In gesprek met professor Ellian

Geschreven door Jurian Bos & Jetske Krabbendam op 25-08-2018

Prof. dr. A. (Afshin) Ellian is hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap en Wetenschappelijk Directeur van het Instituut voor Metajuridica. Hij studeerde internationaal publiekrecht, strafrecht en filosofie in Tilburg, en promoveerde in 2003 aan de Universiteit Leiden. In de nok van het oude deel van het KOG ontving hij ons in een kamer die naast kantoorruimte ook dienst doet als vergaderzaal en bibliotheek, om ons te vertellen hoe hij op zijn huidige positie is gekomen en wat dat voor hem betekent.


‘U bent een bekend gezicht aan de faculteit. Waar kunnen studenten u tegenkomen?’

Iedere rechtenstudent maakt al vrij snel kennis met mij, aangezien ik in het eerste blok de colleges van het eerstejaars-vak Inleiding Recht verzorg. Dat is een heel belangrijk klassiek vak, dat ik zelf ook heb gehad en door de loop van de tijd heen onder verschillende namen aan deze Universiteit is gedoceerd. Dat vak is de kennismaking met enkele belangrijke begrippen in het recht, de verschillende rechtsgebieden en de rechtswetenschap. De vraag die ik altijd aan studenten stel is of ze rechtsgeleerdheid of rechtswetenschap studeren. Deze vraag brengt altijd verwarring - niet alleen bij studenten maar ook bij wetenschappers zelf. Bij een wetenschapper denkt men immers al gauw aan iemand die een telescoop heeft gebouwd om de zon of de sterren te bestuderen. Mijn antwoord is en blijft dat het zowel rechtsgeleerdheid als rechtswetenschap is. Eigenlijk is het vergelijkbaar met medische wetenschap. Naast een aantal algemene regels moeten ook wij via een analytische studie van een casus leren hoe we het recht moeten toepassen. Wij rechtsgeleerden leren wat recht is en hoe het moet worden toegepast, maar wij zijn ook wetenschappers, verbonden aan een academische instelling. Ik vind het mooi dat dat al bij Inleiding aan de orde komt. Het vak heeft een dubbelfunctie: als studenten per ongeluk voor rechten hebben gekozen kunnen zij er namelijk heel snel achter komen dat ze iets anders moeten doen. Ik zeg altijd tegen ze: “Niet jullie betalen voor je studie, maar jullie ouders.” Er zijn veel meer kosten dan alleen het collegegeld. Alle mannen en vrouwen die ’s ochtends in busjes stappen, alle mensen die belasting betalen, betalen uiteindelijk jullie studie. Neem daarom je studie serieus en maak een juiste keuze. Inleiding kan een hele goede gelegenheid zijn om dat in te zien. Gelukkig maakt nog steeds een grote groep studenten de keuze om hiermee door te gaan. Daarnaast geef ik samen met professor Cliteur nog twee eerstejaars vakken die heel belangrijk zijn, Grondslagen van het Recht en Methoden en Technieken van de Rechtswetenschap. Grondslagen is een vak dat je enerzijds laat reflecteren op een aantal begrippen die je hebt geleerd, en langzamerhand maak je zo ook met rechtswetenschap kennis. Anderzijds is het ook een vaardigheidsvak, want je moet ook drie schrijfopdrachten maken die worden nagekeken en waarop feedback wordt geleverd. Bij Methoden en Techniek leert men eigenlijk wat wetenschap en wetenschappelijk denken is, de methode van de empirische wetenschap en de methode van de rechtswetenschap, wat een geldige wetenschappelijke theorie is, wat inductief en deductief redeneren inhoudt. Eveneens leert men het verschil tussen recht en moraal. Na deze vakken is men volledig ingeburgerd in het academische denken. Ook geef ik vakken in de master Encyclopedie en Filosofie van het recht. Deze master is niet alleen in Nederland, maar ook in België heel populair. Dat is niet zonder reden: deze faculteit staat erom bekend dat het de twee stromingen, rechtsgeleerdheid en rechtswetenschap, verenigt. Leiden was en is het meest belangrijke bolwerk van de rechtsfilosofie in Nederland en België. Onze studenten komen ook heel goed terecht: bij topadvocatenkantoren, bij de rechterlijke macht, ministeries en het bedrijfsleven. Overal eigenlijk. Daarnaast is onze master ook een beetje een academische kweekvijver. Zo geven wij onze betere masterstudenten bijvoorbeeld de kans om piekdocent te worden bij onze eerstejaarsvakken. Op deze manier kunnen ze alvast een beetje snuffelen aan een eventuele wetenschappelijke loopbaan. De besten hiervan proberen we te behouden voor een promotietraject. Het gevolg is dat een relatief groot aantal van onze masterstudenten een academische carrière ambieert en dat een aantal van hen inmiddels ook aan het promoveren/gepromoveerd is en werkzaam in de academie. Deze master is niet alleen interessant omdat alle rechtsgebieden vanuit de rechtsfilosofie kunnen worden benaderd, of omdat de geschiedenis van de filosofie wordt behandeld, maar ook vanwege van de schrijfvaardigheid: voor alle vakken moet worden geschreven. Wie deze master voltooit kan écht goed schrijven. Je kunt tevens reflecteren en analytisch kijken naar juridische vraagstukken, iets dat door iedere toekomstige werkgever als pre wordt gezien. In de master geef ik zelf Rechtstheorie en het Strafrecht, en ik begeleid natuurlijk zowel bachelor- als masterscripties die studenten schrijven. 

