Ingegeven door de steeds penibeler wordende economische situatie gingen demonstranten de
afgelopen weken in verschillende steden in het zuiden van Syrië de straat op.[1] Deze
protesten zijn opmerkelijk te noemen, daar juist het zuidelijke gedeelte van
het door oorlog verscheurde land stevig in de greep van de dictator Bashar
Al-Assad is. Deze vorm van opstand tegen het regime toont daarom de wanhoop aan
die heerst onder een groot deel van de Syrische bevolking. Deze wanhoop is niet
ongegrond. De totale economische schade van de oorlog die al jarenlang woedt
werd onlangs nog geschat op ruim €530 miljard, rond de tachtig procent van de
bevolking leeft in armoede, en de waarde van de Syrische munt is recentelijk
tot een nieuw dieptepunt gedaald.[2] Deze instorting van de economie valt eveneens
te wijten aan de financiële sancties opgelegd door de Europese Unie en de
Verenigde Staten. Deze sancties werden vanaf
2011 ingesteld als reactie op de gewelddadige
onderdrukking door het Syrische regime van zijn eigen bevolking en bevatten
onder andere een olie-embargo en andere uitvoerbeperkingen, waarmee de export
van het land praktisch lam werd gelegd. De impact van deze sancties op de
Syrische burgerbevolking is immens. Met het verlengen van de Europese sancties
tot en met 2021 en de uitbreiding van sancties door de Verenigde Staten in
aantocht, is het verstandig de achtergrond en impact van deze economische
beperkingen onder de loep te nemen.
De achtergrond van de sancties
De Verenigde
Naties
Met de uniformiteit
van sancties als voornaamste doel liggen sancties door de Verenigde Naties het
meest voor de hand. Op grond van het VN-Handvest kan de Veiligheidsraad immers staten
opdragen dwangmaatregelen te nemen tegen een regime handelend in strijd met het
Handvest.[3] Zo kunnen bijvoorbeeld de diplomatieke, economische, of
verkeersbetrekkingen met een staat worden verbroken. Opvallend genoeg heeft de
Veiligheidsraad tot op heden echter nog geen enkele diplomatieke sanctie tegen
de regering van Assad ingesteld en blijft het bij vrijblijvende, waarschuwende
resoluties. Dat is allesbehalve een gevolg van het doodzwijgen van de Syrische
burgeroorlog, in totaal werden immers maar liefst veertien resoluties aangaande
inmenging in het conflict ingediend; sommige daarvan zelfs opgesteld door meer
dan dertig lidstaten tezamen.[4] Bij al deze veertien resoluties voltrok zich
echter een patroon, met twee duidelijke spelbrekers in het verhaal die samen symbool
staan voor de gevoelige geopolitieke aard van de kwestie. Rusland en China
hebben, als permanente leden van de Veiligheidsraad, immers een vetorecht tot
hun beschikking waarmee ze de ingediende resoluties systematisch naar de
prullenbak verwezen. Beide landen onderhouden immers warme banden met het
gewelddadige Syrische regime, en doen blijkens hun weinig krachtige
argumentatie geen moeite dit te verhullen. Zo stelde toenmalig Chinees
vertegenwoordiger Li Baodong in 2012 dat maatregelen in zouden druisen tegen
‘the country's sovereignty, independence and territorial integrity’, kenmerken
die China zelf ironisch genoeg bij bepaalde buurlanden juist niet lijkt te
respecteren.[5]
De Europese Unie
De Europese Unie was
een stuk eenduidiger in haar besluitvorming, en al in mei 2011 – twee maanden
na de start van de burgeroorlog – volgde de eerste verordening met
betrekking tot beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Syrië.[6] De
Raad van de Europese Unie is immers bevoegd sancties op te leggen aan
bijvoorbeeld regeringen van niet-EU landen, en personen (lees: terroristen),
met als doel dier activiteiten een halt toe te roepen.
