Prof. dr. A. (Afshin) Ellian is hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap en Wetenschappelijk Directeur van het Instituut voor Metajuridica. Hij studeerde internationaal publiekrecht, strafrecht en
filosofie in Tilburg, en promoveerde in 2003 aan de Universiteit Leiden. In de nok van het oude deel
van het KOG ontving hij ons in een kamer die naast kantoorruimte ook dienst doet als vergaderzaal en
bibliotheek, om ons te vertellen hoe hij op zijn huidige positie is gekomen en wat dat voor hem betekent.
‘U bent een bekend gezicht aan de faculteit. Waar kunnen studenten u
tegenkomen?’
Iedere rechtenstudent maakt al vrij
snel kennis met mij, aangezien ik
in het eerste blok de colleges van
het eerstejaars-vak Inleiding Recht
verzorg. Dat is een heel belangrijk
klassiek vak, dat ik zelf ook heb
gehad en door de loop van de tijd
heen onder verschillende namen aan
deze Universiteit is gedoceerd. Dat
vak is de kennismaking met enkele
belangrijke begrippen in het recht, de
verschillende rechtsgebieden en de
rechtswetenschap.
De vraag die ik altijd aan studenten
stel is of ze rechtsgeleerdheid of
rechtswetenschap studeren. Deze
vraag brengt altijd verwarring -
niet alleen bij studenten maar ook
bij wetenschappers zelf. Bij een
wetenschapper denkt men immers al
gauw aan iemand die een telescoop
heeft gebouwd om de zon of de sterren
te bestuderen. Mijn antwoord is en
blijft dat het zowel rechtsgeleerdheid
als rechtswetenschap is. Eigenlijk
is het vergelijkbaar met medische
wetenschap. Naast een aantal
algemene regels moeten ook wij
via een analytische studie van een
casus leren hoe we het recht moeten
toepassen. Wij rechtsgeleerden
leren wat recht is en hoe het moet
worden toegepast, maar wij zijn ook
wetenschappers, verbonden aan een
academische instelling.
Ik vind het mooi dat dat al bij
Inleiding aan de orde komt. Het vak
heeft een dubbelfunctie: als studenten
per ongeluk voor rechten hebben
gekozen kunnen zij er namelijk
heel snel achter komen dat ze iets
anders moeten doen. Ik zeg altijd
tegen ze: “Niet jullie betalen voor
je studie, maar jullie ouders.” Er
zijn veel meer kosten dan alleen het
collegegeld. Alle mannen en vrouwen
die ’s ochtends in busjes stappen, alle
mensen die belasting betalen, betalen
uiteindelijk jullie studie. Neem
daarom je studie serieus en maak een
juiste keuze. Inleiding kan een hele
goede gelegenheid zijn om dat in te
zien. Gelukkig maakt nog steeds een
grote groep studenten de keuze om
hiermee door te gaan.
Daarnaast geef ik samen met
professor Cliteur nog twee eerstejaars
vakken die heel belangrijk zijn,
Grondslagen van het Recht en
Methoden en Technieken van de
Rechtswetenschap. Grondslagen
is een vak dat je enerzijds laat
reflecteren op een aantal begrippen
die je hebt geleerd, en langzamerhand
maak je zo ook met rechtswetenschap
kennis. Anderzijds is het ook een
vaardigheidsvak, want je moet ook drie
schrijfopdrachten maken die worden
nagekeken en waarop feedback wordt
geleverd. Bij Methoden en Techniek
leert men eigenlijk wat wetenschap
en wetenschappelijk denken is,
de methode van de empirische
wetenschap en de methode van de
rechtswetenschap, wat een geldige
wetenschappelijke theorie is, wat
inductief en deductief redeneren
inhoudt. Eveneens leert men het
verschil tussen recht en moraal.
Na deze vakken is men volledig
ingeburgerd in het academische
denken.
Ook geef ik vakken in de master
Encyclopedie en Filosofie van het
recht. Deze master is niet alleen in
Nederland, maar ook in België heel
populair. Dat is niet zonder reden: deze
faculteit staat erom bekend dat het de
twee stromingen, rechtsgeleerdheid
en rechtswetenschap, verenigt.