‘Hoe bent u in Leiden terecht gekomen?’

Ik heb eerst zo’n 2,5 jaar aan de medische faculteit gestudeerd, in het buitenland. Toen ik naar Nederland kwam, maakte ik kennis met professor Willem Witteveen (hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap). Hij kwam helaas in 2014 samen met zijn vrouw en dochter op tragische wijze om het leven bij de ramp met de MH17. Hij was mijn eerste mentor, ook mijn eerste echte werkgever in Nederland; ik ben namelijk door hem zelf aangesteld als student-assistent. Daarom heb ik ook, toen hij in 2014 om het leven kwam, zijn foto geprojecteerd voor studenten en hen verzocht een minuut stilte in acht te nemen voor hem. Hij deed immers in die tijd precies wat ik nu doe en ik heb veel aan hem te danken. Bij hem begon mijn carrière in Nederland, en feitelijk mijn Nederlanderschap. Ik kom oorspronkelijk uit een regio waar zaken als recht, vrede en vrijheid allesbehalve vanzelfsprekend zijn. Nog steeds zie je als je het journaal aanzet tragische gebeurtenissen in met name Afghanistan, Irak, Iran en Syrië. De achtergrond daarvan is de vraag naar de relatie tussen de staat, recht en religie. Een vraag die ooit in Europa ook aan de orde kwam, tijdens de Reformatie. Waar moet een wet aan getoetst worden - aan een religieuze wet of een aardse grondwet? Om dat soort vraagstukken komen helaas door aanslagen wekelijks tientallen onschuldige burgers om het leven. Toen ik hier kwam had ik dus een heel ander besef van vrijheid. Ik kwam hier met heldere, eenvoudige vragen naartoe. ‘Waarom slaan mensen hier elkaars hersenen niet in?’; ‘Waarom mogen mensen hier zich kleden zoals ze willen, hoe werkt dat?’ Wij denken hier, wat belachelijk, dat is vanzelfsprekend. Maar dat is het helemaal niet! Kijk naar conflicten in Afrika, het Midden-Oosten en in Latijns-Amerika. Homoseksualiteit bijvoorbeeld is helemaal niet legaal in veel landen in deze wereld. Zelf je partner kiezen als vrouw is ook in veel landen verre van vanzelfsprekend. Men mag niet overal zijn eigen hersens gebruiken. Deze kwesties raken echt de essentie van de mens. Toen ik naar Nederland kwam werd mij verteld dat ik gewoon medicijnen moest gaan studeren en dat dit met een paar toetsen geregeld kon worden. Maar dat wilde ik niet, dat was saai. Een paar jaar leren hoe de anatomie van de mens werkt en daarna wat praktijkervaring opdoen, verder niks. Ik wilde juist de belangrijke zaken des levens begrijpen. Ik wilde begrijpen waarom hier vrede en vrijheid is. Dat zijn hele moeilijke vragen. Rechtsstatelijke vragen hebben uiteindelijk een filosofische aard, kijk bijvoorbeeld naar de oprichting van de Verenigde Staten. De oprichting van Amerika is zeer indrukwekkend, het ging over vrijheid, vrede, de rol van de constitutie. Die pijlers bepalen uiteindelijk ons leven. In Leiden golden er toen bepaalde vereisten waardoor ik hier niet kon studeren, dus trok ik naar Tilburg, waar ik liefdevol werd ontvangen en kon beginnen met mijn studie. In die tijd sprak ik woorden nog heel anders uit. Hoe kon ik nou weten hoe je de c in procureur uitsprak? Er bestond geen woordenboek Perzisch-Nederlands, dus als ik een onbekend woord zag, moest ik dat eerst in het Nederlands-Engels woordenboek opzoeken, en het vervolgens van het Engels naar het