Deze
Verordening (EU) nr. 442/2011 had vrijwel uitsluitend betrekking op het
bevriezen van fondsen van personen direct betrokken bij de oorlog, en het
verbieden van het verhandelen van ‘uitrusting die voor binnenlandse repressie
zou kunnen worden gebruikt’.[7] Na een reeks steeds verdergaande sancties werd in
september van dat jaar de betreffende resolutie geamendeerd, en trad Verordening
(EU) nr. 878/2011 in werking. Hiermee werd de import van Syrische olie en
andere petroleumproducten verboden. Deze resolutie was een flinke klap voor de
reeds worstelende Syrische economie, aangezien Duitsland, Italië, Frankrijk en
ook Nederland namelijk veruit de grootste afnemers van Syrische olie waren.[8]
Latere
resoluties verboden onder andere de handel in goud, diamanten en andere
luxegoederen. Ook werd er een handelsembargo ingesteld op
telecommunicatieapparatuur en materiaal dat voor het fabriceren van wapens
gebruikt zou kunnen worden. De Europese Unie spreekt hier van smart
sanctions, die uitsluitend bedoeld zijn om ‘de leden van het Syrisch
regime, hun medestanders en bedrijven en zakenmensen die profiteren van banden
met het regime’ te straffen. Over de effectiviteit van deze doelgerichte
sancties bestaat onder experts geen algehele consensus,[9] maar desondanks werden
de maatregelen elk jaar verlengd. Eind mei 2020 werd door de Raad wederom
besloten deze sancties met een jaar te verlengen, aangezien de onderdrukking
van de Syrische burgerbevolking volgens de Raad voort blijft duren.[10]
De Verenigde
Staten
De Amerikaanse
sancties kennen een langere geschiedenis dan die opgelegd door de Europese Unie,
en bestaan uit een steeds ingrijpender lagensysteem. De eerste beperkende
maatregelen tegen het land dateren al uit 1979, toen Syrië op de List of
states sponsoring terrorism werd geplaatst van het State Department,
als gevolg van een islamitische revolutie die in verschillende grote steden
woedde.[11] Als gevolg hiervan is handel tussen de twee landen in apparatuur die
mogelijk voor militaire doeleinden gebruikt zou kunnen worden al meer dan
veertig jaar verboden. In 2003 volgden cumulatieve sancties, die onderdeel
uitmaakten van de War on Terror opgezet door toenmalig president George
W. Bush. Een lijst met sancties tegen individuen werd na het uitbreken van de
burgeroorlog in 2011 dan ook slechts uitgebreid, in plaats van opgesteld.
Volgend
op een speech waarin hij Assad verzocht om af te treden, tekende president
Barack Obama later dat jaar een Executive Order[12] waarmee ook alle
rekeningen van de Syrische regering werden bevroren, er een verbod kwam op de
import van Syrische olie en algehele handel met het regime uit den boze werd. Ook
in de jaren daarop volgde Obama grotendeels dezelfde lijn als de Europese Unie,
en werden voornamelijk individuen op de zwarte lijst geplaatst.
Zijn
opvolger Donald Trump begon zijn ambtstermijn begin 2017 door het tekenen van Executive
Order 13769, die een veelbesproken en wijd bekritiseerde travel ban aankondigde.[13] Deze Executive Order hield geen directe sancties tegen Syrië in, maar
introduceerde wel een toegangsverbod van Syrische vluchtelingen. Het besluit
werd na de rechtszaak Washington v. Trump[14] na twee maanden
echter ingetrokken en vervangen door een minder ingrijpende regeling. De
focus van Trumps buitenlandse politiek leek de jaren erna meer op Noord-Korea
en Iran te liggen, en de bestaande sancties tegen Syrië werden voornamelijk in
stand gehouden en dus amper uitgebreid.
