Ochlocratie: (zelfst. naamw.), heerschappij van het gepeupel

Geschreven door Tonko van Leeuwen op 09-05-2016

Een keer per vier jaar (en soms zelfs vaker) gaan ‘wij’ naar de stembus om te stemmen. Met behulp van een rood potlood, een stembiljet en een kliko geven we onze voorkeur aan, kiezen we voor een bepaald beleid, bekennen we kleur.  

Normaliter staan deze stemmen in het kader van de representatieve democratie die we kennen in Nederland. Uit ons midden kiezen we vertegenwoordigers die op het pluche plaats mogen nemen, om vervolgens namens ons knopen door te hakken en keuzes te maken die ons land in goede banen zal leiden. Op 6 april jl. gingen we weer naar de stembus – of eigenlijk: net iets meer dan 30 procent van ons gingen naar de stembus – om met dat rode potlood een keuze te maken. Maar deze keer was de dynamiek geheel anders. We hebben weer kennis gemaakt met het referendum, de directe democratie heeft ook ons bereikt.  Maar hoe blij moeten we hiermee zijn? Kwesties zoals raadgevend versus bindend of de politieke gevolgen van dit specifieke geval daargelaten, wat moeten we eigenlijk met referenda?  

Het algemeen belang  
Voordat referenda de revue passeren is het de moeite waard om te inventariseren waarom de representatieve democratie überhaupt de moeite waard is. Wellicht smaakt de rechtstreekse invloed waarvan we vorige maand allemaal hebben mogen proeven naar meer, maar even een pas op de plaats maken kan geen kwaad. Los van logistieke redenen, die ik terzijde laat, is de representatieve democratie een globaal fenomeen dankzij een fundamentele eigenschap: oog voor het algemeen belang.  

De volksvertegenwoordiger – voor zover de volksvertegenwoordiger bestaat – handelt met oog voor het algemeen belang. Dit is inherent aan zijn rol als vertegenwoordiger van velen. Om met weinigen te regeren over velen zullen de velen zich immers ook vertegenwoordigd moeten voelen door de weinigen. In deze dynamiek bestaat geen ruimte voor het eigen belang van de volksvertegenwoordiger; er moet gekeken worden naar het algemeen belang. Een volksvertegenwoordiger die alleen maar zijn eigen belang behartigt (plucheklever, zakkenvuller) houdt het nooit lang vol: niemand voelt zich door zo iemand vertegenwoordigd.  

Wat het algemeen belang is, is echter lastig te definiëren. Wat het in ieder geval niet is, is de wil van de meerderheid. Zoals Thorbecke zegt: “Is het alleen de vraag, wat het volk of de meerderheid wil, dan vervalt de vraag naar hetgeen regt, waar, goed en uitvoerbaar is.” Wij belasten onze volksvertegenwoordigers met de verantwoordelijkheid om niet alleen te turven wat iedereen wil en daarnaar te handelen, maar ook om juist de belangen van diegene die niet bij de meerderheid horen mee te nemen in hun afweging. Juist daarom dient de representatieve democratie, met het algemeen belang in het kielzog, dus ook als bescherming tegen de mogelijke tirannie van de meerderheid.        

De tirannie van de meerderheid  
Bij directe democratie bestaat deze buffer niet. Bij het uitbrengen van een stem kan van niemand worden verlangd dat hij of zij meer meeneemt dan alleen het eigen belang – niet dat het niet mogelijk is of niet gebeurt, het kan alleen niet verlangd worden. Dit is normaal gesproken echter niet erg omdat deze stem indirect invloed uitoefent op beleid. De gekozen volksvertegenwoordigers hangen tussen stem en beleid om te zorgen dat dat laatste ook “regt, waar, goed en uitvoerbaar is.” Bij directe democratie – de naam zegt het al – is dit niet het geval. Een stem in referenda, een vorm van directe democratie, heeft een korte en ogenblikkelijke link met het beleid dat daaruit voortvloeit. De verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke beleid verschuift terug naar de stemmer. Dit zorgt ervoor dat er zorgvuldig om moet worden gegaan met hoe en wanneer er gebruikt wordt gemaakt van directe democratie.  