Perzisch vertalen. Waar andere studenten de nacht doorhaalden met feesten zat ik tijdens het eerste semester tot drie uur `s nachts woorden te vertalen, in de hoop dat ik de juiste betekenis had. Op een dag kocht ik een Van Dale basiswoordenboek, dat was voor mij een openbaring. Ik heb toen alle andere woordenboeken het huis uit gegooid en ben met dat ene woordenboek uiteindelijk gekomen tot waar ik nu ben. Ik heb daarmee – als jullie mij niet geloven; ik heb de papieren nog – al mijn vakken in een keer gehaald. Ik had voor strafrecht een 8 en strafprocesrecht een 9,5, die vakken emotioneerden mij ook echt. Ik heb enorm veel gehuild tijdens het lezen over het waarborgen van iemands rechten. Dat raakte me enorm. Waar ik vandaan kom word je gedood, daarna pas gaan ze uitzoeken wat je naam precies was. Ze verzinnen ook dingen: je was een verkrachter, een dief. Ze martelen je voor vragen waar ze zelf het antwoord daarop al weten; en dat alles omdat je het simpelweg politiek met ze oneens bent. Hier wordt er meneer en mevrouw tegen verdachten gezegd. Het strafprocesrecht vind ik daarom het kroonjuweel van de beschaving. Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen softie, ik wil dat criminaliteit wordt bestreden, maar die basisgedachte van het wetboek van strafvordering - dat niets plaatsvindt dan bij de wet, dat het legaliteitsbeginsel voorop staat - dat is zo belangrijk. Er zijn genoeg landen in het Midden-Oosten en andere landen zonder legaliteitsbeginsel. Dat bestaat niet voor hen. Tijdens een proces wordt een delict verzonnen voor je, het hele proces wordt verzonnen. Ik had mijn propedeuse na een jaar, maar ik wilde meer. Dit gaf nog geen antwoord op de vraag waarom mensen hier elkaars hersenen niet inslaan. Dus ging ik filosofie studeren, en ik heb ook nog een doctoraal internationaal recht gedaan, drie studies dus. In totaal heb ik 5,5 jaar gestudeerd, en ik was ook nog de eerste echte buitenlander aan die universiteit! Een échte buitenlander, die uit het buitenland komt en net Nederlands had geleerd. Dat maakte enorme indruk, dus haalde ik kranten. Sowieso had in de geschiedenis van die universiteit nog nooit iemand op een dag drie studies afgerond, ik was de eerste persoon in die tijd. En om dan ook nog maar 7 jaar in Nederland te zijn, dat vonden ze een krankzinnig verhaal. Ik ga niet mijn eigen leven of opvattingen als maatstaf nemen voor iedereen, dat is absurd. Maar wat ik wel heel belangrijk vind is dat men beseft dat rechtsgeleerdheid echt een mooie studie is. Je kunt daarmee iets heel nuttigs doen, namelijk problemen in de samenleving oplossen, bijdragen aan vrede, conflicten beslechten. Anderzijds is het ook het meest filosofische vak dat er bestaat. Alle belangrijke wetenschappelijke vragen komen hier aan bod, zoals theorievorming en deductief denken. De rechtswetenschap leent zich uitstekend voor diepgravende wetenschappelijke debatten. Daarom vind ik het heel belangrijk dat de studenten academisch én wetenschappelijk worden gevormd. Dus niet alleen maar leren hoe je regeltjes moet toepassen, maar ook de achtergronden, theorievorming, en vooral: wat de verschillende mogelijkheden tot redenering zijn en wat de consequenties daarvan zijn. Blijf reflecteren, blijf altijd reflecteren.

