De nieuwe regering: een doodgeboren kindje

Geschreven door Andreas Kinneging op 06-12-2017

Sinds enkele weken ligt het er dan, na zeven maanden gesoebat: het regeerakkoord. De fracties van de regeringspartijen hebben er mee ingestemd. De ministersploeg en de staatssecretarissen zijn uitgezocht en het nieuwe kabinet is aan de slag gegaan. Het journaille heeft, zoals gewoonlijk, alleen wat krenten uit de pap van het regeerakkoord gepikt, waarvan men denkt dat ze voor wat ophef kunnen zorgen. Her en der klinkt er wat gebrom, bijvoorbeeld over de afschaffing van de dividendbelasting maar verder gaat alles zijn gewone gangetje.

Maar is dat gewone gangetje wel zo gewoon? We denken dat het zo moet en niet anders kan. Het is een vanzelfsprekendheid geworden. Als je echter even nadenkt over waar we mee bezig zijn, dan verandert de vanzelfsprekendheid in een enormiteit.

Ik loop de verkiezingen van 15 maart jongstleden even met U na. De uitslag was VVD 33 zetels, PVV 20, D66 en CDA 19, Groen Links en SP 14, PvdA 9, CU en PvdD 5, 50Plus 4, SGP en Denk 3, FvD 2. De tijd dat CDA en PvdA het parlement domineerden, met de VVD als derde, wat kleinere partij, ligt definitief achter ons.

Destijds was coalitievorming relatief gemakkelijk: of CDA-PvdA, of CDA-VVD, of PvdA-VVD. Dat waren de basisopties. Waar je dan een beetje op kon variëren, als bijvoorbeeld D66 weer eens een periode van electorale bloei meemaakte. Nu ligt het een stuk moeilijker. Geen enkel tweepartijen kabinet kan meer rekenen op een meerderheid in de kamer. Maar ook drie partijen zijn onvoldoende geworden. Er zijn dus maar liefst vier verschillende partijen nodig om een meerderheidskabinet te vormen. Dat is op zich al niet bevorderlijk voor de stabiliteit.

Coalitieregeringen zijn altijd wat onstabiel, omdat één van de partijen altijd kan zeggen ‘Wij stoppen ermee’. Maar compromissen sluiten tussen vier partijen is oneindig veel moeilijker dan tussen twee. Heb je twee partijen dan is er steeds maar één compromis nodig. Zijn het er vier (A, B, C, D) dan moeten zes combinaties het eens worden: A met B, A met C, A met D, B met C, B met D en C met D. Ga er maar aanstaan!

En alsof dat nog niet genoeg is, deze verkiezingsuitslag maakt het ook nog eens praktisch onmogelijk een meerderheidskabinet te formeren met vier (of meer) partijen die in grote lijnen op de meeste punten inhoudelijk bij elkaar in de buurt zitten. Alle linkse partijen tezamen—zelfs als we uitgaan van de meest ruimhartige definitie van ‘links’—komen slechts uit op 66 zetels (D66, GL, SP, PvdA, CU, PvdD). Een links meerderheidskabinet zat er dus sowieso niet in. En een rechts meerderheidskabinet? Theoretisch was dat mogelijk geweest: VVD, PVV, CDA, SGP en FvD. Maar de PVV ligt niet lekker en de FvD is een volstrekte nieuwkomer. Bovendien zouden dan maar liefst 5 partijen deelnemen en ook dan zouden die nog maar een meerderheid van twee zetels in de kamer hebben. Geen veelbelovend scenario dus.

Dus blijft, althans logisch gesproken, alleen de optie over van een kabinet van vier partijen, waarbij tenminste één partij zou moeten aansluiten die inhoudelijk op een volstrekt ander spoor zit dan één of meer van de andere. Dus ofwel (1) VVD, D66, CDA, GL, ofwel (2) VVD, D66, CDA, CU. Een verstandig mens kon daarvan echter, nog op de avond van de verkiezingen, meteen wel zeggen dat dit logisch gesproken wel opties zijn, maar politiek gesproken niet. Politiek zijn beide combinaties tegen de wind in pissen. In combinatie 1 zijn de inhoudelijke verschillen tussen VVD en CDA enerzijds en GL anderzijds te groot. In combinatie 2 zijn dat vooral de verschillen tussen VVD en D66 aan de ene kant en CU aan de andere. En van die twee combinaties is de 2e de slechtste, want zo’n kabinet kan ook nog eens maar op twee zetels meerderheid in de kamer rekenen.

Je zou verwachten dat onze politici dat ook wel begrepen. Maar nee hoor, men zet doodleuk in op een kabinet van VVD, D66, CDA en GL. En als de besprekingen strandden, haalt men er nog maar weer eens een andere ‘informateur’ bij en probeert het nog een keer. Net alsof een informateur, hoe geslepen hij of zij ook is, iets aan de basale politieke werkelijkheid kan veranderen. Als na weken en weken—oh, verrassing—het evidente bewaarheid wordt en iedereen toegeeft dat dit kabinet er niet in zit, wat is dan het volgende wat men gaat proberen?

U weet het uiteraard: combinatie 2, een kabinet van VVD, D66, CDA en CU. Die combinatie is politiek net zo onmogelijk als de eerste combinatie. De CU is in materieel opzicht (economie, staatstaken, defensie etc.) een linkse partij, wier opvattingen haaks staan op die van met name de VVD, maar in iets mindere mate ook van het CDA. In immaterieel opzicht (gezin, abortus, voltooid leven, waarden en normen etc.) is de CU een rechtse partij, wier opvattingen vooral haaks staan op die van D66, maar in iets mindere mate eveneens die van de VVD. Daar komt nog eens bij dat de coalitie, zoals gezegd, maar 76 zetels heeft in de kamer. Twee ‘loyalisten’, twee Gesinnungsethiker die zeggen ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’, zijn genoeg om aan die meerderheid een einde te maken. En het is een combinatie van vier partijen; men moet het dus steeds op zes verschillende manieren eens worden. Dat kan niet. Dat lukt niet. Niemand kan ijzer met handen breken.