Dit
was de situatie tot 20 december 2019, toen de Caesar Syria Civilian Protection Act
of 2019 – kortweg de Caesar Act – rechtsgeldig werd verklaard. Deze
wet, die nog hevigere sancties oplegt aan elke overheid, instelling of
individuele persoon die handelt met het Syrische regime, is volgens Secretary
of State Mike Pompeo het uitgelezen wapen om het regime van Assad de das om
te doen: ‘The Caesar Act sends a clear signal that no external actor should
enter into business with or otherwise enrich such a regime.’[15] Het grote
verschil met het opstapelende sanctiepatroon dat reeds van kracht was is namelijk
dat de Caesar Act niet exclusief gericht is op het aanpakken van
Amerikaanse en Syrische entiteiten, maar ook secundaire sancties oplegt aan
bedrijven met andere nationaliteiten die actief zijn in een sector van de
Syrische economie.[16] Hiermee draagt de Caesar Act bij aan een verdere
economische isolatie van Damascus en omstreken.
Deze bepalingen, die in
juni 2020 daadwerkelijk in werking zijn getreden, zullen ongetwijfeld ook
enorme repercussies hebben voor buurland Libanon. Beide economieën waren historisch
gezien al nauw met elkaar verweven, en vier maanden na het uitbreken van de
burgeroorlog werd het aantal geschatte transacties tussen beide landen in die
periode geschat op twintig miljard dollar;[17] een groot deel van de Syrische
elite parkeerde hun geld in die tijd immers in het buurland. De timing van de Caesar
Act had voor het kleine Libanon niet ongunstiger kunnen uitpakken. Door
slechte financiële planning, jarenlange corruptie en de plotselinge uitbraak
van het coronavirus staat het land aan de rand van een economische crisis die
de decennia van relatieve welvaart in Beiroet ernstig bedreigt.[18] Gevreesd
wordt dat de instorting van de Libanese economie niet de enige vorm van collateral
damage is die veroorzaakt wordt door de steeds verder oplopende sancties.
De economische situatie
in Syrië
Door de Caesar
Act wordt zakendoen met Syrië dus nog moeilijker en riskanter gemaakt. Een
direct gevolg hiervan is de val van de Syrische lira, die drie keer in waarde
is gehalveerd sinds het aankondigen van de sancties in januari van dit jaar.[1]9
Illustratief is de vergelijking met begin 2011, toen een Amerikaanse dollar
’slechts’ achtenveertig lira opleverde; inmiddels is dit getal gestegen tot
bijna drieduizend.
De
vrije val van de Syrische munt tekent de economische situatie in het land. Voor
de burgeroorlog was Syrië een van de beter bedeelde landen in het Midden-Oosten;
inmiddels hebben meer dan elf miljoen inwoners dringend behoefte aan
humanitaire hulp. Winkels en apotheken houden de deuren gesloten, aangezien de
waarde van de lira te snel daalt om nog prijzen vast te kunnen stellen.[20] De eerdergenoemde
protesten in de door Assad bezette gebieden tonen dan ook aan dat Syrische burgers
na een jarenlange oorlog inmiddels honger boven geweld vrezen.
Er
vallen meerdere oorzaken aan te wijzen voor de penibele economische situatie
van het land. De crash van de Libanese economie, de uitputting van reserves
door de nog steeds voortdurende burgeroorlog en het dichtdraaien van de
geldkraan door de grootste sponsors van het regime: Rusland en Iran. Een van de
grootste oorzaken van de crisis zijn echter de opgelegde sancties aan de
worstelende economie, die in hun poging het regime te raken de rest van het
land in een vrije val meenemen.
