Hoe was uw eigen studietijd, en waarom heeft u destijds voor rechten gekozen?
Al op de middelbare
school kwam ik in aanraking met het recht. Destijds heb ik de HBS gevolgd, waar
ik bijvoorbeeld al werd onderwezen in het handels- en verbintenissenrecht.
Rechten als zodanig interesseerde me toen al bovenmatig. In feite had ik ook
weinig andere studiekeuzes: rechten, economie en talen, dat was het feitelijk. Uiteindelijk
heb ik dan ook niet lang hoeven nadenken over mijn studiekeuze. Maar het was
zeker geen keuze omdat ik niks anders kon kiezen!
Ik
heb me toen ingeschreven in Rotterdam, omdat ik toen dacht dat dat dichterbij
was dan Leiden vanaf mijn toenmalige woonplaats Den Haag. Dat viel tegen, en
het leven als spoorstudent beviel me ook niet heel goed. Het grote voordeel was
echter dat Rotterdam qua leer erg positivistisch was – en nog steeds is. Er
wordt erg de nadruk gelegd op snel en efficiënt leren. Dat was in mijn
propedeuse een uitermate handige manier om snel de regeltjes onder de knie te
krijgen. Het was niet per se diepgaand, maar je kreeg er allerlei vakken. Na
die twee jaar in Rotterdam heb ik wel eens grappend gezegd dat ik wat dat
betreft niet veel meer bij hoefde te leren, de basis was immers zo goed. Hierna
kon ik al ‘free-wheelend’ de doctoraalfase doen. Als je al veel weet steek je
immers ook veel meer op. Het is net zoals bij mensen die onvoorbereid naar
college gaan en weinig leren, zo leren mensen die wél voorbereid zijn veel
meer.
Na
die twee jaar ben ik overgestapt naar de VU, waarna ik ook in Amsterdam op
kamers ging. De studie daar was veel inhoudelijker, met bijvoorbeeld ook meer
aandacht voor filosofie. In die tijd ben ik ook student-assistent volkenrecht
geworden. Internationaal recht vond ik toentertijd ontzettend leuk – naast mijn
interesse voor het privaatrecht natuurlijk. Eigenlijk lag alleen bestuursrecht
me minder, het enige waar ik ooit lager dan een 7 heb gescoord was het vak ‘het
recht van de lagere publieke lichamen’; dat interesseerde me daadwerkelijk helemaal
niks.
In
mijn tijd als student-assistent had ik mijn eigen kantoor in de VU. Daar
stonden twee bureaus, maar als enige student-assistent volkenrecht had ik mijn
eigen kamer. Compleet met eigen telefoonlijn, wat toentertijd een grote luxe
was, en ik kon natuurlijk gratis kopiëren, waar ik erg veel gebruik van heb gemaakt.
Ze moesten natuurlijk wel een tegenprestatie voor me verzinnen, dus ik kreeg de
opdracht alle boeken van het volkenrecht in kaart te brengen. Dat was
ontzettend interessant, om te zien dat in jouw kleine vakgebied zo ontzettend
veel was gedocumenteerd. Op het gegeven moment stuitte ik op alles wat er bij
het Neurenberg-tribunaal was gebeurd, en na meerdere boeken over dat onderwerp grondig
door te hebben gelezen kwam ik tot het idee om dit als scriptieonderwerp te
gebruiken. Die heb ik dan dus ook op mijn bureau aan de universiteit geschreven,
wel zo makkelijk. En naast makkelijk, niet onbelangrijk, was het ook
goedbetaald werk.
In
mijn studietijd ben ik eveneens betrokken geweest bij de oprichting van de eerste
rechtswinkel in Amsterdam. Dat was mijn tweede passie, en daar kwam ik al gauw
terecht bij consumentenzaken, eigenlijk typisch privaatrechtelijke dingen. Die
combinatie van het publiek- en privaatrecht heeft mijn carrière als student een
beetje getekend.
Vóór het programma heeft u een hele
afwisselende loopbaan gehad. Kunt u daar iets over vertellen?
