De doodsstrijd van de lokale democratie. Over de 'nationalisering' van gemeenteraadsverkiezingen

Geschreven door Corné Smit op 10-04-2018

Een week voor de verkiezingen zag ik een spotje van de VVD. Premier Rutte sprak mij toe over ‘lokale’ onderwerpen als Poetin en Erdogan. Internationaal leiderschap was heel belangrijk volgens onze minister-president. Vervolgens maande Rutte mij aan om dus toch vooral op de VVD te stemmen bij de verkiezingen voor de gemeenteraad.[1]  

Dit is maar een uit vele voorbeelden uit de verkiezingscampagne die soms over van alles en nog wat leek te gaan, behalve over de lokale onderwerpen waar de gemeente ook echt wat aan kan doen. We stemden lokaal, maar dachten nationaal. Althans, dat poogden de landelijke partijen te bereiken. Gelet op het resultaat is dat ook wel aardig gelukt. Het lokale beleid dat de lokale gemeenteraadsfracties de afgelopen vier jaar voerden, maakte voor het resultaat op 21 maart soms nauwelijks wat uit. Landelijke ontwikkelingen overschaduwden de uitslag. Zo ondervond D66 nogal wat hinder van de regeringsdeelname en van met name de afschaffing van het raadgevend referendum. De partij raakte circa een kwart van de stemmen kwijt. Of zoals een beteuterde D66-lijsttrekker uit Weert – ze moest twee van haar drie zetels inleveren – voor de camera’s van de NOS constateerde: ‘Beste Alexander, het afschaffen van het referendum is echt een kolossale fout geweest.’[2] Voor D66 in Utrecht waren de druiven helemaal zuur. De zetels die ze daar verloren, gingen naar plaatselijke coalitiepartner GroenLinks. Het lokale beleid kan dus niet de reden van het verlies zijn geweest. Landelijke ontwikkelingen des te meer.  

En dat is zorgelijk. Want die nieuwe gemeenteraadsleden gaan straks toch echt beslissen over lokale thema’s als zorg en vervoer. Thema’s die in de campagnes van sommige partijen een minder belangrijke rol hebben gespeeld. Thema’s waar kiezers dus ook minder geïnformeerd over waren. Wie op 21 maart op partij X of Y heeft gestemd, omdat hij ook vindt dat er opgetreden moet worden tegen Erdogan of omdat hij ook het referendum wil behouden, komt dan over een paar jaar bedrogen uit. Erdogan is wellicht nog steeds aan de macht, herinvoering van het referendum heeft zijn stem ook niet opgeleverd, maar ondertussen voert de partij van zijn keuze bijvoorbeeld wel een zorgbeleid waar die kiezer nooit op heeft zitten wachten, maar dat hem dan wel rechtstreeks raakt. Ontevredenheid over het bestuur en wantrouwen in de politiek zullen dan alleen nog maar verder toenemen. De ‘nationalisering’ van de gemeenteraadsverkiezingen door landelijke partijen holt op langere termijn het vertrouwen in de democratie uit, terwijl de winst van nu over vier jaar vaak weer verdampt is.  

Dit gedrag van landelijke partijen is op nog een andere manier funest voor de lokale democratie. Verkiezingen dienen mede om politici ter verantwoording te roepen en dus om af te dwingen dat politici ook daadwerkelijk rekening zullen houden met de kiezers. Jij krijgt mijn stem, want jij belooft dit of dat te doen. Doe jij niet dat, maar iets heel anders, dan krijg jij vier jaar later mijn stem niet meer. Gevolg is dat jij in onderhandelingen en debatten je best doet om dat wel te bereiken, om ook over vier jaar mijn stem weer te krijgen.   