‘In zijn dies-oratie pleitte rector magnificus Carel Stolker voor het bewaken van de vrijheid van meningsuiting, waarbij hij onder andere u aanhaalde als iemand die onder vuur ligt van kritiek. Hoe staat u daarin?

Helaas is dit van tijd tot tijd nodig, maar ik vind de vrijheid van meningsuiting zo belangrijk omdat dit het mogelijk maakt dat wij onszelf en de samenleving geweldloos, dus op een vreedzame wijze kunnen corrigeren. Hetzij door ons stemgedrag, hetzij door discussie tussen burgers, tussen ons, filosofen en wetenschappers. Langzamerhand ontdekken wij dat een bepaalde manier van handelen niet goed is, dat een bepaalde manier van inrichten van de samenleving niet goed is, en zo kunnen we onszelf stap voor stap verbeteren. Dat is het kenmerk van democratie: democratie is een samenlevingsvorm die in staat is zichzelf te verbeteren. Hoe? Door vrijheid van meningsuiting. Iets anders hebben we niet. Computers verbeteren ons niet. Wíj kunnen verbeteren. En daarom is dit een belangrijke kernwaarde van een academie. Zonder vrijheid van meningsuiting is dit gebouw een ontzield stenen bouwwerk. Het verschil tussen dit gebouw en een gebouw in Teheran of in Damascus is dat hier collega’s het met elkaar oneens mogen zijn, het met de leider van het land oneens mogen zijn, en het met alle voorgangers en alle profeten en alle filosofen oneens mogen zijn. En dat brengt precies de vooruitgang met zich mee. Stel je voor dat we hier niet eens een discussie over de evolutietheorie kunnen hebben, dat zou heel vreemd zijn. Studenten hoeven wat ze horen niet meteen als waarheid aan te nemen. Natuurlijk zijn er wel een paar dingen die studenten als waarheid moeten aannemen, waar het gaat om de techniek van de wet en het recht, maar wat een student van ons leert is het vermogen tot zelfstandig nadenken en kritische reflectie, dat vermogen willen wij bevorderen. En dat is naar mijn mening ook heel goed aanwezig binnen ons studentencorps. Eerstejaars, dat zijn beginnende studenten, maar later zie je in verschillende studierichtingen dat ze uitstekend kunnen presteren. Die vrijheid van meningsuiting is de kernwaarde, en ik ben heel blij dat onze rector magnificus zo luidruchtig pal staat voor die vrijheid. Dat is ook internationaal opgevallen, zijn toespraak is ook in het Engels en andere talen vertaald, en veel collega’s en professoren in de wereld hebben ernaar verwezen. De vrijheid is ook een beetje de geboorteakte van deze universiteit: een bolwerk van vrijheid.

‘U heeft tevens nauwe banden met de journalistiek, tegenwoordig als een opniemaker, vroeger op andere wijze. Hoe bent u daarmee begonnen?’

