Lofzang op de markt

Geschreven door Cas de Koning op 28-02-2023

Dat is een ernstige misvatting, die zal uitlopen op de vestiging van een totalitair bestel, à la Orwell, à la Huxley, of à la Tocqueville. Of op een combinatie van alle drie. Willen we daar niet terechtkomen, dan moeten we ons opnieuw bezinnen op de grenzen van de staatstaken en de staatsinterventie. En in het verlengde daarvan op de rol en betekenis van gemeenschap en markt. In mijn vorige column ben ik uitgebreid ingegaan op de gemeenschap. In deze is de markt aan de orde.

In de vele jaren die ik nu al deelneem aan het debat in wetenschap, politiek en maatschappij is er weinig dat mij al die tijd meer verontrust heeft dan het volkomen gebrek aan kennis van en inzicht in de werking van de markt. Het overgrote deel van de mensen die aan dit debat deelnemen is op dit punt een onbeschreven blad en weet van toeten noch blazen. Bovendien voelt men grote tegenzin zich erin te verdiepen. Toch zijn dit de mensen die in overwegende mate bepalen welke kant het opgaat, welke beslissingen worden genomen en hoe de maatschappij er, als gevolg daarvan, uitziet. Dat is huiveringwekkend. Want waar geen of onvoldoende inzicht bestaat in marktwerking krijgt de markt niet de ruimte die eraan toekomt en worden verkeerde beslissingen genomen, met kwalijke gevolgen zowel voor de mens - in het bijzonder de zwakkeren - als de planeet: het spook van de armoede, dat de mensheid eeuwenlang heeft geteisterd, keert terug. En ook de aarde wordt vuiler. (De veelgehoorde gedachte dat vooral de markt debet is aan de vervuiling toont aan hoe weinig men eigenlijk van de markt begrijpt).

Men kan de uitleg van marktwerking net zo ingewikkeld maken als men zelf wil. Maar in essentie is de markt niets anders dan vier principes: ruil, arbeidsdeling (specialisatie), geld en concurrentie. Als A bosbessen over heeft en B hout, en A heeft hout nodig en B bosbessen, dan is het voordelig voor beiden te ruilen. Al heel vroeg heeft de mensheid begrepen dat als A zich specialiseert in het kweken van bosbessen en B in het omhakken van bomen, de productie stijgt en er dus meer te ruilen valt, waardoor allen beter in hun behoeften kunnen voorzien. De uitvinding van het geld bevordert de markt i.e. ruilhandel grotelijks. Want als A bosbessen over heeft, maar geen hout nodig heeft, vindt er zonder geld geen ruil plaats. Maar als er geld is, kan B de bosbessen toch kopen, omdat A het geld dat hij daarmee verdient, kan gebruiken om bij een derde iets aan te schaffen wat hij wel nodig heeft. En als niet alleen B hout produceert, maar ook C, en beiden bieden hun product aan op de markt, dan zal A geneigd zijn het beste hout te kopen tegen de voordeligste prijs. Dat zet B en C aan hun uiterste best te doen een zo goed mogelijk product aan te bieden tegen een zo laag mogelijke prijs. Dat zet aan tot creativiteit en (technische) verbetering en brengt een virtuoze cirkel op gang, die ertoe leidt dat steeds betere producten op de markt komen voor een steeds lagere prijs.

De enige weg uit schaarste, gebrek en armoe is marktwerking. Waar marktwerking niet wordt toegestaan of ernstig wordt belemmerd, is voorspoed en een goede verzorging met goederen en diensten altijd beperkt tot een kleine elite. De staat kan als marktmeester de marktwerking niet vervangen, zoals de ervaringen in het voormalige Oostblok genoegzaam hebben bewezen. Centraal geleide planning van de economie is geen realistische optie. Gemeenschappen kunnen de markt al evenmin vervangen. Het principe van de wederzijdse hulp om niet dat daar geldt, werkt alleen goedop relatief kleine schaal. Men moet van de mens geen - grootscheepse - hulp om niet aan vreemden verwachten. Heiligheid is in het ondermaanse een schaars goed. Het hemd is doorgaans nader dan de rok. Het is niet realistisch om van de mens te veel naastenliefde te verwachten; daarvoor is hij - uitzonderingen daargelaten - teveel gestempeld door de zonde. De markt maakt als het ware gebruik van de zonde - de eigenliefde - om met ‘onzichtbare hand’, zonder dat maar iemand het nastreeft, desniettemin het bonum commune te bewerkstelligen.