Deze inhoudelijke band tussen kiezer en raadslid wordt nu niet meer gevormd door overeenkomende opvattingen over lokale, maar over landelijke onderwerpen. Een raadslid krijgt een stem, want ‘zijn’ partij heeft van die mooie ideeën over buitenlandpolitiek, referenda etc. En daarop wordt dat raadslid na vier jaar ook weer afgerekend. En dus stemmen de inwoners van Weert niet meer op die mevrouw van D66 vanwege het afschaffen van het referendum, ook al heeft zij daar zelf geen invloed op gehad. Op wat politici lokaal slecht hebben gedaan, worden ze niet afgerekend, laat staan dat ze voor de goede resultaten worden beloond. Dat laatste is extra zuur voor lokale politici als hun partij het landelijk slecht doet. Tegelijkertijd is het ook een gevaar: als het optreden van lokale politici er nog nauwelijks toe doet, welke prikkel hebben zij dan nog om met hun inwoners rekening te houden? Welke garantie bestaat er dat zij niet hun gang gaan – iets dat ze in de publieke perceptie vaak toch al doen?  

Dat potentiële gevaar wordt nog eens versterkt door een andere ontwikkeling. In plaats van ideologie of programma wordt steeds vaker de persoon van de politicus de bepalende factor bij de stemkeuze. Ik stem niet op jou omdat onze ideeën overeenkomen, maar omdat ik je sympathiek vind, of omdat je mooie zwarte krullen hebt, of omdat je zo charmant op een piano kunt liggen, of … vult u het verder zelf maar in. En dus wordt het internationale optreden van staatsman Rutte door de VVD in de campagne benut en dus trekken alle landelijke politieke leiders het hele land weer door in de hoop dat hun populariteit de partijgenoten in de gemeente zal helpen. De kiezer die zich hierdoor laat verleiden, blijft ondertussen wel beroofd van invloed achter. Die stemt zonder problemen nog een keer op een politicus, ook al heeft die zijn verkiezingsbeloften gebroken. De fameuze 1000 euro van Rutte zijn er een goed voorbeeld van. Niemand heeft ze ooit gekregen, maar de man is een verkiezing verder nog altijd premier. De kiezersinvloed op de concrete beslissingen die worden gemaakt, neemt zo eerder af dan toe.  

Tegelijkertijd lijkt er op lokaal niveau ook een soort tegenbeweging zichtbaar te zijn. Lokale partijen doen het elke verkiezing weer fors beter dan de vorige keer. Dit jaar wisten ze al bijna een op de drie kiezers achter zich te krijgen. Gevraagd naar de reden van hun succes geven ze zelf vaak aan dat ze weten ‘wat er in de wijken speelt’. Blijkbaar nemen zij wel de lokale knelpunten waar die landelijke partijen met hun landelijke thema’s niet adresseren. Maar ook bij die lokale clubs speelt het persoonlijke element vaak een belangrijke rol. Veel mensen kennen en bekend zijn onder de mensen levert hen veel stemmen op. En ook daarin zit een risico als er onder die bekendheid geen programma schuil gaat dat lokaal te realiseren valt. Er zijn ook gemeenten aan te wijzen waar de gemeenteraadsvergaderingen weinig meer zijn dan de voortzetting van ordinaire caféruzies en waarin die lokale partijen weer snel uiteenvallen door botsende ego’s. Waar ideologie dergelijke clubs niet samenbindt, blijft vaak slechts het eigenbelang als bindmiddel over. En dat levert vaak geen hechte partijorganisaties op.   

Die partijorganisaties worden vandaag de dag nogal eens als oorzaak van het probleem gezien. De befaamde kritiek op het ‘partijkartel’ en het pleidooi voor alternatieve vormen van inspraak zoals loting en e-democracy zijn er de exponenten van. Het is echter het gebrek aan een sterke inhoudelijke, ideologische band tussen kiezer en gekozene, dat leidt tot wantrouwen in de politiek, tot verdere versplintering en tot dreigende onbestuurbaarheid van gemeenten. Politieke partijen zijn ooit opgericht om die band gestalte te geven. Ze vormden zo een wapen om politici te dwingen met de kiezers rekening te houden. En dat vonden we toen toch eigenlijk best wel handig.

[1] Terug te vinden via: https://www.youtube.com/watch?v=DZlk2oO-k2M.

[2] Algemeen Dagblad 22 maart 2018, ‘D66-lijsttrekker boos op Pechtold: afschaffen referendum ‘kapitale fout’’.



Verschenen in de NOVUM van april 2018

Terug naar nieuwsoverzicht