De impact van de sancties
Zoals gesteld zien
de handelssancties voornamelijk op het verbieden van het verhandelen van ‘uitrusting
die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt’. Het probleem van
deze nogal vage definitie is dat er een waslijst aan goederen bestaat die onder
deze uitrusting vallen, maar die in hun normale verschijningsvorm slechts
benodigdheden zijn om bepaalde economische sectoren draaiend te houden. Denk
hier bijvoorbeeld aan kunstmest, een geliefd product bij creatieve
bomknutselaars, of waterreinigingsproducten die op hun beurt in chemische
wapens kunnen worden getransformeerd. Zelfs bij het importeren van
reserveonderdelen van dialysemachines – waarmee nierpatiënten worden geholpen –
loopt men tegen een labyrint van regelgeving aan.[21]
Zoals
het voorbeeld van de dialysemachines laat zien hebben de sancties ook een
gigantische impact op de hulpverlening in het land. Hierbij dient opgemerkt te
worden dat zowel de Europese als de Amerikaanse sancties uitzonderingen voor
humanitaire doeleinden bevatten. Krachtens Verordening 442/2011, het
eerste Europese sanctiepakket, worden deze uitzonderingen toegestaan indien ze op
grond van een vergunning ‘uitsluitend [zijn] bedoeld voor humanitaire
doeleinden of beschermend gebruik.’[22] Ook de Caesar Act spreekt van dergelijke uitzonderingen.
Op dit vlak speelt echter een soortgelijk probleem als met de eerdergenoemde
goederen, aangezien de term ‘humanitair’ zich eveneens in grijs gebied bevindt.
In het geval van de aanvoer van voedselpakketten en medische ondersteuning valt
de link met humanitaire hulp makkelijk te leggen, maar benodigdheden om defecte
waterleidingen (of dialysemachines) te herstellen zullen minder makkelijk voor
een dergelijke vergunning in aanmerking komen. Hier bovenop komt vervolgens het
feit dat ngo’s vaak maanden moeten wachten voor ze hulpgoederen het land in
kunnen voeren. De aanvraag van een vergunning omvat immers een zeer
bureaucratisch proces, waardoor de geboden hulp vaak (te) laat de plaats van
bestemming bereikt.
Door
de Caesar Act wordt handel met het land nog verder ontmoedigd. De
verwachting is dat veel internationale instellingen die eerder nog goederen aan
het land leverden, uit angst voor overtreding van de verzwaarde sancties de
toevoer zullen staken. De Europese Unie heeft immers geen algemeen
handelsembargo ingesteld, waardoor voor Europese entiteiten handel in voedsel
en (niet dubieuze) medicijnen tot voor kort nog mogelijk was. Door de
uitbreiding van de Amerikaanse sancties wordt dit verkeer van goederen verder
bemoeilijkt en mogelijk ook strafbaar gesteld, waardoor de, reeds schaarse,
toevoer van essentiële producten uit angst voor represailles naar verwachting
haast volledig zal worden gestaakt.
Waar
de Europese sancties voornamelijk tegen personen gericht zijn, valt
ogenschijnlijk te concluderen dat de Caesar Act de complete vernietiging
van de Syrische economie – om zo Assad nog zwaarder onder druk te zetten – als
doel heeft. Ondertussen is het uitbreken van de burgeroorlog dit jaar al negen
jaar terug, en zit Assad nog steeds op zijn zelfgecreëerde troon. Tekenend is
de aankoop van twintig appartementen in Moskou ter waarde van veertig miljoen
dollar, eind 2019.[23] Deze aankopen, bedoeld om vermogen veilig te stellen,
tonen aan dat het regime dankzij zijn bondgenoten op inventieve wijze de
internationale sancties weet te omzeilen.
Meerdere
familieleden van Assad investeerden in de appartementen, zo ook zijn neef Rami
Makhlouf,[24] de rijkste zakenman van Syrië. Deze familiebanden tekenen het
belang van invloedrijke connecties in het land, en het in stand houden daarvan.
