Eind 2017 was de Limburgse gemeente Brunssum het toneel van een
bestuurlijk drama. Jo Palmen, een omstreden raadslid, werd benoemd tot
wethouder. Problematisch was vanuit staatsrechtelijk oogpunt nog niet eens diens
opmerkelijke debatstijl – zo noemde hij de burgemeester ‘achterlijke Heinie’ en
een collega-raadslid was volgens hem een 'vèrkenskop’. Voor die laatste uitlating
veroordeelde de rechter hem overigens tot een boete. Problematisch was wél dat
Palmen als burger een claim van een slordige 1,5 miljoen euro tegen de gemeente
heeft ingediend vanwege een geschil over een stuk grond, en dat diezelfde
Palmen als wethouder nu verantwoordelijk is voor de afwikkeling van dit
dossier. Belangenverstrengeling, zo luidde de conclusie van een
integriteitsrapport dat over hem werd opgesteld. De gemeenteraad had daar echter
geen boodschap aan: nog voor het rapport was verschenen werd Palmen benoemd tot
wethouder en sindsdien houdt een krappe meerderheid in de raad hem de hand boven
het hoofd. Voor burgemeester Winants van Brunssum was dit te veel: hij stapte
op. Even leek het er zelfs
op dat minister Ollongren van Binnenlandse Zaken in zou grijpen en Palmen de
deur zou wijzen. Ollongren zag daar echter voorlopig van af: de nieuwe, waarnemend
burgemeester Leers moet nu ‘de bestuurlijke verhoudingen herstellen’.[1]
Voor die handelswijze valt het nodige te zeggen. Artikel 132 Grondwet
biedt weliswaar de mogelijkheid om besluiten van de gemeenteraad, zoals de
benoeming van een wethouder, te vernietigen wegens strijd met het recht of het
algemeen belang, maar het is nog maar de vraag of dit in deze casus zo
eenvoudig kan worden toegepast. Strijd met het recht vereist dat op het moment
van de benoeming duidelijk was dat de gemeenteraad dit eigenlijk niet mocht
doen. Toen was het rapport dat vaststelde dat sprake was van
belangenverstrengeling, echter nog niet verschenen. Ook strijd met het algemeen
belang is nog niet zo eenvoudig aan te tonen. De regering wordt geacht te
handelen vanuit het algemene nationale
belang. Ollongren mag dan aantonen dat het aanblijven van een wethouder in
Brunssum – circa achtentwintig duizend inwoners – een serieuze bedreiging
oplevert voor het landsbelang.[2]
Een andere optie dan vernietiging van de benoeming, maar met hetzelfde effect
is om voorzieningen te treffen, waaronder het ontslag van Palmen. De redenering
is dan niet dat Palmen nooit had mogen worden benoemd, maar dat de raad hem had
moeten ontslaan, maar dat heeft nagelaten en daardoor zijn taken grovelijk
heeft verwaarloosd. Die route leidt wel tot een andere uitkomst. In plaats van
dat de regering zelf het benoemingsbesluit vernietigd, moeten dan bij wet maatregelen
worden getroffen. Het parlement moet er dan dus ook nog eens aan te pas komen.
Van deze nucleaire optie wordt maar hoogst zelden gebruik gemaakt: tot op heden
maar vijf keer, voor het laatst in 1951 in Finsterwolde.[3]
Daar had een communistische raadsmeerderheid besloten om aan stakers een
uitkering te verstrekken. Dat besluit werd echter geschorst door de regering in
Den Haag. Daarop meende een betrokken gemeenteambtenaar terecht deze
uitkeringen niet meer te mogen verstrekken. De gemeente ontsloeg hem echter:
het beleid moest kostte wat kost worden uitgevoerd. Een en ander was duidelijk
in strijd met rechtsstatelijke beginselen. Dit en meer van dergelijke
akkefietjes leidden ertoe dat bij wet de taken van de gemeenteraad en van het
college van burgemeesters en wethouders aan de burgemeester werden toegekend.
De wethouders werden naar huis gestuurd, de gemeenteraad mocht niet meer
vergaderen, en de burgemeester werd de facto een regeringscommissaris.[4]
De minister zal dus van goeden huize moeten komen wil zij hiervan ook in
Brunssum gebruik maken.
Daarmee blijven er echter nauwelijks opties over om de bestuurlijke
wantoestanden aan te pakken. Daarom kan nu slechts nog gehoopt worden op het
zelfreinigend vermogen van de democratie, op zelfreflectie van de Brunssumse
politici die leidt tot een omslag in de bestuurlijke cultuur ter plaatse.[5]
Uiteindelijk baten
repressiemiddelen immers niet als er ook niet een verantwoordelijkheid wordt gevoeld om algemene
rechtsbeginselen na te leven.
[1]
Volkskrant 14 december 2017, ‘Minister Ollongren grijpt ondanks eerder
dreigement niet in Brunssum in, burgemeester moet problemen oplossen’.
[2] W. van
der Woude, ‘Kan de regering een wethouder ontslaan?’, SC 2017/20.
[3] W. van
der Woude, ‘Artikel 132 – inrichting, samenstelling, bevoegdheid decentrale
besturen’, op: www.nederlandrechtsstaat.nl,
geraadpleegd 17 januari 2018.
[4] Kamerstukken II 1951-1952, 1970, nrs. 2
en 3.
[5] R.J.N.
Schlössels, ‘Gebroken democratie’, Gst. 2018/1, p. 1.
Verschenen in de NOVUM van februari 2018