Toen ik klaar was
met mijn studie lachte alles me toe, het waren immers de zeventiger jaren, je
kon overal werk vinden. In mijn overmoedigheid heb ik toen een brief gestuurd
naar Shell, omdat zij toen in mijn ogen waarschijnlijk dringend behoefte hadden
aan iemand zoals ik, en dan met name op het gebied van de mensenrechten. Ik
kreeg echter een kort briefje terug van Shell: ‘bedankt voor uw interesse, momenteel zijn er op dat gebied geen
vacatures.’ Ze zullen daar nu nog steeds geen behoefte aan hebben vrees
ik, haha!
Toch
was ik wel vastbesloten om iets te doen met dat volkenrecht. Ik had geen vaste
vriendin of andere verplichtingen en wilde de wijde wereld in. Op een dag kwam
toenmalig professor De Waard naar me toe met de mededeling dat hij plek voor me
had op het ministerie voor ontwikkelingssamenwerking. Dat interesseerde me toen
echter totaal niet, ik zag mezelf in mijn wildste dromen al bij de
Mensenrechtenraad in New York, niet in Afrika!
Vrijwel tegelijkertijd stuitte
ik echter op een vacature als bibliothecaris bij het Vredespaleis. Dat leek me
leuk, want ik bedacht dat ik zo betaald verder kon studeren. Misschien had ik
bij nader inzien toen gewoon moeten gaan promoveren, maar daar kwam ik dan weer
niet op.
Op
het mooie idee van betaald studeren kwam ik snel terug, als ik even niks te
doen had en zat te lezen moest ik van de directeur kaartenbakken vullen, dat
‘deden zij immers ook’. Toen wist ik: hier moet ik weg! En precies rond die
tijd zag ik een advertentie voor ‘rechterlijk ambtenaar in opleiding’ (Raio)
staan. Daar had ik nog nooit over nagedacht, maar het sprak me wel direct aan.
Ik solliciteerde meteen, en binnen een maand was ik aangenomen. In het kader
van die opleiding moest je in de tijd twee jaar bij de griffie werken, twee
jaar als officier van justitie, en daarna mocht je nog twee jaar doen waar je
zin in had, mits het juridisch inhoudelijk was. Deze volgorde is bij mij
omgedraaid, aangezien ze in Amsterdam dringend behoefte hadden aan officieren
van justitie, een weinig populair beroep in die tijd. Dat heb ik toen gedaan,
waarna ik alsnog naar de griffie ben gegaan. Griffie als onderdeel van wat toen
nog de Raio-opleiding heette [tegenwoordig Rio, red.] is veel intenser dan een gewone meeloopstage, je schrijft
namelijk ook zelf de vonnissen. Mijn tijd op de griffie vond ik dan ook geweldig,
ik was natuurlijk heel civielrechtelijk bezig. Maar ja, ik was jong en had
ambities, en zag mezelf niet mijn hele leven achter een bureau zitten. Ik wilde
iets spannends doen. Toen ontstond het wilde idee om in mijn twee jaar vrije
ruimte bij de politie te gaan werken. Dat mocht van de opleiding, maar hooguit
voor één jaar. Het andere jaar werd ik door hen naar de reclassering verwezen. Dus
ik ben eerst een heel jaar bezig geweest met boeven vangen, en het jaar erna om
ze weer op het rechte pad te krijgen, haha! Vooral dat jaar als rechercheur was
een geweldige ervaring, vol met spannende nachtdiensten en intense verhoren.
Na
die tijd ben ik acht jaar lang officier van justitie geweest, toen deed ik met
name fraudezaken. Dat schurkt natuurlijk ook weer tegen het civielrechtelijke
aan, ook niet elke officier is daar geschikt voor. Als je verder geen civiele
achtergrond hebt is het lastig om al die fraudezaken te behandelen. Ook de
fiscaliteit bijvoorbeeld vereist behoorlijke voorkennis. Je ziet vaak in
fraudezaken dat een officier, anders dan een betreffende advocaat, niet snapt
hoe het recht op dat vlak in elkaar zit.