Zorgvuldig en terughoudend gebruik maken van directe democratie heeft de voorkeur. Lang niet alle kwesties zijn geschikt om te onderwerpen aan de wil van de meerderheid, maar sommige juist bij uitstek. Bij welke vraag hecht u net zoveel waarde aan het antwoord van een willekeurig iemand op straat als dat van een hoogleraar die er het boek over heeft geschreven? Dit betekent niet dat de stem van een hoogleraar over andere kwesties zwaarder zou moeten wegen – het uitgangspunt moet immers altijd zijn dat niemand de waarheid in pacht heeft – maar geeft aan dat het een normatieve kwestie is waarover iedereen even kundig kan meebeslissen, los van in hoeverre diegene zich heeft beziggehouden met het onderwerp. Een onderwerp dat zich dus uitstekend zou lenen voor een vorm van directe democratie. De net afgelopen referenda die Nieuw-Zeeland heeft gehouden over een mogelijk nieuwe vlag zijn hier een goed voorbeeld van. Er wordt om een oordeel gevraagd, waarbij de noodzakelijkheid voor de stemmer om zichzelf te informeren geminimaliseerd is. Op deze manier zal het algemeen belang niet in het geding raken, omdat er geen sprake kan zijn van een kosten en baten afweging – dit zou namelijk uzelf informeren vereisen. De meerderheid kan dus niet baten aan zichzelf geven, ten koste van de minderheid. Dit betekent niet dat de mogelijke vragen niet belangrijk zijn (bent u voor of tegen de doodstraf?), maar wel dat niemand gevraagd wordt te oordelen over iets waar hij of zij niet het fijne van af weet c.q. de kosten en baten niet van kent.  

#GeenPeil
 
In hoeverre was het associatieverdrag met Oekraïne (een stevige 323 pagina’s zonder bijlagen) dus geschikt als onderwerp voor een vorm van directe democratie? De lakmoesproef: hecht u net zoveel waarde aan het oordeel van iemand die het wel gelezen heeft als dat van iemand die het niet gelezen heeft? De willekeurige voorbijganger en de hoogleraar? Het is duidelijk dat dit technische handelsverdrag allesbehalve een kwestie is waar iedereen even kundig over kan oordelen. De precieze gevolgen, haken en ogen, kosten en baten zijn voor de gemiddelde stemmer onoverzichtelijk. In tegenstelling tot het behandelen van een kwestie waarbij de noodzakelijkheid tot informeren geminimaliseerd is, is hier een beweging de andere kant op gemaakt. Het onderwerp vereist een enorme hoeveelheid verdieping voordat iemand een met redenen omkleed oordeel kan vellen. Bij de eerste kennismaking met directe democratie zijn we dus al de verkeerde weg ingeslagen.   Het associatieverdrag met Oekraïne is allesbehalve een normatieve kwestie die zich goed leent voor directe democratie. Het resultaat is dat het algemeen belang niet gediend en wellicht zelfs geschaad is door middel van dit referendum. Dit valt wellicht lastig te bepalen, maar wat wel vast staat is dat er in ieder geval bij dit referendum geen oog was voor het algemeen belang. Door dit onderwerp te kiezen voor een referendum hebben wij allen een grote verantwoordelijkheid op ons genomen, namelijk om ons goed te informeren. Ik betwijfel echter of dit ook heeft plaatsgevonden.  

Het associatieverdrag waar het referendum over ging is uiteindelijk ondergesneeuwd door de vraag ‘bent u voor of tegen Europa?’ Een binair voor of tegen Europa ophangen aan een referendum over een technisch handelsverdrag is echter niet iets waar men over kan redeneren. Op dat moment laat men zich leiden door emotie en passie. Maar: als passie regeert in plaats van rede zal een democratie ontaarden in een ochlocratie en zetten we de deur open voor de tirannie van de meerderheid.  

Mocht u dus in de nabije toekomst benaderd worden om een referendum over TTIP of CETA af te dwingen, denkt u nog eens goed na voordat u tekent, want er staat meer dan alleen een handelsverdrag op het spel.

Terug naar nieuwsoverzicht