Oorlog en vrede en de psyche van Putin

Geschreven door Andreas Kinneging op 02-05-2022

Op het eerste gezicht lijkt het allemaal duidelijk en eenvoudig. Op 24 februari 2022 is het Russische leger de Oekraïne binnengevallen: een daad van agressie die de nationale soevereiniteit van de Oekraïne schendt en dus rechtstreeks ingaat tegen artikel 2.2 en 2.3. van het Handvest van de Verenigde Naties die als volgt luiden:

“2.2: All Members shall settle their international disputes by peaceful means in such a manner that international peace and security, and justice, are not endangered.

2.3: All Members shall refrain in their international relations from the threat or use of force against the territorial integrity or political independence of any state…”

Wat te doen? Als een kleiner en minder machtig land zo’n invasie had gepleegd, had de NAVO ongetwijfeld snel militair ingegrepen, zoals ze dat ook heeft gedaan in Kosovo eind jaren negentig, in een situatie die enigszins vergelijkbaar is. Nu gaat het echter om het land dat de meeste kernkoppen heeft ter wereld: ongeveer 6300. (Ter vergelijking: de VS hebben er ongeveer 5500; het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk elk minder dan 300.) Een geduchte tegenstander dus. Onder die omstandigheden is men gedwongen héél goed na te denken of men wel een oorlog wil beginnen, want anders dan in Kosovo, waar de overwinning zeker was, kan een oorlog tegen Rusland helemaal verkeerd aflopen. Als Rusland zijn kernwapens inzet, zal de NAVO niet anders kunnen dan de hare ook af te vuren. Als dat uitloopt op een tit-for-tat, en dat is niet onwaarschijnlijk, zou een totale vernietiging van Europa resulteren, van de Atlantische Oceaan tot de Oeral, waarbij een groot deel van de 500 miljoen mensen die er leven meteen de dood zal vinden en de meeste overlevenden zo ernstig ziek zullen worden van de radioactieve straling dat ze binnen niet al te lange tijd ook zullen sterven. En dan heb ik het nog niet eens over de volledige instorting van de economie die het gevolg zal zijn en die in een ongekende, Europa-brede hongersnood zal uitmonden.

Dit alles moet koste wat het kost worden voorkomen. Wat betekent dat? Zich neutraal verklaren en helemaal niets doen? Of niet zelf militair ingrijpen, maar de Oekraïners wel militair ondersteunen door wapenleveranties, militair advies en ‘intelligence’, en door economische sancties op te leggen aan Rusland? Voor dat laatste is, zonder er lang over na te denken, gekozen, vanuit de gedachte dat tegen militaire agressie toch in ieder geval enigszins moet worden opgetreden. Op deze manier wil men het Rusland moeilijk maken, zonder in een atomaire oorlog verzeild te raken.

De grote vraag is natuurlijk: is dit de juiste strategie? Werkt het? Hoe ver kun je daarin gaan? Kan men met de wapenleveranties ook te ver gaan? Zullen de Russen niet op enig moment zeggen dat de NAVO, door zich zo uitgesproken op te stellen aan de kant van de Oekraïne, feitelijk de oorlog heeft verklaard aan Rusland? Met alle gevolgen van dien?

Deze vragen zijn in wezen psychologische vragen, vragen naar wat het psychologische effect zal zijn op een ander, als men a, b, of c doet. Het is van cruciaal belang de geest van de tegenstander te doorgronden, anders heeft men geen idee wat een gunstig effect heeft en wat levensgevaarlijk is. Dan tast men volkomen in het duister en doet men maar wat. Dan wordt het Russisch roulette, een metafoor die hier toepasselijker is dan waar ook.

De gangbare psychologische theorie is een theorie die we kennen uit onder andere de speltheorie, de economische theorie, de staatsrechtelijke theorie van checks and balances, en de theorie van de machtsbalans uit het vakgebied van de Internationale Betrekkingen. Ze gaat terug op Hobbes. Toegepast op oorlogsvoering zegt de theorie: de mens kijkt steeds hoe ver hij kan gaan. Als de tegenstander niet of zwak reageert, gaat hij nog een stap verder. Als hij ergens op grote weerstand stuit en het hem moeilijk wordt gemaakt, dan beseft hij dat hij niet verder kan oprukken en zich tevreden moet stellen met wat hij heeft.

Het historische voorbeeld dat vaak wordt gegeven, en dat ook in de huidige discussie een grote rol speelt, zijn de gebiedsannexaties van Hitler in de late jaren dertig. Deze waren volgens velen het gevolg van het zwakke optreden van Engeland en Frankrijk ertegen, dat bekend staat als de appeasement-politiek: men wilde geen oorlog met Duitsland en accepteerde derhalve de gebiedsuitbreidingen. De Hobbesiaanse theorie stelt dat als Engeland en Frankrijk meteen militair daadkrachtig waren opgetreden, Hitler zijn keutel wel had ingetrokken en in 1939 niet Polen was binnengevallen. Waardoor ook de Tweede Wereldoorlog was voorkomen.

Dit alles geldt ook voor Putin, meent men. In 2014 heeft hij de Krim geannexeerd, zoals Hitler in 1938 Oostenrijk. Tweemaal ‘Heim ins Reich’, tweemaal bezegeld met een referendum. Het Westen heeft deze gebiedsuitbreiding zonder noemenswaardige tegenstand geaccepteerd. Dat heeft Putin doen besluiten dat hij ook wel de gehele Oekraïne kon annexeren. Ergo: als het Westen in 2014 harder was opgetreden, hadden we nu geen oorlog gehad in de Oekraïne.