Als kind heb ik ook
lang nagedacht over de advocatuur. Toen ik ging studeren dacht ik dat ik later
advocaat zou worden, terwijl dat uiteindelijk het enige juridische beroep is
dat ik nooit heb uitgeoefend. Misschien had ik dat ook wel heel leuk gevonden,
maar de kans zat er dik in dat ik dan op een groot Zuidas-kantoor terecht was
gekomen, en ik vraag me af of ik daar erg gelukkig was geweest. Ik heb in die
zin nooit echt een kantoorbaan geambieerd. Als je jong bent, en je hebt die
drang in je, moet je daar mijns inziens wat mee doen. Voorkom dat je ‘vroeg
oud’ wordt en raas een beetje uit! Bij het OM is die kans op vroeg oud worden
natuurlijk een stuk kleiner, daar kun je natuurlijk spannende acties zoals
huiszoekingen vorderen.
Ik
zou het ook niemand aanraden om rechter te worden zonder daarbuiten ook een
behoorlijke carrière te hebben gehad. Ze zijn er genoeg, mensen die altijd
intern hebben gezeten en nooit wat anders gezien hebben. Voor je eigen
ontwikkelingen is het echter heel belangrijk om uit die bubbel te komen, om ook
eens andere kanten van de maatschappij te zien.
Uw carrière voor uw tijd als rechter heeft
u dus waardevolle inzichten gegeven die u helpen bij het uitoefenen van uw
taken als rechter?
Zeker. Om een goede
rechter te zijn is het uitermate belangrijk om ook de andere kant van de zaak
in te kunnen zien, en ook met name dat je heel véél zaken ziet. Rechters
krijgen natuurlijk aardig wat zaken op hun bordje, maar dat is niet te
vergelijken met wat advocaten en officieren voorbij zien komen. En omdat je als
officier of advocaat ook diverse rechters ziet functioneren, steek je daar ook
veel van op.
Hoe bent u in de tijd precies bij De
rijdende rechter (nu: Mr. Frank
Visser doet uitspraak) terechtgekomen?
Dat is eigenlijk
puur toeval geweest. Op een dag kwamen twee mensen uit Hilversum, gehuld in
regisseurspakken en coltrui, bij mij aan met de vraag of ik belangstelling had
deel te nemen aan een juridisch tv-programma. Twee gerenommeerde collega’s
bleken al mee te doen aan het project, dus ik voelde me vereerd dat ik ook werd
gevraagd. Ze hadden mij echter niet de volledige waarheid verteld, we bleken
alle drie een proefaflevering te moeten maken. Deze werden vervolgens stuk voor
stuk getoond aan een panel die de beste tv-rechter uitkoos. De rest is inmiddels
geschiedenis.
In
die tijd had ik al jarenlang een bijbaan als docent aan de avond-hbo, de
toenmalige heao. Die opleiding was toen net begonnen, dus ik gaf eerst eigenlijk
alle vakken: van publiekrecht tot privaatrecht. In die tijd leerde ik om mensen
die al een hele dag gewerkt hebben bij de les te houden en ook nog wat bij te
brengen. Je wordt dan gedwongen om dat hele ingewikkelde verhaal van het recht
te simplificeren zodat het goed overkomt. Rond die tijd werd ook het nieuwe BW
ingevoerd. Ik werd gevraagd om een lesbrief daarover te schrijven voor het middelbaar
onderwijs, wat ik toen heb gedaan. Die lesbrief had een oplage van 800.000.
Onvoorstelbaar dacht ik toen, 800.000 mensen die ík heb geïndoctrineerd! Dat
was natuurlijk een geweldig gevoel. Daarom sprak de mogelijkheid om tv-rechter
te worden me meteen aan. Het recht inzichtelijk maken voor mensen zonder
juridische achtergrond vond ik toen al een ontzettend mooi gegeven. En nu kreeg
ik de kans om half Nederland aan te spreken!
Dat
van half Nederland viel overigens eerst wel mee. In het begin keken er nog niet
zoveel mensen, 250.000 per week. Dat aantal valt niet meer te vergelijken met
nu natuurlijk, dat het programma zo’n groot succes zou worden had ik ook nooit
kunnen vermoeden.
Uiteindelijk
is mijn intrinsieke motivatie dus geweest om het vak op zo’n manier uit te
leggen dat iemand die niet in de juridische wereld ingewijd is het ook snapt. Daarbij
is het me nooit gegaan om het bijbrengen van de exacte regelgeving, maar vooral
de manier waarop deze toegepast wordt. Dat heb ik de afgelopen jaren eigenlijk
vooral geprobeerd, mensen laten snappen dat hun gelijk nooit absoluut is. Leert
de neutrale kijker daar dan daadwerkelijk iets van? Ik hoop en denk van wel.