Leiden was en is het meest belangrijke
bolwerk van de rechtsfilosofie
in Nederland en België. Onze
studenten komen ook heel goed
terecht: bij topadvocatenkantoren,
bij de rechterlijke macht, ministeries
en het bedrijfsleven. Overal
eigenlijk. Daarnaast is onze master
ook een beetje een academische
kweekvijver. Zo geven wij onze
betere masterstudenten bijvoorbeeld
de kans om piekdocent te worden
bij onze eerstejaarsvakken. Op
deze manier kunnen ze alvast een
beetje snuffelen aan een eventuele
wetenschappelijke loopbaan. De
besten hiervan proberen we te
behouden voor een promotietraject.
Het gevolg is dat een relatief groot
aantal van onze masterstudenten een
academische carrière ambieert en dat
een aantal van hen inmiddels ook aan
het promoveren/gepromoveerd is en
werkzaam in de academie.
Deze master is niet alleen interessant
omdat alle rechtsgebieden vanuit
de rechtsfilosofie kunnen worden
benaderd, of omdat de geschiedenis
van de filosofie wordt behandeld,
maar ook vanwege van de
schrijfvaardigheid: voor alle vakken
moet worden geschreven. Wie
deze master voltooit kan écht goed
schrijven. Je kunt tevens reflecteren
en analytisch kijken naar juridische
vraagstukken, iets dat door iedere
toekomstige werkgever als pre wordt
gezien. In de master geef ik zelf
Rechtstheorie en het Strafrecht, en ik
begeleid natuurlijk zowel bachelor- als masterscripties die studenten
schrijven.
‘Hoe bent u in Leiden terecht
gekomen?’
Ik heb eerst zo’n 2,5 jaar aan de
medische faculteit gestudeerd,
in het buitenland. Toen ik naar
Nederland kwam, maakte ik kennis
met professor Willem Witteveen
(hoogleraar Encyclopedie van de
rechtswetenschap). Hij kwam helaas
in 2014 samen met zijn vrouw en
dochter op tragische wijze om het
leven bij de ramp met de MH17.
Hij was mijn eerste mentor, ook
mijn eerste echte werkgever in
Nederland; ik ben namelijk door hem
zelf aangesteld als student-assistent.
Daarom heb ik ook, toen hij in
2014 om het leven kwam, zijn foto
geprojecteerd voor studenten en hen
verzocht een minuut stilte in acht te
nemen voor hem. Hij deed immers
in die tijd precies wat ik nu doe en ik
heb veel aan hem te danken. Bij hem
begon mijn carrière in Nederland, en
feitelijk mijn Nederlanderschap.
Ik kom oorspronkelijk uit een regio
waar zaken als recht, vrede en vrijheid
allesbehalve vanzelfsprekend zijn.
Nog steeds zie je als je het journaal
aanzet tragische gebeurtenissen in
met name Afghanistan, Irak, Iran en
Syrië. De achtergrond daarvan is de
vraag naar de relatie tussen de staat,
recht en religie. Een vraag die ooit in
Europa ook aan de orde kwam, tijdens
de Reformatie. Waar moet een wet aan
getoetst worden - aan een religieuze
wet of een aardse grondwet? Om dat
soort vraagstukken komen helaas
door aanslagen wekelijks tientallen
onschuldige burgers om het leven.
Toen ik hier kwam had ik dus een
heel ander besef van vrijheid.
Ik kwam hier met heldere, eenvoudige
vragen naartoe. ‘Waarom slaan
mensen hier elkaars hersenen niet
in?’; ‘Waarom mogen mensen hier
zich kleden zoals ze willen, hoe
werkt dat?’ Wij denken hier, wat
belachelijk, dat is vanzelfsprekend.
Maar dat is het helemaal niet! Kijk
naar conflicten in Afrika, het Midden-Oosten en in Latijns-Amerika.
Homoseksualiteit bijvoorbeeld is
helemaal niet legaal in veel landen
in deze wereld. Zelf je partner kiezen
als vrouw is ook in veel landen verre
van vanzelfsprekend. Men mag niet
overal zijn eigen hersens gebruiken.
Deze kwesties raken echt de essentie
van de mens.
Toen ik naar Nederland kwam werd
mij verteld dat ik gewoon medicijnen
moest gaan studeren en dat dit met
een paar toetsen geregeld kon worden.
Maar dat wilde ik niet, dat was saai.