Wat is het geheim van de markt? Drieërlei. In de eerste plaats draagt het er sterk toe bij dan men elkaar naar de ogen ziet en zich uitput in het verschaffen van de goederen en diensten die anderen graag willen. In de tweede plaats is de markt onovertroffen in het gebruik maken van de kennis die verspreid over de maatschappij bij talloze individuen en bedrijven bestaat. En ten slotte zet de markt als niets anders aan tot het zoeken naar verbeteringen van bestaande goederen en diensten, of de productiewijze ervan. Ik loop alle drie de aspecten van de marktwerking achtereenvolgens langs.

Om te beginnen het naar de ogen zien. Hoe komt het dat de schappen van de supermarkten iedere dag weer goed gevuld zijn, met een veelheid aan goede en betaalbare voedingsmiddelen? Niet omdat er een wet is die de werknemers van de supermarkten de opdracht geeft iedere dag weer in de voedingsbehoefte van de bevolking te voorzien. En ook niet omdat de eigenaars van die supermarkten gedreven worden door naastenliefde. Supermarkten zijn en worden opgericht door ondernemende mensen, die zoveel mogelijk geld willen verdienen door goederen en diensten aan te bieden die bij het publiek in de smaak vallen en waar men graag voor wil betalen. Hoe meer men het publiek naar de ogen kijkt, des te meer men verkoopt. En dat geldt voor alle aanbieders op de markt, ook voor bijvoorbeeld de toeleveranciers en de toeleveranciers van de toeleveranciers, die hun klanten evenzeer naar de ogen moeten zien. Zo staat de hele aanbodketen op zijn tenen om de mensheid zo goed mogelijk te dienen. De rol van de staat daarin is minimaal en beperkt zich hoofdzakelijk tot de waarborging van een civiel- en strafrechtelijk juridisch kader. De rol van moraliteit is eveneens minimaal. Het gehele proces wordt bovenal gedreven door eigenbelang. De markt vereist in moreel opzicht weinig van de mens. Ze is eigenlijk een wonder: terwijl men volledig is gericht op zijn eigenbelang, is het resultaat van alle inspanningen het algemeen belang. Natuurlijk gaat het soms mis, vooral als er onvoldoende concurrentie is, maar er wordt vaak wel erg snel en gemakkelijk gewezen op marktfalen, zonder erbij stil te staan hoe goed het systeem over het algemeen werkt en hoe dankbaar we moeten zijn dat het bestaat.

Het belang van de markt ligt echter niet alleen in het voorzien van prikkels die de mens ertoe aanzetten anderen te dienen. Minstens even belangrijk is het feit dat de markt maximaal gebruik maakt van alle in de maatschappij beschikbare kennis. Ik bedoel hier niet wetenschappelijke kennis, maar kennis van de specifieke plaats - en tijdgebonden omstandigheden. Zoals de kennis van bijvoorbeeld een makelaar. 

Een markteconomie kenmerkt zich door de afwezigheid van - langdurige - overschotten en tekorten. Dat komt omdat de markt er onmiddellijk op reageert. Als er ergens een overschot van iets is, gaat de prijs omlaag, als er een tekort is, gaat de prijs omhoog. Als de prijs omlaag gaat, wordt er meteen minder van geproduceerd en aangeboden, omdat het product relatief minder oplevert. Als de prijs omhoog gaat, wordt er onmiddellijk meer van geproduceerd, omdat er meer te verdienen valt. Zo worden overschotten en tekorten in een mum van tijd weggewerkt. Het is goed ook hier even bij stil te staan en te beseffen hoe fenomenaal dit is. Overal waar de markt niet de kans krijgt zijn werk goed te doen, ontstaan overschotten en tekorten. Zoals in alle door de staat geleide planeconomieën en op de huizenmarkt in Nederland, die ook sterk vanuit de staat gereguleerd is.