Toch is het er van gekomen. De huwelijksakte—het regeerakkoord—is een paar weken geleden door alle betrokkenen getekend. De vraag is natuurlijk wel: hoe stabiel zal dit huwelijk blijken te zijn? Hoe gelukkig de huwelijkspartners met elkaar? Ik verbeeld me niet dat ik de toekomst perfect kan voorspellen, maar iets zegt me dat dit huwelijk snel op een scheiding zal uitlopen. Je moet wel masochist zijn om dit vol te houden. Nou kun je van politici veel zeggen, maar niet dat ze masochistische neigingen hebben!

Zoals dat altijd gaat met huwelijken waarbij de partners eigenlijk niet van elkaar houden: ze trouwen niet in gemeenschap van goederen, maar op huwelijkse voorwaarden. Hoe minder je van elkaar houdt, des te langer de lijst van voorwaarden. Zo ook hier: een regeerakkoord van maar liefst zeventig dicht bedrukte kantjes. Er groot deel van de tekst bestaat uit politiek correcte clichés van het type ‘Ik hou van jou en ik blijf je trouw’. Een paar voorbeelden: ‘Als het erop aankomt, lossen we in Nederland problemen samen op’; ‘we staan pal voor het Nederland van vrijheden, democratie, rechtsstaat en internationale oriëntatie’; ‘voor een weerbare rechtsstaat is het belangrijk om mee te gaan met ontwikkelingen in de samenleving en de technologie’. En zo voorts. Al die clichés kun je gevoeglijk overslaan. Ze betekenen niks.

Waar je naar zoekt, zijn natuurlijk de precieze bepalingen, waarin staat wat het kabinet nu echt gaat doen de komende jaren. En met name wat de CU voor buit heeft binnengehaald. Want als die buit niet substantieel is, wat heeft de CU dan in ‘s hemelsnaam te zoeken in dit overwegend goddeloze kabinet? Neem nu het D66 stokpaardje ‘voltooid leven’ e.d., een gruwel in CU-ogen. Wat staat er in het regeerakkoord: ‘In samenspraak met de Kamer, met behoud van ieders eigen positie en verantwoordelijkheid, zal het kabinet een brede discussie faciliteren over het waardig ouder worden, de reikwijdte en toepassing van de huidige euthanasiewetgeving en het onderwerp voltooid leven. Met de uitkomsten van het genoemde onderzoek zal het kabinet bezien wat het te doen staat en kan de Kamer zelfstandig besluiten over initiatiefwetgeving.’ Daar kunnen Gert-Jan Segers cum suis toch niet blij mee zijn?

In het algemeen kun je zeggen dat er in het regeerakkoord inhoudelijk niets hards en concreets staat, behalve hoeveel miljoenen euro’s ergens voor worden uitgetrokken. Het zijn allemaal abstract geformuleerde beleidsvoornemens, die fraai klinken en waar iedereen het mee eens kan zijn, zolang het maar abstract blijft. Maar toekomstig politiek conflict, waarbij het gaat om de concrete uitleg van die voornemens, sluiten die allerminst uit. Integendeel. De vaagheid van de formuleringen in het regeerakkoord garandeert dergelijke conflicten op een later tijdstip. Ik geef het kabinet maximaal een jaar. Het meest waarschijnlijk is dat de CU er op enig moment, moe getreden, uitstapt. Sadder en hopelijk een beetje wiser.

Kan het ook anders? Jazeker! Maar alleen als we het dogma loslaten dat de regering de onvoorwaardelijke steun van de meerderheid in het parlement moet hebben. Een minderheidskabinet (in casus van VVD, D66 en CDA) is ook mooi. Sterker nog, zo’n kabinet is veel mooier. Zo’n coalitie is om te beginnen veel stabieler, omdat er minder partijen bij betrokken zijn, die ook nog eens inhoudelijk dichter bij elkaar staan. Om in de kamer een meerderheid voor enig voornemen te krijgen, kan de regering dan weer eens bij deze, dan weer eens bij gene partij aankloppen. Een minderheidskabinet geeft haar dus ook meer inhoudelijke bewegingsruimte. Maar het voornaamste is dat bij zo’n minderheidsregering het parlement opeens weer zeggenschap krijgt en de regering daadwerkelijk tegenspel kan bieden en kan controleren. Zoals het nu gaat, is de volksvertegenwoordiging en dus het volk volledig buitenspel gezet. Een kleine partijelite regeert op oligarchische wijze de natie, zonder enige controle of tegenwicht vanuit de kamer. Want de meerderheid in die kamer is immers volstrekt afhankelijk van die elite en gehoorzaamt haar onderdanig, waardoor het systeem ook nog eens trekken krijgt van een tirannie van de meerderheid. Dit alles staat haaks op de beginselen van de democratie en de rechtsstaat. Twee zaken die het kabinet blijkens het regeerakkoord na aan het hart liggen. Maar ja, het papier is geduldig. De werkelijkheid, daar gaat het om. En die is veel weerbarstiger.


Verschenen in het NOVUM decembernummer.

Terug naar nieuwsoverzicht


Meer artikelen uit Column prof. Kinneging

Het tekort aan kinderen

Column prof. Kinneging

Lofzang op de markt

Column prof. Kinneging

Het huwelijk: een open norm?

Column prof. Kinneging

Academische vrijheid

Column prof. Kinneging

Classificatie en hokjesgeest

Column prof. Kinneging