Een paar jaar leren hoe de anatomie
van de mens werkt en daarna wat
praktijkervaring opdoen, verder niks.
Ik wilde juist de belangrijke zaken des
levens begrijpen. Ik wilde begrijpen
waarom hier vrede en vrijheid is.
Dat zijn hele moeilijke vragen.
Rechtsstatelijke vragen hebben
uiteindelijk een filosofische aard, kijk
bijvoorbeeld naar de oprichting van
de Verenigde Staten. De oprichting
van Amerika is zeer indrukwekkend,
het ging over vrijheid, vrede, de rol
van de constitutie. Die pijlers bepalen
uiteindelijk ons leven. In Leiden
golden er toen bepaalde vereisten
waardoor ik hier niet kon studeren,
dus trok ik naar Tilburg, waar ik
liefdevol werd ontvangen en kon
beginnen met mijn studie.
In die tijd sprak ik woorden nog heel
anders uit. Hoe kon ik nou weten
hoe je de c in procureur uitsprak? Er
bestond geen woordenboek Perzisch-Nederlands, dus als ik een onbekend
woord zag, moest ik dat eerst in het
Nederlands-Engels woordenboek
opzoeken, en het vervolgens van het
Engels naar het Perzisch vertalen.
Waar andere studenten de nacht
doorhaalden met feesten zat ik
tijdens het eerste semester tot drie
uur `s nachts woorden te vertalen,
in de hoop dat ik de juiste betekenis
had. Op een dag kocht ik een Van
Dale basiswoordenboek, dat was
voor mij een openbaring. Ik heb
toen alle andere woordenboeken het
huis uit gegooid en ben met dat ene
woordenboek uiteindelijk gekomen
tot waar ik nu ben. Ik heb daarmee –
als jullie mij niet geloven; ik heb de
papieren nog – al mijn vakken in een
keer gehaald.
Ik had voor strafrecht een 8 en
strafprocesrecht een 9,5, die vakken
emotioneerden mij ook echt. Ik heb
enorm veel gehuild tijdens het lezen
over het waarborgen van iemands
rechten. Dat raakte me enorm. Waar
ik vandaan kom word je gedood,
daarna pas gaan ze uitzoeken wat
je naam precies was. Ze verzinnen
ook dingen: je was een verkrachter,
een dief. Ze martelen je voor vragen
waar ze zelf het antwoord daarop
al weten; en dat alles omdat je het
simpelweg politiek met ze oneens
bent. Hier wordt er meneer en
mevrouw tegen verdachten gezegd.
Het strafprocesrecht vind ik daarom
het kroonjuweel van de beschaving.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen
softie, ik wil dat criminaliteit wordt
bestreden, maar die basisgedachte
van het wetboek van strafvordering -
dat niets plaatsvindt dan bij de wet,
dat het legaliteitsbeginsel voorop
staat - dat is zo belangrijk. Er zijn
genoeg landen in het Midden-Oosten en andere landen zonder
legaliteitsbeginsel. Dat bestaat niet
voor hen. Tijdens een proces wordt
een delict verzonnen voor je, het hele
proces wordt verzonnen.
Ik had mijn propedeuse na een jaar,
maar ik wilde meer. Dit gaf nog
geen antwoord op de vraag waarom
mensen hier elkaars hersenen
niet inslaan. Dus ging ik filosofie
studeren, en ik heb ook nog een
doctoraal internationaal recht gedaan,
drie studies dus. In totaal heb ik 5,5
jaar gestudeerd, en ik was ook nog
de eerste echte buitenlander aan die
universiteit! Een échte buitenlander,
die uit het buitenland komt en net
Nederlands had geleerd. Dat maakte
enorme indruk, dus haalde ik kranten.
Sowieso had in de geschiedenis van
die universiteit nog nooit iemand op
een dag drie studies afgerond, ik was
de eerste persoon in die tijd. En om
dan ook nog maar 7 jaar in Nederland
te zijn, dat vonden ze een krankzinnig
verhaal.
Ik ga niet mijn eigen leven of
opvattingen als maatstaf nemen voor
iedereen, dat is absurd. Maar wat ik
wel heel belangrijk vind is dat men
beseft dat rechtsgeleerdheid echt een
mooie studie is. Je kunt daarmee iets
heel nuttigs doen, namelijk problemen
in de samenleving oplossen,
bijdragen aan vrede, conflicten
beslechten. Anderzijds is het ook het
meest filosofische vak dat er bestaat.