De reactie op dergelijke overschotten en tekorten is steevast dat er meer of betere planning door de staat nodig is. Maar dat is niet waar. Het probleem is de planning zelf, die de marktwerking ondermijnt, bijvoorbeeld door prijsfixatie, en zo voorkomt dat de markt zijn werk kan doen. Die superioriteit van de markt ten opzichte van staatsplanning is niet alleen daarin gelegen dat de markt de noodzakelijke prikkels verschaft aan ondernemende mensen het geconstateerde probleem op te lossen, maar tevens daarin dat de markt, dankzij het prijsmechanisme, veel sneller en beter de feitelijke omstandigheden kent - en de veranderingen daarin - dan de staat en er dus veel sneller en beter op kan reageren. De kracht van de markt ligt er dus ook in dat ze de kennis die verspreid is over de gehele maatschappij veel beter weet te benutten dan de staat. 

Een derde en laatste positieve effect van marktwerking is innovatie. De concurrentie tussen de verschillende aanbieders op de markt zet hen onder druk hun product steeds te blijven verbeteren, zonder de kosten en de prijs uit te oog te verliezen. De afnemers willen immers het liefst het beste product voor een betaalbare prijs. Dit leidt ertoe dat in markteconomieën de algemene tendens is dat producten en diensten steeds beter worden tegen een, in reële termen, steeds lagere prijs. Ook dat is een mirakel, waar onvoldoende bij wordt stilgestaan. Het staat of valt bij de concurrentie. Schiet die tekort, bijvoorbeeld door patentwetgeving, dan neemt de innovatiegraad onmiddellijk af. Als het verdienen te gemakkelijk wordt, gaat men achterover hangen.

Met deze korte lofzang op de markt moet hier worden volstaan. Marktwerking is veel omvattender dan hier uit de doeken is gedaan. Voor een volledig begrip ervan dient men zich ook te verdiepen in fenomenen als de rente, aandelen, inflatie, conjunctuur, monopolie- en kartelvorming, et cetera. Deze veranderen echter niets aan het basale fenomeen van de markt. Ook daar gelden de wetten van vraag en aanbod. En ook op die terreinen wordt de marktwerking vaak verstoord door ondoordacht staatsoptreden, dat ten koste gaat van het algemeen belang. 

Het volstaat hier er nogmaals op te wijzen dat de markt behoort tot de fundamenten van de maatschappelijke orde. Zonder de markt de hem toekomende plaats te geven, is een goede samenleving ‘out of the question’. De ervaring van het voormalige Oostblok heeft dat ook empirisch voldoende bewezen. Als men beter had nagedacht was alle ellende daar zelfs te voorkomen geweest, want theoretisch was dankzij Adam Smith cum suis al veel eerder duidelijk geworden dat bij ontstentenis van de markt tekorten, armoede en honger resulteren. 

Het is bizar en verontrustend dat zelfs deze ervaring het koor van de marktcritici niet een toontje lager doet zingen, en dat hun boodschap ook nog aanslaat in brede kring. Het is van het hoogste belang dat we de kracht van het marktprincipe onderkennen en omarmen. Anders vallen we opnieuw in een vergelijkbare valkuil als de Russen, ruim een eeuw geleden. Dat vereist een grondigere scholing in de markttheorie dan de meeste mensen, ook in toonaangevende kring, nu hebben.

Terug naar nieuwsoverzicht


Meer artikelen uit Column prof. Kinneging

Het tekort aan kinderen

Column prof. Kinneging

Het huwelijk: een open norm?

Column prof. Kinneging

Academische vrijheid

Column prof. Kinneging

Classificatie en hokjesgeest

Column prof. Kinneging