Een keer per vier jaar (en soms zelfs vaker) gaan ‘wij’ naar
de stembus om te stemmen. Met behulp van een rood potlood, een stembiljet en
een kliko geven we onze voorkeur aan, kiezen we voor een bepaald beleid,
bekennen we kleur.
Normaliter staan deze stemmen in het kader van de
representatieve democratie die we kennen in Nederland. Uit ons midden kiezen we
vertegenwoordigers die op het pluche plaats mogen nemen, om vervolgens namens
ons knopen door te hakken en keuzes te maken die ons land in goede banen zal
leiden. Op 6 april jl. gingen we weer naar de stembus – of eigenlijk: net iets
meer dan 30 procent van ons gingen naar de stembus – om met dat rode potlood
een keuze te maken. Maar deze keer was de dynamiek geheel anders. We hebben weer kennis gemaakt
met het referendum, de directe democratie heeft ook ons bereikt. Maar hoe blij moeten we hiermee zijn?
Kwesties zoals raadgevend versus bindend of de politieke gevolgen van dit
specifieke geval daargelaten, wat moeten we eigenlijk met referenda?
Het algemeen belang
Voordat referenda de revue passeren is het de moeite waard
om te inventariseren waarom de representatieve democratie überhaupt de moeite
waard is. Wellicht smaakt de rechtstreekse invloed waarvan we vorige maand
allemaal hebben mogen proeven naar meer, maar even een pas op de plaats maken
kan geen kwaad. Los van logistieke redenen, die ik terzijde laat, is de
representatieve democratie een globaal fenomeen dankzij een fundamentele
eigenschap: oog voor het algemeen belang.
De volksvertegenwoordiger – voor zover de
volksvertegenwoordiger bestaat – handelt met oog voor het algemeen belang. Dit
is inherent aan zijn rol als vertegenwoordiger van velen. Om met weinigen te
regeren over velen zullen de velen zich immers ook vertegenwoordigd moeten
voelen door de weinigen. In deze dynamiek bestaat geen ruimte voor het eigen
belang van de volksvertegenwoordiger; er moet gekeken worden naar het algemeen
belang. Een volksvertegenwoordiger die alleen maar zijn eigen belang behartigt
(plucheklever, zakkenvuller) houdt het nooit lang vol: niemand voelt zich door
zo iemand vertegenwoordigd.
Wat het algemeen belang is, is echter lastig te definiëren.
Wat het in ieder geval niet is, is de wil van de
meerderheid. Zoals Thorbecke zegt: “Is het alleen de vraag, wat het
volk of de meerderheid wil, dan vervalt de vraag naar hetgeen regt, waar, goed
en uitvoerbaar is.” Wij belasten onze volksvertegenwoordigers met de
verantwoordelijkheid om niet alleen te turven wat iedereen wil en daarnaar te
handelen, maar ook om juist de belangen van diegene die niet bij de meerderheid
horen mee te nemen in hun afweging. Juist daarom dient de representatieve
democratie, met het algemeen belang in het kielzog, dus ook als bescherming
tegen de mogelijke tirannie van de meerderheid.
De tirannie van de meerderheid
Bij directe democratie bestaat deze buffer niet. Bij het
uitbrengen van een stem kan van niemand worden verlangd dat hij of zij meer
meeneemt dan alleen het eigen belang – niet dat het niet mogelijk is of niet
gebeurt, het kan alleen niet verlangd worden. Dit is normaal gesproken echter
niet erg omdat deze stem indirect invloed
uitoefent op beleid. De gekozen volksvertegenwoordigers hangen tussen stem en
beleid om te zorgen dat dat laatste ook “regt, waar, goed en
uitvoerbaar is.” Bij
directe democratie – de naam zegt het al – is dit niet het geval. Een stem in referenda, een vorm
van directe democratie, heeft een korte en ogenblikkelijke link met het beleid dat
daaruit voortvloeit. De
verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke beleid verschuift terug naar de
stemmer. Dit zorgt ervoor dat er zorgvuldig om moet worden gegaan met
hoe en wanneer er gebruikt wordt gemaakt van directe democratie.