Alle belangrijke wetenschappelijke
vragen komen hier aan bod, zoals
theorievorming en deductief
denken. De rechtswetenschap leent
zich uitstekend voor diepgravende
wetenschappelijke debatten.
Daarom vind ik het heel belangrijk
dat de studenten academisch én
wetenschappelijk worden gevormd.
Dus niet alleen maar leren hoe je
regeltjes moet toepassen, maar ook
de achtergronden, theorievorming,
en vooral: wat de verschillende
mogelijkheden tot redenering zijn
en wat de consequenties daarvan
zijn. Blijf reflecteren, blijf altijd
reflecteren.
‘In zijn dies-oratie pleitte rector
magnificus Carel Stolker voor
het bewaken van de vrijheid van
meningsuiting, waarbij hij onder
andere u aanhaalde als iemand die
onder vuur ligt van kritiek. Hoe
staat u daarin?’
Helaas is dit van tijd tot tijd nodig, maar
ik vind de vrijheid van meningsuiting
zo belangrijk omdat dit het mogelijk
maakt dat wij onszelf en de
samenleving geweldloos, dus op een
vreedzame wijze kunnen corrigeren.
Hetzij door ons stemgedrag, hetzij
door discussie tussen burgers, tussen
ons, filosofen en wetenschappers.
Langzamerhand ontdekken wij dat
een bepaalde manier van handelen
niet goed is, dat een bepaalde manier
van inrichten van de samenleving
niet goed is, en zo kunnen we onszelf
stap voor stap verbeteren. Dat is het
kenmerk van democratie: democratie
is een samenlevingsvorm die in staat
is zichzelf te verbeteren.
Hoe? Door vrijheid van
meningsuiting. Iets anders hebben we
niet. Computers verbeteren ons niet.
Wíj kunnen verbeteren. En daarom
is dit een belangrijke kernwaarde
van een academie. Zonder vrijheid
van meningsuiting is dit gebouw
een ontzield stenen bouwwerk. Het
verschil tussen dit gebouw en een
gebouw in Teheran of in Damascus
is dat hier collega’s het met elkaar
oneens mogen zijn, het met de leider
van het land oneens mogen zijn,
en het met alle voorgangers en alle
profeten en alle filosofen oneens
mogen zijn. En dat brengt precies
de vooruitgang met zich mee. Stel
je voor dat we hier niet eens een
discussie over de evolutietheorie
kunnen hebben, dat zou heel vreemd
zijn. Studenten hoeven wat ze
horen niet meteen als waarheid aan
te nemen. Natuurlijk zijn er wel
een paar dingen die studenten als
waarheid moeten aannemen, waar het
gaat om de techniek van de wet en het
recht, maar wat een student van ons
leert is het vermogen tot zelfstandig
nadenken en kritische reflectie, dat
vermogen willen wij bevorderen. En
dat is naar mijn mening ook heel goed
aanwezig binnen ons studentencorps.
Eerstejaars, dat zijn beginnende
studenten, maar later zie je in
verschillende studierichtingen dat ze
uitstekend kunnen presteren.
Die vrijheid van meningsuiting is de
kernwaarde, en ik ben heel blij dat
onze rector magnificus zo luidruchtig
pal staat voor die vrijheid. Dat
is ook internationaal opgevallen,
zijn toespraak is ook in het Engels
en andere talen vertaald, en veel
collega’s en professoren in de wereld
hebben ernaar verwezen. De vrijheid
is ook een beetje de geboorteakte van
deze universiteit: een bolwerk van
vrijheid.
‘U heeft tevens nauwe banden met
de journalistiek, tegenwoordig
als een opniemaker, vroeger op
andere wijze. Hoe bent u daarmee
begonnen?’
Ja, dat was echt vroeger, mijn leven is in een vroeg stadium al
aangevangen, dus met vroeger bedoel
ik echt belachelijke leeftijden, 14,
15. Dan kun je zelfs met moeite van
jeugdzonden spreken.