In
2015 ben ik heel bewust overgestapt naar SBS. Dat had natuurlijk een enorm
afbreukrisico, zeker toen stond SBS vooral bekend als ‘campingzender’, daar
wilde je eigenlijk niet op gezien worden. Maar toch was het een bewuste keuze: in
mijn bijna twintig jaar bij de publieke omroep bereik je namelijk over het
algemeen toch een wat ouder publiek, de zaken waren immers zelden ‘heftig’. Een
ander, aanzienlijk, deel van het Nederlands kijkerspubliek zie je dan weer
totaal niet bij de publieke omroep. Nu bij SBS zien we een toename van jongere
kijkers, ook via internet en sociale media, aangezien zij vaak ook ‘uitgesteld’
kijken. Ook ons marktaandeel is goed: met Mr. Frank Visser doet uitspraak
zitten we altijd tussen de twaalf en vijftien procent van de kijkers. Bij SBS
kreeg ik tevens de kans om er ook een ander programma bij te doen, Mr. Frank
Visser rijdt visite. Na een tijdje Uitspraak is dat een hele leuke afwisseling.
We rijden dan met een ploeg het land door, waar ik mensen van juridisch advies
voorzie – iets dat eigenlijk natuurlijk helemaal niet voor een rechter voorbehouden
is. Op zulke dagen krijg je ook echt álles voor je kiezen. Bij Uitspraak blijven
de meeste zaken toch burenruzies, dat is ook een beetje zo gegroeid natuurlijk.
Maar bij Visite krijg je de gekste onderwerpen, soms kan ik er gewoon
niet aan beginnen omdat ik dan haast een week moet studeren om er een goed
juridisch onderbouwd antwoord op te kunnen geven. Gelukkig hoeven we de zaak
niet ter plekke op te lossen, de bedoeling is dat we mensen een zetje in de
juiste richting geven.
Dat
is ook wel een beetje een rode draad geweest in mijn loopbaan, mensen moeten
niet te veel gepamperd worden, dan creëer je een ‘lokettenmentaliteit’. Je kunt
je immers niet bij alles wat je dwars zit melden bij een loket waar een
ambtenaar alles voor je gaat oplossen. Ik ben van mening dat mensen vooral heel
goed in staat zijn om hun eigen problemen op te lossen, alleen ze komen soms simpelweg
kennis op een bepaald gebied tekort. Op zo’n moment kan ik een rol spelen, om
ze uit te leggen hoe het recht in elkaar zit, en of ze wel of geen goede zaak
hebben.
Brengt het doen van uitspraken op televisie
extra druk/zorgvuldigheid met zich mee?
Als een rechter een
fout maakt wordt het meestal niet opgemerkt. In het ergste geval gaat de
uitspraak in hoger beroep over de kop. Het is uitzonderlijk dat een rechter het
nieuws haalt omdat er iets mis is. Als tv-rechter is dat anders. Als collega’s
mee zitten te kijken wil je geen aperte onzin verkopen. Dat geeft direct een
beperking aan wat delegatie betreft. Er wordt in de rechtbank zoveel gedelegeerd,
dan moet je erop vertrouwen dat het goed gaat. Maar dat wil ik niet, daarom doe
en controleer ik zelf alles. Als ik een casus binnenkrijg vraag ik eerst aan
mijn secretaris of hij een bindend advies overeenkomst maakt, waarna ik het
dossier krijg. Soms maakt de secretaris een opzetje zodat ik niet alles hoef in
te typen, maar voor de rest doe ik alles zelf. Dan krijg je een ouderwets
vonnis, met feiten vaststellen et cetera, dat sla ik niet over. Ook bereid ik
de zaak voor voordat ik de hoorzitting heb, dat doet verder geen rechter. Ik
maak dan eigenlijk al een conceptuitspraak zoals ik verwacht dat de zaak gaat
lopen. Maar dat blijft een concept, in de helft van de gevallen stel ik die ook
weer bij.
