Laten we het eens over de universiteit in het algemeen hebben.
Wat is een universiteit en wat behoort ze te doen? Ik vermoed dat de meeste
studenten die vraag ongeveer als volgt zullen beantwoorden: ‘Dat zijn de
hoogste onderwijsinstellingen in het land, die toegang geven tot de beste banen,
als men ze succesvol doorloopt.’ Hoe moet het onderwijs dat aan de
universiteiten wordt gegeven eruit zien? ‘Het moet afgestemd zijn op de
arbeidsmarkt’. Op de hele arbeidsmarkt, dus inclusief de markt voor
loodgieters, vrachtwagenchauffeurs en dergelijke? ‘Neen, alleen het academische
deel van de arbeidsmarkt.’ Maar wat is dat, het academische deel van de
arbeidsmarkt? Wat we in de praktijk zien is dat er steeds meer banen zijn, die
voorheen niet, maar nu wel door academici worden ingenomen. De vraag is hoe dit
feit moet worden geïnterpreteerd.
Hypothese 1. Wat je vaak hoort is dat dit noodzakelijk en
goed is, gezien de toenemende complexiteit van de wereld. Waar voorheen kon
worden volstaan met middelbaar opgeleide mensen, zijn nu hoger opgeleide mensen
nodig.
Hypothese 2. Andere interpretaties zijn echter mogelijk. Het
zou namelijk ook kunnen zijn dat er tegenwoordig een overschot is aan academici
en een kleiner of groter deel ervan dus in banen terechtkomt die onder hun
niveau zijn.
Hypothese 3. Of het zou kunnen zijn dat de academische
opleiding inmiddels zo is uitgehold dat de academici van tegenwoordig nog wel
in naam hoger opgeleid zijn, maar in werkelijkheid veeleer vergelijkbaar zijn
met de middelbaar opgeleiden van voorheen.
Hypothese 1 wordt vrij algemeen beleden door politici en
bestuurders in het hoger onderwijs. Geen wonder. Deze hypothese zegt in feite:
‘We doen het goed, hoera voor ons.’ Ik heb echter zo mijn twijfels. Is de
wereld echt zo veel complexer geworden? Onze economie heeft in plaats van een
industrieel meer en meer een dienstverlenend karakter gekregen. Zijn de banen
in de dienstverlenende sector nou gemiddeld ingewikkelder dan in de industrie?
Moet je er meer en moeilijker dingen voor weten en kunnen? Ik betwijfel het.
Een vriend van mij, partner geweest bij een van ’s lands grote advocatenkantoren,
beweert dat zelfs de advocatuur eigenlijk vrij eenvoudig werk is: ‘Een trucje
dat schandalig goed betaald wordt.’
Hoe komt het dan toch dat de universiteiten de laatste
decennia zo gegroeid zijn qua studentenaantallen? Is dat geen antwoord op de
maatschappelijke behoefte? Ik denk eerder dat het een gevolg is van de
politieke wens een zo groot mogelijk aantal mensen toegang te verlenen tot de
universiteit, ingegeven door ideologische overwegingen ‘Hoger onderwijs voor de
massa’s’ in combinatie met de wens van ieder individu toegang te krijgen tot de
beste banen.
Voor zover dit laatste het geval is, is de groei van de universiteiten
dus geen gevolg op de maatschappelijke behoefte, maar de oorzaak van een
overschot aan academici (hypothese 2). Gezien het feit dat de academische opleidingen tot de
duurste behoren is het een grote verspilling van belastinggeld. Aldus
geredeneerd, zou je naar prijzen, i.e. collegegelden, toe moeten die veel meer
de werkelijke kosten weerspiegelen van een opleiding, zodat de student zich van
te voren beter afvraagt of de kosten wel opwegen tegen de later te verwachten
baten in termen van salaris.
Ofschoon ik wel wat zie in hypothese 2, geloof ik toch niet
dat ze geheel en al verklaart wat er aan de hand is. Daarvoor hebben we ook
hypothese 3 nodig. Die raakt volgens mij de kern.
