door het Syrische regime tegenover dient te staan. Dit is een logische eis, maar het grote nadeel is dat er hiervoor onderhandeld dient te worden met een oorlogsmisdadiger, die wellicht ook zijn persoonlijke sancties zal willen kwijtspelen over de ruggen van zijn in armoede levende staatsburgers. Gezien de groeiende onrust in het land bestaat er op dit moment echter de kans dat Assad gevoeliger zal zijn voor dergelijke concessies, en zal er wellicht een opening zijn om de regie over de aanvoer van de humanitaire hulp, die de bevolking zo dringend nodig heeft, terug te nemen.  

Concluderend

Het opleggen van sancties om het dictatoriale regime van Assad te ondermijnen lijkt een averechts effect te hebben gehad. Syrië bevindt zich in de grootste humanitaire crisis die het land ooit gekend heeft, en een verdere uitholling van de economie zal een nog grotere instorting van de economie en een daarmee gepaarde hongersnood tot gevolg hebben. Deze situatie zou het regime juist in de kaart kunnen spelen, en de sancties lijken bovendien slechts een beperkt effect te hebben op de politieke elite in het land. Met de leefomstandigheden van de Syrische burgers als voornaamste prioriteit, lijkt het daarom voor zowel de Europese Unie als de Verenigde staten hoog tijd om in plaats van de harde, meer de helpende hand te tonen.

1. C. Cornish, 'Syria Protests Erupt in Rare Show of Dissent against Assad', Financial Times 8 juni 2020.
2. Cornish 2020.
3. Zie hiervoor art. 41 VN-Handvest.
4. Een voorbeeld hiervan is resolutie S/2011/612, die onder andere mensenrechtenschendingen in het land beoogde te veroordelen. Deze resolutie werd, zoals gesteld, verworpen.
5. VN-Veiligheidsraad, Security Council Members Diverge over Path towards Implementation of Draft Resolution Backing Arab League Proposal on Resolving Crisis in Syria (Press Release SC/10534, 31 januari 2012).
6. Verordening (EU) nr. 442/2011 van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PbEU 2011, L 121/1).
7. Art. 3(1)(a) Verordening 442/2011.
8. D.W. Lesch, Syria: The Fall of the House of Assad, New Haven, CT: Yale University Press 2013. p. 159-161.
9. A. Lund, ‘Just how ‘smart’ are sanctions on Syria?’, The New Humanitarian 25 april 2019, thenewhumanitarian.org/.
10. Raad van de Europese Unie, ‘Syrië: Sancties tegen regime met 1 jaar verlengd’ (persmededeling), 28 mei 2020, consilium.europa.eu.
11. P. Seeberg, The Levant in Turmoil: Syria, Palestine and the transformation of Middle Eastern Politics, New York: Palgrave Macmillan 2016, p. 107-109.
12. Executive Order 13582 of August 17, 2011, Blocking Property of the Government of Syria and Prohibiting Certain Transactions With Respect to Syria (3 CFR 13582).
13. Executive Order 13769 of January 27, 2017, Protecting the Nation From Foreign Terrorist Entry Into the United States (82 FR 8977).
14. Washington v. Trump, No. C17-0141, 2017 WL 462040 (W.D. Wash., 3 februari 2017).
15. M.R. Pompeo, ‘Passage of the Caesar Syria Civilian Protection Act of 2019’ (Press Statement), U.S. Embassy in Syria 20 december 2019.
16. B. Alloush & A. Simon, ‘Will more Syria sanctions hurt the very civilians they aim to protect?’, War on the Rocks 10 juni 2020.
17. C. Cornish, ‘Turmoil in Lebanon is hurting Syria’, Financial Times 27 november 2019.
18. B. Hubbard, ‘Lebanon’s economic crisis explodes, threatening decades of prosperity’, The New York Times 11 mei 2020, p. A18.
19. B. Parker, ‘Inflation, shortages worsen Syrian poverty on eve of new US sanctions’, The New Humanitarian 9 juni 2020.
20. Parker 2020.
21. N. Bulos, ‘For many Syrians, ‘smart’ sanctions are anything but’, Los Angeles Times 24 december 2018.
22. Art. 2(3) Verordening 442/2011.
23. H. Foy, ‘Syria: Assad, his cousins, and a Moscow skyscraper’, Financial Times 11 november 2019.
24. Foy 2019.
25. B. Van Huët, ‘Machtsstrijd ontbrandt in Syrië, neef van Assad is ineens paria’, Het Parool 20 mei 2020.
26. A. Dawisha, The Second Arab Awakening, New York: W.W. Norton 2013, p. 35-36.
27. Bulos 2018.
28. R. Leenders & K. Mansour, ‘Humanitarianism, State Sovereignty, and Authoritarian Regime Maintenance in the Syrian War’Pol. Sci. Q. (133) 2018, afl. 2, p. 225-257.
29. Resolutie 46/182 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (19 december 1991), Strengthening of the coordination of humanitarian emergency assistance of the United NationsUN Doc. A/RES/46/182.
30. E. Van Veen & O. Macharis ‘Hope springs eternal: EU options for dealing with the Assad regime’, Instituut Clingendael maart 2020.

Terug naar nieuwsoverzicht