Bestuurlijke brokken in Brunssum

Geschreven door Corné Smit op 07-02-2018

Eind 2017 was de Limburgse gemeente Brunssum het toneel van een bestuurlijk drama. Jo Palmen, een omstreden raadslid, werd benoemd tot wethouder. Problematisch was vanuit staatsrechtelijk oogpunt nog niet eens diens opmerkelijke debatstijl – zo noemde hij de burgemeester ‘achterlijke Heinie’ en een collega-raadslid was volgens hem een 'vèrkenskop’. Voor die laatste uitlating veroordeelde de rechter hem overigens tot een boete. Problematisch was wél dat Palmen als burger een claim van een slordige 1,5 miljoen euro tegen de gemeente heeft ingediend vanwege een geschil over een stuk grond, en dat diezelfde Palmen als wethouder nu verantwoordelijk is voor de afwikkeling van dit dossier. Belangenverstrengeling, zo luidde de conclusie van een integriteitsrapport dat over hem werd opgesteld. De gemeenteraad had daar echter geen boodschap aan: nog voor het rapport was verschenen werd Palmen benoemd tot wethouder en sindsdien houdt een krappe meerderheid in de raad hem de hand boven het hoofd. Voor burgemeester Winants van Brunssum was dit te veel: hij stapte op. Even leek het er zelfs op dat minister Ollongren van Binnenlandse Zaken in zou grijpen en Palmen de deur zou wijzen. Ollongren zag daar echter voorlopig van af: de nieuwe, waarnemend burgemeester Leers moet nu ‘de bestuurlijke verhoudingen herstellen’.[1]  

Voor die handelswijze valt het nodige te zeggen. Artikel 132 Grondwet biedt weliswaar de mogelijkheid om besluiten van de gemeenteraad, zoals de benoeming van een wethouder, te vernietigen wegens strijd met het recht of het algemeen belang, maar het is nog maar de vraag of dit in deze casus zo eenvoudig kan worden toegepast. Strijd met het recht vereist dat op het moment van de benoeming duidelijk was dat de gemeenteraad dit eigenlijk niet mocht doen. Toen was het rapport dat vaststelde dat sprake was van belangenverstrengeling, echter nog niet verschenen. Ook strijd met het algemeen belang is nog niet zo eenvoudig aan te tonen. De regering wordt geacht te handelen vanuit het algemene nationale belang. Ollongren mag dan aantonen dat het aanblijven van een wethouder in Brunssum – circa achtentwintig duizend inwoners – een serieuze bedreiging oplevert voor het landsbelang.[2] Een andere optie dan vernietiging van de benoeming, maar met hetzelfde effect is om voorzieningen te treffen, waaronder het ontslag van Palmen. De redenering is dan niet dat Palmen nooit had mogen worden benoemd, maar dat de raad hem had moeten ontslaan, maar dat heeft nagelaten en daardoor zijn taken grovelijk heeft verwaarloosd. Die route leidt wel tot een andere uitkomst. In plaats van dat de regering zelf het benoemingsbesluit vernietigd, moeten dan bij wet maatregelen worden getroffen. Het parlement moet er dan dus ook nog eens aan te pas komen. Van deze nucleaire optie wordt maar hoogst zelden gebruik gemaakt: tot op heden maar vijf keer, voor het laatst in 1951 in Finsterwolde.[3]  

Daar had een communistische raadsmeerderheid besloten om aan stakers een uitkering te verstrekken. Dat besluit werd echter geschorst door de regering in Den Haag. Daarop meende een betrokken gemeenteambtenaar terecht deze uitkeringen niet meer te mogen verstrekken. De gemeente ontsloeg hem echter: het beleid moest kostte wat kost worden uitgevoerd. Een en ander was duidelijk in strijd met rechtsstatelijke beginselen. Dit en meer van dergelijke akkefietjes leidden ertoe dat bij wet de taken van de gemeenteraad en van het college van burgemeesters en wethouders aan de burgemeester werden toegekend. De wethouders werden naar huis gestuurd, de gemeenteraad mocht niet meer vergaderen, en de burgemeester werd de facto een regeringscommissaris.[4] De minister zal dus van goeden huize moeten komen wil zij hiervan ook in Brunssum gebruik maken.  

Daarmee blijven er echter nauwelijks opties over om de bestuurlijke wantoestanden aan te pakken. Daarom kan nu slechts nog gehoopt worden op het zelfreinigend vermogen van de democratie, op zelfreflectie van de Brunssumse politici die leidt tot een omslag in de bestuurlijke cultuur ter plaatse.[5] Uiteindelijk baten repressiemiddelen immers niet als er ook niet een verantwoordelijkheid wordt gevoeld om algemene rechtsbeginselen na te leven.

[1] Volkskrant 14 december 2017, ‘Minister Ollongren grijpt ondanks eerder dreigement niet in Brunssum in, burgemeester moet problemen oplossen’. [2] W. van der Woude, ‘Kan de regering een wethouder ontslaan?’, SC 2017/20. [3] W. van der Woude, ‘Artikel 132 – inrichting, samenstelling, bevoegdheid decentrale besturen’, op: www.nederlandrechtsstaat.nl, geraadpleegd 17 januari 2018. [4] Kamerstukken II 1951-1952, 1970, nrs. 2 en 3. [5] R.J.N. Schlössels, ‘Gebroken democratie’, Gst. 2018/1, p. 1.

Verschenen in de NOVUM van februari 2018

Terug naar nieuwsoverzicht