In het verleden was er natuurlijk sprake van een flinke
sociale bias in de studentenpopulatie
aan de universiteiten. Eigenlijk ging vrijwel alleen studeren wie tot de betere
standen hoorde. Het niveau aan de universiteit was derhalve ook vroeger niet
altijd even hoog. De terechte kritiek op de toenmalige toestand was dat jonge
mensen met meer talent dan de studenten, maar met de verkeerde sociale
achtergrond niet naar de universiteit konden. In plaats van dat men echter in
reactie op die kritiek beter is gaan selecteren, is men minder gaan selecteren.
Dat was de makkelijkste weg.
Dat heeft geleid tot de massa-universiteit. Waar critici in
feite uit waren op een verhoging van het peil door de bevordering van talent
uit alle lagen van de bevolking, heeft de massale toelating alleen maar geleid
tot een verlaging van het peil. Dit heeft de verdunning en verkorting van de
opleiding tot gevolg, noodzakelijk geworden omdat door de massificatie de
kosten ondraaglijk opliepen. (Verdunning: minder colleges in grotere groepen.
Verkorting: van zes naar vier jaar.)
Zit de maatschappij te wachten op de producten van deze
massa-universiteit? Dat is, zoals gezegd, maar de vraag. Zelfs als deze vraag
echter instemmend zou kunnen worden beantwoord, is er nog een probleem. En wat
mij betreft is dat een wezenlijk probleem.
De
massa-universiteit discrimineert namelijk. Wie dan? De beste studenten. Die
krijgen een opleiding die is aangepast aan de middelmaat en die dus ver onder
hun niveau is. Die krijgen een opleiding die is aangepast aan de
middelmaat en die dus ver onder hun niveau is. Dat is eeuwig zonde, niet alleen
voor hen, maar ook voor de maatschappij, die veel meer profijt van deze mensen
zou kunnen hebben als ze wat meer in hen zou investeren. (De meeste aandacht
van de docenten krijgen, paradoxaal genoeg, de studenten die tussen de vijf en
de zes in hangen.)
Veel van die talenten proberen er zelf wat aan te doen door
twee of zelfs drie studies te volgen. Maar zelfs drie op de middelmaat
afgestemde studies is toch niet hetzelfde als één geheel en al op hen
afgestemde studie, waarin ze intellectueel alles uit de kast moeten halen. In
Engeland hebben ze Oxford en Cambridge, in Frankrijk de Grandes Écoles, in de Verenigde Staten Harvard, Yale, Princeton en
nog zo wat topuniversiteiten. Waarom hebben wij zoiets niet? Al is het er maar
eentje…
Hebben we niet sinds enkele jaren het honours onderwijs? In
Leiden bestaat het Pre-University College, het Leiden University College, en
het Honours College. Elders in den lande zijn soortgelijke instituten
opgericht. Dat is dan toch in ieder geval voor de best and the brightest? Hmmm. Het is een beginnetje, dat wel. Maar
het wordt aan alle kanten bedreigd. Het aantal werkelijke aanmeldingen bij de
university colleges is over het algemeen niet groot, waardoor men maar
mondjesmaat kan selecteren. Het niveau in de klas is er daardoor ook niet
altijd even hoog. Ik heb aan diverse van deze colleges college gegeven. Mijn
beste ervaring was die aan ons eigen LUC. Elders – ik noem geen namen - was het
soms abominabel. En het Honours College in Leiden? Tja, dertig ec-puntjes. Da’s
niet bepaald veel. Daar
komt bij dat het rendementsdenken van de bestuurders de selectiecriteria
bijzonder onder druk heeft gezet: kwantiteit gaat boven kwaliteit bij hen.
‘Iedereen toptalent!’ Maar dat is natuurlijk onzin. Wie echt iets wil
doen voor het werkelijke toptalent, moet elk kwantitatief criterium uit zijn
hoofd zetten. Hij moet alleen selecteren wie het echt verdient en die studenten
moet hij colleges geven in de vorm van heel kleine groepen met heel veel
schriftelijk werk en Socratische dialoog. Alleen dan gebeurt er wat. Alleen dan
wordt werkelijk wat een universiteit eigenlijk is en behoort te zijn.