Het is een aantrekkelijke theorie: eenvoudig, maar krachtig. Veel menselijk handelen lijkt inderdaad goed te verklaren – en te voorspellen – op basis van deze theorie. Of het nu gaat om het privéleven, de economie, de politiek, of de internationale betrekkingen: men moet voor zichzelf – en anderen – opkomen, anders lopen ze over je heen. Dat is zeker dikwijls het geval. De bakker heeft stevige concurrentie nodig, anders doet hij zijn best niet meer. De politicus moet voortdurend de kritische ogen van zijn mede-politici en journalisten op zich gericht weten, anders worden de verleidingen van de macht te groot. En als een staat in macht en kracht te ver boven de andere uitsteekt, dan zal hij geneigd zijn andere staten ‘in het belang van recht en humaniteit’ aan te vallen. Hét voorbeeld daarvan in de afgelopen drie decennia zijn de Verenigde Staten.

En toch schiet de theorie te kort. Ze geeft geen werkelijk goed beeld van de menselijke geest. De mens zoals ze die veronderstelt is niet dé mens, een bepaald type mens. Deze zou men in navolging van Rousseau en Marx de burgerlijke mens kunnen noemen, de bourgeois. Dit type mens heeft altijd wel bestaan, maar is pas in de moderne tijd het dominante menstype geworden. Althans, in het Westen. Het is een mens voor wie dit leven het enige leven is; een hiernamaals bestaat voor hem niet. Het doel van het leven is zo veel en zo lang mogelijk te genieten, is comfort en luxe. Wat natuurlijk vrede en veiligheid veronderstelt – anders is men snel dood – en dus een sterke staat, maar ook de vrijheid om je leven in te richten naar je eigen wensen en ideeën. De sterke staat moet dus een liberale staat zijn.

In een wereld die louter en alleen uit bourgeois bestaat, klopt de hierboven beschreven theorie als een bus. De bourgeois zal altijd trachten zijn comfort en luxe te vergroten, ook ten koste van anderen, maar als hij werkelijk tegenstand ervaart en de vrede en zijn veiligheid komen in het geding, dan bindt hij in. Zelfbehoud is het hoogste, want dit is het enige leven en zonder dit leven geen comfort en luxe.

Hegels parabel van de Heer en de Knecht, uit het begin van de Fenomenologie van de Geest (1806), is van belang hier. Wanneer in de strijd om zelfbehoud mensen tegenover elkaar komen te staan in een strijd op leven en dood, zijn sommigen geneigd meteen de handdoek in de ring te gooien om maar niet het risico te lopen te sterven. Het leven gaat hen boven alles. Om dat te behouden zijn zij zelfs bereid de knecht van de ander te worden. De bourgeois is zo’n ‘knechtische’ mens. Niet iedereen is echter een bourgeois volgens Hegels parabel. Er zijn ook Heren. Deze gooien niet de handdoek in de ring, maar vechten door tot zij overwinnen of de heldendood sterven op het slagveld.

We staan hier tegenover een geheel ander type mens. Een type met een andere psyche, die slechts met een andere psychologie dan de ‘knechtische’ is te begrijpen. Dat is voor de moderne westerling geen geringe opgave, omdat de ‘knechtische’ psychologie in het Westen tegenwoordig zo verbreid is, dat het de algemeen-menselijke psychologie lijkt en men zich dus helemaal niet meer kan voorstellen dat er mensen zijn wier innerlijk leven in deze termen niet kan worden beschreven.

Hoe ziet een Heer er innerlijk uit? Wat drijft hem? Hij is kennelijk niet bang voor de dood, of althans niet zo bang als de Knecht. Wat verklaart dat? Ofwel een geloof in het hiernamaals, waar heldhaftigheid wordt beloond. Ofwel een geloof dat een goed, waardig leven een leven is van krijgerschap en heerschappij, waarin het gaat om het doen van grote daden, die bewerkstelligen dat ‘het nageslacht nog lange tijd iets heeft om te bezingen’. Het gaat de Heer dus om onsterfelijkheid van de een of andere soort, een persoonlijke onsterfelijkheid dan wel een onsterfelijke roem. Zo gezien gaat het er niet om zo lang mogelijk te leven, om zoveel mogelijk te genieten. Integendeel: een kort leven als een leeuw is veel beter dan een lang leven als een schaap.

Het is nu met een Westerse bril op bijna niet meer voorstelbaar, maar het grootste deel van de mensheidsgeschiedenis was dit menstype dominant en maatgevend. Het is namelijk de mens zoals die gevormd wordt door religieuze maatschappijen en door aristocratische maatschappijen. En de meeste maatschappijen in het verleden waren zowel het één, als het ander: religieus en aristocratisch.

Dat weten we ook ergens wel. Maar wat we meestal over het hoofd zien in het moderne Westen is dat de wereld anno nu nog steeds veel van dit soort maatschappijen en mensen bevat. De grote vraag is of Putin en zijn trawanten daartoe ook behoren. Want als dat het geval is dan zal de gangbare strategie er niet toe leiden dat hij zijn keutel intrekt, maar hem er juist toe zetten de strijd te laten escaleren, ook al zou hijzelf daarbij de dood vinden.
Dat Putin in de afgelopen jaren voor zichzelf een sprookjesachtig paleis heeft laten bouwen aan de Zwarte Zee kust, is hem op veel kritiek komen te staan. Ik vond het in het licht van bovenstaande overwegingen juist een teken van hoop. Misschien hangt ook hij aan comfort en luxe. Dat soort bourgeois gaan nooit tot het uiterste…

Terug naar nieuwsoverzicht


Meer artikelen uit Column prof. Kinneging

Het tekort aan kinderen

Column prof. Kinneging

Lofzang op de markt

Column prof. Kinneging

Het huwelijk: een open norm?

Column prof. Kinneging

Academische vrijheid

Column prof. Kinneging

Classificatie en hokjesgeest

Column prof. Kinneging