Eind mei van dit jaar werden alle eigendommen van Makhlouf immers door Assad opgeëist,
ogenschijnlijk vanwege zijn kritiek op het regime.[25] Deze Makhlouf, ooit door het
Amerikaanse State Department omschreven als ‘Syria’s poster-boy for
corruption’,[26] had voor het uitbreken van de oorlog rond de zestig
procent van de Syrische economie in handen, juist met dank aan Assad. Dergelijke
vormen van vriendjespolitiek zijn nog steeds allesbehalve uniek en tekenen de
situatie in het geplaagde land. Ondanks het net dat zich langzaam om de elite
sluit, weten de allerrijksten in het land door middel van hun corrupte
connecties echter in relatieve welvaart verder te leven, dit in tegenstelling
tot de hongerlijdende bevolking. Een in Damascus gevestigde zakenman verklaarde
tegenover de Los Angeles Times dat er inmiddels sprake is van een systeem
waarin alleen ‘maffiosi en schurken kunnen overleven’.[27] Schurken, zoals Bashar
Al-Assad.
De
complexiteit van beslissingen
De sanctie-paradox
We zijn hier bij de,
nogal paradoxale, kern van het probleem beland. De sancties die het volk van
het onderdrukkende regime dienen te verlossen, zorgen er ten dele juist voor
dat de malaise in het land wordt vergroot. De, eerder beschreven, economische
crisis zal door de Caesar Act waarschijnlijk alleen maar erger worden,
en het land dreigt qua armoede het eveneens door oorlog verscheurde Jemen
achterna te gaan.
Vanwege
de redelijk centrale ligging van het land is een ‘Noord-Korea-scenario’ of
totale lockdown ondenkbaar, en zal grenssmokkel vanuit voornamelijk Irak
door de nieuwe sancties naar verwachting nog verder opleven, om zo het regime
van essentiële benodigdheden te voorzien. Voor de gemiddelde Syriër is het
echter onmogelijk om aan dergelijke goederen te komen, waarmee het regime in de
praktijk een monopolie in de schoot geworpen krijgt. Gevreesd wordt dat de wurggreep
van Assad op het land alleen maar heviger wordt, door kleine bedrijven die niet
de juiste politieke connecties hebben om te overleven in een afgesloten
economie nog verder te ondermijnen; een proces dat nu ook al aan de gang lijkt
te zijn. In die zin kunnen nog zwaardere sancties uiterst contraproductief
genoemd worden.
Ook
bestaat er een niet geringe kans dat er door de Caesar Act wederom een
groot geopolitiek spel losbarst. Zowel Rusland als Iran grijpen de burgeroorlog
immers al jarenlang aan om hun invloed in het Midden-Oosten te vergroten. Ook
al werd de geldkraan de laatste jaren langzaam dichtgedraaid, de verwachting is
dat beide landen de economische situatie als een nieuwe mogelijkheid zien om hun
positie als grootmachten te verstevigen. Wie de Syrische economie weet te
redden helpt daarmee immers ook buurland Libanon, en werft zo een nieuwe,
dankbare bondgenoot. Het behoeft geen verdere uitleg dat het de Verenigde
Staten er alles aan gelegen is de invloed van beide landen in het wespennest
dat het Midden-Oosten is tot een minimum te beperken.
Om
de invloed van Assad, Poetin en de Iraanse president Rohani enigszins in te
dammen dient de economie deels weer zelfvoorzienend te worden. Ook moet de
toevoer van humanitaire hulp niet verder dan noodzakelijk worden belemmerd. Concreet
kan hierbij worden gedacht aan het herzien van de lijst met de reeds genoemde ‘humanitaire
uitzonderingen’ om zo de bureaucratische procedure die voorafgaat aan
het leveren van hulpgoederen in het belang van de Syrische burgers in te
korten.