Ja, dat was echt vroeger, mijn leven is in een vroeg stadium al aangevangen, dus met vroeger bedoel ik echt belachelijke leeftijden, 14, 15. Dan kun je zelfs met moeite van jeugdzonden spreken. Het was na de Iraanse Revolutie, en er werd een cursus journalistiek gegeven voor al die kinderen die actief waren in de jongerenbewegingen van politieke partijen. Die werd gegeven door een mevrouw die heel bekend was en bij een soort NRC Handelsblad van Iran werkte. Er werd toentertijd gezuiverd: duizenden journalisten werden werkloos gemaakt. Een paar jaar later werden de meesten van hen gearresteerd, en nog een paar jaar later werden veel van hen geëxecuteerd als vijanden van Islam en het volk. Vreselijke gebeurtenissen. Die mevrouw was erg bezorgd dat er straks niemand overbleef in Iran die zou begrijpen hoe je journalistiek bedrijft, hoe je op die manier naar waarheid zoekt en hoe je op die manier berichten schrijft. Dus ging zij een week een cursus geven, en daar heb ik het geleerd. Ik had perskaarten gekregen van allerlei krantjes van jongerenbewegingen. Maar ja, die kaarten werden allemaal waardeloos, we kregen ze ‘s ochtends en een dag later waren ze verboden. In Nederland kennen we die traditie van verbieden van een krant of tijdschrift niet, maar in die landen is het een fluitje van een cent - dan komt iemand van justitie met een briefje en dan is het dicht. Dus ja, die kaarten werden continue waardeloos, maar ik heb wel een paar teksten geschreven die werden gepubliceerd. Ik herinner me dat er een ging over drugsverslaafden. Met een meisje samen ging ik naar een heel gevaarlijk gebied waar al die zwaar verslaafden en criminelen rondliepen. Ik denk dat ze ons uit medelijden niet aanvielen. We werden niet tegengewerkt door die mensen, en hebben mooie foto’s gemaakt, en ik heb - denk ik - wel een mooie tekst geschreven met empathie voor deze verslaafden. En een gedicht van me is ooit gepubliceerd, maar echt een kans kreeg je niet want al die dingen werden verboden. Dus in een hele korte tijd heb ik een paar geschreven. Schrijven betekent de taal machtig zijn. Je moet uitdrukkingen gebruiken en soms geestig kunnen zijn. Ik heb inderdaad, naast werk aan de universiteit, eerst negen jaar als columnist in het NRC Handelsblad geschreven, en dat doe ik nu voor Elsevier. Verder schrijf ik soms stukken voor de Volkskrant, Trouw, en een paar keer voor internationale kranten. Dat vind ik ook belangrijk, want wij zijn naast rechtswetenschapper ook intellectuelen. De wereld begint en eindigt niet in ons gebouw, je moet je opvattingen ook een beetje kunnen populariseren en met de wereld in gesprek treden. Het is ook de wettelijke taak van academici om het publieke debat te bevorderen. Wat onderzoek betreft richt ik me voornamelijk op de democratie, de weerbaarheid daarvan, de relatie tussen staat en religie, terrorismebestrijding en veiligheidsvraagstukken. En in dat kader focus ik ook op de vrijheid van meningsuiting in relatie tot dit soort vraagstukken, zoals de vervolging van Wilders, en andere vraagstukken over de mensenrechten.

‘Wat vindt u het belangrijkste om aan studenten mee te geven?’

Boeken lezen en films kijken. Niet dat je niet naar het café moet gaan, dat moet je ook doen. Maar maak daarnaast ook tijd vrij om boeken te lezen en goede films te kijken. Recentelijk heb ik een film gezien die vele prijzen heeft gewonnen, Darkest Hour, over Churchill. Heel mooi gemaakt, prachtig. Eigenlijk is dat een gedramatiseerde documentaire. Daar leer je heel veel van en je wordt ook tot denken aangezet. Dat helpt overigens ook om deze studie beter te begrijpen. Het zou een teken van armoede zijn als je klaar bent met je studie en het enige dat je kunt zeggen is: ik heb rechten gestudeerd. Vroeger was het vanzelfsprekend dat een academicus boeken had gelezen en enigszins een chique uitstraling had. Dat dreigt nu te verdwijnen. Sommigen denken: ‘Ik heb een diploma, en dat is genoeg’. Nee, dat is niet voldoende: je moet jezelf, klassikaal opvoeden, door te lezen, films te kijken, en lezingen bij te wonen. ●

Terug naar nieuwsoverzicht