Het
grote voordeel is dat ik niet, zoals wat me als rechter wel eens overkwam, hoeft
na te denken hoe bepaalde zaken in elkaar staken tijdens het schrijven van een
vonnis. Je kan niet zeggen dat iets niet is aangegeven in de stukken, en tevens
ben je zelf overal aanwezig geweest. Je hebt als tv-rechter in die zin een leidende rol, en dus geen lijdende rol. Als ik al een concept heb
gemaakt kan ik ook heel gericht vragen stellen tijdens de hoorzitting. Dat brengt
druk met zich mee, maar dat is in de loop der jaren wel minder geworden. Een
aantal keer is iemand toch woedend naar de rechtbank gerend, maar dat is
gelukkig altijd goed afgelopen. Uiteindelijk is hoger beroep in normale
rechtszaken daar natuurlijk ook voor, niemand is immers foutloos. Het is goed
dat die mogelijkheid bestaat, maar als het goed is het niet nodig. Ik wil het
ook liever voorkomen, maar op zichzelf zou het ook geen ramp zijn als je een
keer in je carrière een fout maakt die wordt rechtgezet.
Inmiddels heeft u ruim 30 jaar
ervaring als rechter – gaat het nooit vervelen? Waar zit de uitdaging in?
In 1989 ben ik
inderdaad begonnen als kantonrechter, die functie heb ik tot 2015 uitgeoefend.
Als TV-rechter werken we toe naar het 25-jarige jubileum, in 2020. Eigenlijk is
dat niet helemaal eerlijk, want ik heb dan weliswaar in december 1995 wel mijn
eerste uitzending gemaakt, maar die is nooit uitgezonden. Ik wist echter niet
dat het een pilot was, en er is ook echt een beslissing gemaakt. Het ging over
kwijtgeraakte trouwfoto’s, een prachtige zaak.
Maar
terugkomend op de hoofdvraag, uiteindelijk niet. Op een gegeven moment weet je
het natuurlijk aan één kant wel, het gaat mij dan ook meer om de mensen,
juridisch is er vaak niet veel meer aan. Het beslissen in conflicten met vaak
zulke diverse mensen blijft natuurlijk wel gewoon een mooi gegeven. Maar soms
hebben we ook zaken die juridisch toch nog wel erg interessant zijn en waar de
mensen minder sprekend zijn. Dat is denk ik ook de kracht van het programma. Er
hoeft niet met stoelen te worden gegooid om een boeiende aflevering af te
leveren. Uiteindelijk gaat het om de afwisseling tussen de verschillende mensen
en zaken die aan bod komen en daardoor blijft het tot op de dag van vandaag
leuk.
Wat heeft dit beroep als rechter en
tv-rechter u als mens geleerd?
Als je net rechter
bent heb je overdreven aandacht voor je kunnen. Dat hebben andere
beroepsgroepen ook: artsen, chirurgen, tandartsen, noem maar op. Je wilt gewoon
de beste zijn in je vak, waarin de mens in het verhaal vaak minder prioriteit
heeft. Uiteindelijk wil je op dat moment voornamelijk dat collega’s zeggen dat
je goed bent, je ‘stond immers in de jurisprudentie’! In het begin ben je dan
ook gek op ingewikkelde zaken en aan het einde van de rit wordt de juridische
uitdaging minder en worden de mensen interessanter. Dat zie je ook aan de
vonnissen, bij beginners worden vaak eerst alle verweren verworpen waarna pas het
laatste verweer wordt aangenomen. Het recht is ook een beetje Mondriaan, een
soort abstracte kunst. Ook vonnissen kunnen steeds abstracter worden, behalve
bij de Hoge Raad. Dat is uiteindelijk ook niet waar het om gaat, het gaat om
een vonnis waar mensen iets mee kunnen. In dat verband is een rechtelijke
uitspraak waarbij een van de partijen juichend het pand verlaat en de andere
partij huilt misschien niet helemaal gelukt. Als het kan probeer je een
middenweg te vinden. Je bent immers met mensen bezig.
Als
je deze vraag aan een huisarts of chirurg stelt, krijg je dezelfde antwoorden.
De techniek wordt minder belangrijk omdat het na verloop van tijd vanzelfsprekend
wordt, je weet dat je het wel kunt. Het eerste wat ik te horen kreeg bij de
televisie was dat ik meer in de camera moest kijken, ik keek toen nog te veel
in de stukken. Mensen zien liever dat de rechter er echt ‘in’ zit, en meer naar
de mensen kijkt en persoonlijke aandacht voor ze heeft. Helaas zien we nu bij
justitie dat alles op de computer staat en dat rechters gedwongen worden om
steeds maar naar het scherm te kijken. Vaak staat de computer ook nog in de weg,
en dat is absoluut niet goed.