Resolutie 46/182
Ten aanzien van de
hulpgoederen dient er echter een kanttekening te worden gemaakt. Het Syrische
regime beroept[28] zich met betrekking tot de humanitaire hulp namelijk op
artikel 3 van Resolutie 46/182 van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties,[29] die in 1991 werd opgesteld om zo de coördinatie van
humanitaire hulp te bevorderen. Dat bewuste artikel vermeldt onder
andere dat ‘the sovereignty, territorial integrity and national unity of States
must be fully respected’ en ‘humanitarian assistance should be provided with
the consent of the affected country’. Door
zich hiermee in het middelpunt van de coördinatie van humanitaire hulp te plaatsen
houdt de Syrische regering de regie over de hulpoperaties. Gesteund door
Rusland en China in de Veiligheidsraad veranderen Assad en consorten hiermee
een conflict-oplossende resolutie in een politiek pressiemiddel.
In
dat licht bezien klinkt de tijdrovende vergunningsprocedure voor de humanitaire
uitzonderingen zo gek nog niet. Scherp toezicht is immers van cruciaal belang,
gezien de hulpgoederen onder het toeziend oog van door Assad opgestelde
commissies het land binnenkomen. Aan de andere kant speelt echter nog steeds de
steeds dringender wordende behoefte aan hulp bij het Syrische volk. Er lijkt
daarom sprake van een impasse; het instellen van strengere sancties als de Caesar
Act zal de economische crisis en de daarmee gepaarde hongersnood alleen
maar aanwakkeren, terwijl het versoepelen van sancties met als doel de
burgerbevolking te helpen, indirect het gedogen van het regime impliceert.
Het doorbreken
van de impasse
Een gefundeerd
antwoord op dit dilemma komt uit ons land. Instituut Clingendael bracht in
maart van dit jaar een rapport uit betreffende de opties voor de Europese Unie tegenover
het regime van Assad.[30] Zij bespraken daarin vijf plausibele scenario’s, die
varieerden van het in stand houden van de huidige situatie tot het aan de macht
helpen van een bevriende autocraat. De twee opties die het meest succesvol
werden geacht – betreffend het voorkomen van verdere escalatie van het conflict
– brachten allebei opheffing van de meeste sancties met zich mee, in een poging
de vrije val van de economie enigszins te stoppen. In hetzelfde rapport stellen
de onderzoekers bovendien dat de economische sancties achteraf bezien ‘irrelevant
to the course of conflict’ waren, en dat bepaalde handelsbeperkingen,
zoals eerder ook geconcludeerd, het regime zelfs steviger in het zadel hebben
geholpen.
Een
voorwaarde voor het opheffen van de sancties is volgens het rapport wel dat
hier een versoepeling betreffende de restrictieve maatregelen omtrent
humanitaire hulp opgesteld door het Syrische regime tegenover dient te staan. Dit
is een logische eis, maar het grote nadeel is dat er hiervoor onderhandeld
dient te worden met een oorlogsmisdadiger, die wellicht ook zijn persoonlijke
sancties zal willen kwijtspelen over de ruggen van zijn in armoede levende
staatsburgers. Gezien de groeiende onrust in het land bestaat er op dit moment echter
de kans dat Assad gevoeliger zal zijn voor dergelijke concessies, en zal er
wellicht een opening zijn om de regie over de aanvoer van de humanitaire hulp,
die de bevolking zo dringend nodig heeft, terug te nemen.
Concluderend
Het opleggen van
sancties om het dictatoriale regime van Assad te ondermijnen lijkt een
averechts effect te hebben gehad. Syrië bevindt zich in de grootste humanitaire
crisis die het land ooit gekend heeft, en een verdere uitholling van de
economie zal een nog grotere instorting van de economie en een daarmee gepaarde
hongersnood tot gevolg hebben. Deze situatie zou het regime juist in de kaart
kunnen spelen, en de sancties lijken bovendien slechts een beperkt effect te
hebben op de politieke elite in het land. Met de leefomstandigheden van de
Syrische burgers als voornaamste prioriteit, lijkt het daarom voor zowel de
Europese Unie als de Verenigde staten hoog tijd om in plaats van de harde, meer
de helpende hand te tonen.