Zorgvuldig en terughoudend gebruik maken van directe
democratie heeft de voorkeur. Lang niet alle kwesties zijn geschikt om te
onderwerpen aan de wil van de meerderheid, maar sommige juist bij uitstek. Bij
welke vraag hecht u net zoveel waarde aan het antwoord van een willekeurig
iemand op straat als dat van een hoogleraar die er het boek over heeft
geschreven? Dit betekent niet dat de stem van een hoogleraar over andere
kwesties zwaarder zou moeten wegen – het uitgangspunt moet immers altijd zijn
dat niemand de waarheid in pacht heeft – maar geeft aan dat het een normatieve
kwestie is waarover iedereen even kundig kan meebeslissen, los van in hoeverre
diegene zich heeft beziggehouden met het onderwerp. Een onderwerp dat zich dus
uitstekend zou lenen voor een vorm van directe democratie. De net afgelopen
referenda die Nieuw-Zeeland heeft gehouden over een mogelijk nieuwe vlag zijn
hier een goed voorbeeld van.
Er wordt om een oordeel gevraagd, waarbij de noodzakelijkheid voor de stemmer
om zichzelf te informeren geminimaliseerd is. Op deze manier zal het
algemeen belang niet in het geding raken, omdat er geen sprake kan zijn van een
kosten en baten afweging – dit zou namelijk uzelf informeren vereisen. De
meerderheid kan dus niet baten aan zichzelf geven, ten koste van de minderheid.
Dit betekent niet dat de mogelijke vragen niet belangrijk zijn (bent u voor of
tegen de doodstraf?), maar wel dat niemand gevraagd wordt te oordelen over iets
waar hij of zij niet het fijne van af weet c.q. de kosten en baten niet van
kent.
#GeenPeil
In hoeverre was het associatieverdrag met Oekraïne (een
stevige 323 pagina’s zonder bijlagen) dus geschikt als onderwerp voor een vorm
van directe democratie? De lakmoesproef: hecht u net zoveel waarde aan het oordeel van iemand die
het wel gelezen heeft als dat van iemand die het niet gelezen heeft? De
willekeurige voorbijganger en de hoogleraar? Het is duidelijk dat dit technische
handelsverdrag allesbehalve een kwestie is waar iedereen even kundig over kan
oordelen. De precieze gevolgen, haken en ogen, kosten en baten zijn voor de
gemiddelde stemmer onoverzichtelijk. In tegenstelling tot het behandelen van
een kwestie waarbij de noodzakelijkheid tot informeren geminimaliseerd is, is
hier een beweging de andere kant op gemaakt. Het onderwerp vereist een enorme
hoeveelheid verdieping voordat iemand een met redenen omkleed oordeel kan
vellen. Bij de eerste kennismaking met directe democratie zijn we dus al de
verkeerde weg ingeslagen.
Het associatieverdrag met Oekraïne is allesbehalve een
normatieve kwestie die zich goed leent voor directe democratie. Het resultaat
is dat het algemeen belang niet gediend en wellicht zelfs geschaad is door
middel van dit referendum. Dit valt wellicht lastig te bepalen, maar wat wel
vast staat is dat er in ieder geval bij dit referendum geen oog was voor het
algemeen belang. Door dit
onderwerp te kiezen voor een referendum hebben wij allen een grote
verantwoordelijkheid op ons genomen, namelijk om ons goed te informeren.
Ik betwijfel echter of dit ook heeft plaatsgevonden.
Het associatieverdrag waar het referendum over ging is
uiteindelijk ondergesneeuwd door de vraag ‘bent u voor of tegen Europa?’ Een
binair voor of tegen Europa ophangen aan een referendum over een technisch
handelsverdrag is echter niet iets waar men over kan redeneren. Op dat moment
laat men zich leiden door emotie en passie. Maar: als passie regeert in plaats
van rede zal een democratie ontaarden in een ochlocratie en zetten we de deur
open voor de tirannie van de meerderheid.
Mocht u dus in de nabije toekomst benaderd worden om een
referendum over TTIP of CETA af te dwingen, denkt u nog eens goed na voordat u
tekent, want er staat meer dan alleen een handelsverdrag op het spel.