Het was na de Iraanse Revolutie,
en er werd een cursus journalistiek
gegeven voor al die kinderen die actief
waren in de jongerenbewegingen van
politieke partijen. Die werd gegeven
door een mevrouw die heel bekend
was en bij een soort NRC Handelsblad
van Iran werkte. Er werd toentertijd
gezuiverd: duizenden journalisten
werden werkloos gemaakt. Een paar
jaar later werden de meesten van hen
gearresteerd, en nog een paar jaar later
werden veel van hen geëxecuteerd
als vijanden van Islam en het volk.
Vreselijke gebeurtenissen.
Die mevrouw was erg bezorgd dat er
straks niemand overbleef in Iran die
zou begrijpen hoe je journalistiek
bedrijft, hoe je op die manier naar
waarheid zoekt en hoe je op die
manier berichten schrijft. Dus ging zij
een week een cursus geven, en daar
heb ik het geleerd. Ik had perskaarten
gekregen van allerlei krantjes van
jongerenbewegingen. Maar ja, die
kaarten werden allemaal waardeloos,
we kregen ze ‘s ochtends en een dag
later waren ze verboden. In Nederland
kennen we die traditie van verbieden
van een krant of tijdschrift niet, maar
in die landen is het een fluitje van een
cent - dan komt iemand van justitie
met een briefje en dan is het dicht.
Dus ja, die kaarten werden continue
waardeloos, maar ik heb wel een
paar teksten geschreven die werden
gepubliceerd. Ik herinner me dat
er een ging over drugsverslaafden.
Met een meisje samen ging ik naar
een heel gevaarlijk gebied waar al
die zwaar verslaafden en criminelen
rondliepen. Ik denk dat ze ons uit
medelijden niet aanvielen. We werden
niet tegengewerkt door die mensen,
en hebben mooie foto’s gemaakt, en
ik heb - denk ik - wel een mooie tekst
geschreven met empathie voor deze
verslaafden. En een gedicht van me
is ooit gepubliceerd, maar echt een
kans kreeg je niet want al die dingen
werden verboden. Dus in een hele
korte tijd heb ik een paar geschreven.
Schrijven betekent de taal machtig
zijn. Je moet uitdrukkingen gebruiken
en soms geestig kunnen zijn.
Ik heb inderdaad, naast werk aan
de universiteit, eerst negen jaar als
columnist in het NRC Handelsblad
geschreven, en dat doe ik nu voor
Elsevier. Verder schrijf ik soms stukken
voor de Volkskrant, Trouw, en een
paar keer voor internationale kranten.
Dat vind ik ook belangrijk, want wij
zijn naast rechtswetenschapper ook
intellectuelen. De wereld begint en
eindigt niet in ons gebouw, je moet
je opvattingen ook een beetje kunnen
populariseren en met de wereld
in gesprek treden. Het is ook de
wettelijke taak van academici om het
publieke debat te bevorderen.
Wat onderzoek betreft richt ik me
voornamelijk op de democratie, de
weerbaarheid daarvan, de relatie tussen
staat en religie, terrorismebestrijding
en veiligheidsvraagstukken. En in dat
kader focus ik ook op de vrijheid van
meningsuiting in relatie tot dit soort
vraagstukken, zoals de vervolging
van Wilders, en andere vraagstukken
over de mensenrechten.
‘Wat vindt u het belangrijkste om
aan studenten mee te geven?’
Boeken lezen en films kijken. Niet
dat je niet naar het café moet gaan,
dat moet je ook doen. Maar maak
daarnaast ook tijd vrij om boeken
te lezen en goede films te kijken.
Recentelijk heb ik een film gezien die
vele prijzen heeft gewonnen, Darkest
Hour, over Churchill. Heel mooi
gemaakt, prachtig. Eigenlijk is dat
een gedramatiseerde documentaire.
Daar leer je heel veel van en je wordt
ook tot denken aangezet. Dat helpt
overigens ook om deze studie beter te
begrijpen.
Het zou een teken van armoede zijn
als je klaar bent met je studie en het
enige dat je kunt zeggen is: ik heb
rechten gestudeerd. Vroeger was het
vanzelfsprekend dat een academicus
boeken had gelezen en enigszins een
chique uitstraling had. Dat dreigt nu
te verdwijnen. Sommigen denken: ‘Ik
heb een diploma, en dat is genoeg’.
Nee, dat is niet voldoende: je moet
jezelf, klassikaal opvoeden, door te
lezen, films te kijken, en lezingen bij
te wonen. ●