1. C. Cornish, 'Syria Protests Erupt in Rare Show of Dissent against Assad', Financial
Times 8 juni 2020.
2. Cornish 2020.
3. Zie hiervoor art.
41 VN-Handvest.
4. Een voorbeeld
hiervan is resolutie S/2011/612, die onder andere mensenrechtenschendingen in
het land beoogde te veroordelen. Deze resolutie werd, zoals
gesteld, verworpen.
5. VN-Veiligheidsraad, Security Council Members
Diverge over Path towards Implementation of Draft Resolution Backing Arab
League Proposal on Resolving Crisis in Syria (Press Release SC/10534, 31
januari 2012).
6. Verordening (EU) nr. 442/2011 van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PbEU 2011, L 121/1).
7. Art. 3(1)(a) Verordening 442/2011.
8. D.W. Lesch, Syria: The Fall of the House of
Assad, New Haven, CT: Yale University Press 2013. p. 159-161.
9. A. Lund, ‘Just how ‘smart’ are sanctions on Syria?’, The New Humanitarian 25 april 2019, thenewhumanitarian.org/.
10. Raad van de
Europese Unie, ‘Syrië: Sancties tegen regime met 1 jaar verlengd’ (persmededeling),
28 mei 2020, consilium.europa.eu.
11. P. Seeberg, The Levant in Turmoil: Syria,
Palestine and the transformation of Middle Eastern Politics, New York:
Palgrave Macmillan 2016, p. 107-109.
12. Executive Order 13582 of August 17, 2011, Blocking Property of the Government of Syria and Prohibiting Certain Transactions With Respect to Syria (3 CFR 13582).
13. Executive Order 13769 of January 27, 2017, Protecting the Nation From Foreign Terrorist Entry Into the United States (82 FR
8977).
14. Washington v. Trump, No. C17-0141,
2017 WL 462040 (W.D. Wash., 3 februari 2017).
15. M.R. Pompeo, ‘Passage of the Caesar Syria Civilian Protection Act of 2019’ (Press Statement), U.S. Embassy in Syria 20 december
2019.
16. B. Alloush & A. Simon, ‘Will more Syria sanctions hurt the very civilians they aim to protect?’, War on the Rocks
10 juni 2020.
17. C. Cornish, ‘Turmoil in Lebanon is hurting Syria’,
Financial Times 27 november 2019.
18. B. Hubbard, ‘Lebanon’s economic crisis explodes, threatening decades of prosperity’, The New York Times 11 mei 2020, p.
A18.
19. B. Parker, ‘Inflation, shortages worsen Syrian poverty on eve of new US sanctions’, The New Humanitarian 9 juni 2020.
20. Parker 2020.
21. N. Bulos, ‘For many Syrians, ‘smart’ sanctions are anything but’, Los Angeles Times 24 december 2018.
22. Art. 2(3) Verordening 442/2011.
23. H. Foy, ‘Syria: Assad, his cousins, and a Moscow skyscraper’, Financial Times 11 november 2019.
24. Foy 2019.
25. B. Van Huët, ‘Machtsstrijd ontbrandt in Syrië, neef van Assad is ineens paria’, Het
Parool 20 mei 2020.
26. A. Dawisha, The Second Arab Awakening, New
York: W.W. Norton 2013, p. 35-36.
27. Bulos 2018.
28. R. Leenders & K.
Mansour, ‘Humanitarianism, State Sovereignty, and Authoritarian Regime Maintenance in the Syrian War’, Pol. Sci. Q. (133) 2018, afl.
2, p. 225-257.
29. Resolutie 46/182 van de Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties (19 december 1991), Strengthening of the coordination of
humanitarian emergency assistance of the United Nations, UN Doc. A/RES/46/182.
30. E. Van Veen & O. Macharis ‘Hope springs eternal: EU options for dealing with the Assad regime’, Instituut
Clingendael maart 2020.