Hebben uw banen als tv-rechter en
kantonrechter elkaar positief of negatief beïnvloed?
Ik heb geen echte
negatieve effecten ondervonden. Soms waren er weleens advocaten die dachten: ‘daar
heb je die acteur weer’, maar over het algemeen zijn de reacties leuk. Als je aan
je blinde darm moet worden geopereerd en je chirurg heeft zijn eigen veelbekeken
tv-show, denk je toch ook veel eerder dat je goed zit? Af en toe kreeg ik ook
verstandelijk gehandicapte kinderen die voor een onderbewindstelling kwamen en heel
enthousiast riepen dat ze mij kenden, en na afloop op de foto wilden. Dat doe
ik dan ook, dat is gewoon fantastisch.
Wat is in uw ogen de belangrijkste
eigenschap van een jurist?
Je hebt zoveel
verschillende soorten juristen, maar de belangrijkste eigenschap blijft dat ie
goed is. Helaas lopen er veel juristen rond die niet voldaan aan de
minimumvereisten, maar dat betekent niet veel. Als je heel goed bent als
jurist, in je vak, een togaberoep of iets anders, dan kun je goed worden in het
ander. Kijk naar mij, ik ging eerst voor de mensenrechten en eindig als
privatist. Je moet wel in staat zijn om je vakkennis op peil te houden en daar
ook interesse in te hebben. Neem een abonnement op Ars Aequi, als er echt iets gebeurt in een bepaald rechtsgebied staat
het daarin. Ik haak zelf eigenlijk alleen wel eens af bij het intellectueel
eigendom en bankenrecht, omdat het me niet zoveel interesseert. Bankenrecht is
net als voetballen tegen de Duitsers: op het einde winnen beide altijd.
Maar
terugkomend, probeer ontwikkelingen bij te houden. Soms spreek ik juristen en
weten ze bijvoorbeeld niet dat er een nieuw Wetboek van Strafvordering komt. Je
hoeft het nieuwe wetboek natuurlijk niet te kennen, maar weet op zijn minst dat
er een nieuw wetboek aankomt! Nu wordt het wel steeds moeilijker om bij te
houden, zeker bijvoorbeeld het Europees recht. Wat ik wel eens doe als ik in de
boekhandel ben is een nieuwe editie van ‘Inleiding Strafrecht’ halen en deze
door te bladeren. Zeker als je het al eerder tot in de finesses hebt begrepen is
een inleiding een geweldige opfrissing.
Een
goede jurist blijft dus goed in zijn vak. Je hebt zoveel moeite gedaan om je
examens te halen, dan is het toch zonde als je je de rest van je carrière
alleen met het waterschapsrecht bezig zou houden?
Wat zou u huidige en toekomstige
studenten willen meegeven?
Zorg dat je de
studietijd goed gebruikt. Probeer topcijfers te halen, niet voor je diploma,
dat komt wel, maar voor jezelf. Probeer boven de zesjes cultuur uit te stijgen en
dan zul je merken dat je geen carrière hoeft te plannen, dat komt vanzelf. Ik
zie zoveel mensen die het wel plannen en bijvoorbeeld op de Zuidas willen
werken. Dat vraagt echt enorm veel van je, is het wel leuk? Als je het heerlijk
vindt om tot diep in de nacht op te blijven en te slapen op kantoor, wachtend
tot New York opengaat, dan is dat misschien wel spannend, maar los daarvan:
hoeveel mensen halen het? Ze nemen er tien aan, waar misschien een van
overblijft. Negen daarvan gaan er gedesillusioneerd weg. Als je begint aan de
Zuidas en weg moet omdat je niet goed genoeg bent is dat niet leuk. Weet dus goed
waaraan je begint. Je kunt ook bij een klein advocatenkantoor gaan werken, je
moet gewoon ervaring opdoen. Uiteindelijk gaat het goed; het kan immers niet
verkeerd gaan. Word dus een goed jurist en houd je vak bij. Er is immers altijd
een gebrek aan goede mensen.