Inleiding
Tegenwoordig
wordt u van alle kanten verleid. Waar u vroeger nog kon ontsnappen aan reclames
door de televisie of radio uit te zetten, is dat in onze huidige
gedigitaliseerde samenleving een heel ander verhaal. ‘Weglopen’ van verleiding
kan bijna niet meer en dit kan problematisch zijn als verleidende promotie
omslaat in misleidende prijszetting. Meer dan de helft van de participanten uit
onze enquête ervaren Black Friday aanbiedingen als misleidend.[1] Niet al deze
aanbiedingen zijn echter in strijd met wet- en regelgeving. Dat is de reden
waarom handelaren nog volop gebruik maken van de mazen in de wet. De
Consumentenbond probeert deze aanbieders op de vingers te tikken door de
prijsmisleidingen te openbaren. Tegelijkertijd blijven er nog genoeg
voorbeelden over van misleidende praktijken die weliswaar niet verboden zijn
maar waar men wel degelijk vraagtekens bij zou kunnen zetten.[2] Hiermee wordt
duidelijk dat het begrip misleiding breed is. Waar ligt de grens?
Om tot
een afbakening te komen, beginnen we met een algemene introductie op het
concept misleiding. Vervolgens zullen we dit concept door middel van enkele
Black Friday voorbeelden toepassen op prijsmisleiding. Daarna schetsen we het
huidige juridisch kader om te verduidelijken welke praktijken wel en niet
toelaatbaar zijn. Tenslotte, pogen we inzicht te verkrijgen in welke vormen van
prijsmisleiding conform het huidige juridische kader nog wel geoorloofd zijn
maar wellicht in een te groot grijs gebied vallen. Op deze manier geven we
antwoord op de vraag in hoeverre aanvullende wet- en regelgeving nodig is om
prijsmisleiding tijdens Black Friday tegen te gaan.
Algemeen concept
Misleiding
zit in de biologische aard van al het leven op aarde: mens, dier en zelfs
plant.[3] Daarom kunnen we algemene uitspraken doen over het concept misleiding.
De formele taal van Francis Mechner helpt ons om het concept in te delen in
categorieën. Door verschillende vormen van misleiding te reduceren tot een
wiskundige functie, brengt hij iedere vorm van misleiding terug tot (een
combinatie van) misvatting, niet-waarneming, verkeerde voorspelling of
niet-voorspelling. Vervolgens valt misleiding op deze manier onder te verdelen
in zes verschillende categorieën:
- nadelig voor de misleide (in dit artikel zal dit de consument
betreffen) of niet;
- direct of indirect;
- door een levende executant van de misleiding of niet;
- intentioneel of niet (alleen in het geval van een levende executant);met een onmiddellijk of vertraagd gevolg.[4]
Deze indelingen zijn interessant bij het analyseren van de geoorloofdheid van
misleidende praktijken. De wet Oneerlijke handelspraktijken plaatst misleiding
namelijk in twee ontoelaatbare categorieën: (1) misleidende handelingen en (2)
misleidende omissies. Het is hierbij niet nodig dat de consument ook heeft
gehandeld naar aanleiding van de misleiding; alleen de mogelijkheid daartoe is
voldoende om misleiding vast te stellen. Nadeel voor de misleide speelt dus
geen rol. Maar de gevolgen van misleiding – in het licht van
consumentenbescherming – zijn daarentegen wel van belang. Een tweede
kanttekening bestaat uit het buiten beschouwing laten van normale
reclamepraktijken. Een viskraam die roept de lekkerste haring van Leiden te
verkopen, valt niet te vervolgen wegens een strafbare handeling.[5]
Een harde definitie van het concept misleiding vraagt om enige vorm van specificering. In
beginsel is het juridisch begrip – oneerlijke handelspraktijken, waarover later
meer – als vorm van misleiding van belang. De Consumentenbond dient zich
natuurlijk ook te beperken tot bestrijding van misleiding die binnen het
juridische kader valt.[6] Hiermee vallen bepaalde praktijken die niet stroken met
ons rechtsgevoel echter buiten de boot. Het ethische begrip misleiding lijkt
breder te zijn: wat in de reclamewereld ‘bij het vak hoort’, zoals het
voorbeeld van de lekkerste haring van Leiden, kan moreel onjuist zijn.[7]
Prijsmisleiding tijdens Black Friday?
Om een beter gevoel te krijgen van hoe dit abstracte concept
misleiding zich manifesteert in de praktijk, is het interessant om hiervan
enige voorbeelden te geven. Misleiding wordt vaak toegepast door aanbieders bij
het weergeven van de prijs van een product. Uit onderzoeken van de
Consumentenbond blijkt dat aanbieders dat ook maar al te graag doen, in het
bijzonder tijdens Black Friday.[8] Prijsmisleiding kent meerdere vormen, waarvan
sommige uitdrukkelijk zijn en sommige helemaal niet.
De van/voor-prijs
De meest beruchte manier is de van/voor-prijs waarbij de van-prijs in
feite nooit (of niet volgens de regels) is gehanteerd door de aanbieders.[9] Zo
heeft de Consumentenbond geconstateerd dat Otto.nl, die hardleers blijkt te
zijn, tijdens Black Friday in 2019 een espressomachine heeft aangeboden van
€488 voor €428. Zo werd een korting van 12% beloofd terwijl twee weken eerder
al dezelfde prijs werd aangeboden. Hetzelfde gold voor een bloeddrukmeter.[10]
Ook kan het als misleiding worden gezien wanneer aanbieders de
prijzen vlak voor Black Friday fors verhogen. Tijdens Black Friday klopt
weliswaar de van/voor-prijs, maar praktisch gezien gaat de consument er niet op
vooruit. In 2018 kwam MediaMarkt hiermee in het nieuws. Zij gaven toen enorme
kortingen maar de consument betaalde uiteindelijk meer voor de producten
tijdens Black Friday dan daarvoor het geval was.[11]
Wat op hetzelfde neerkomt, is het geval wanneer aanbieders de
van-prijs helemaal weglaten en alleen de na-prijs weergeven als een aanbieding.
Dat leidt er namelijk toe dat consumenten het idee krijgen dat ze flink kunnen
besparen. Wanneer dat feitelijk minder blijkt te zijn, is er sprake van prijsmisleiding.[12]
Veel aanbieders verweren zich door aan te geven dat het adviesprijzen betreffen en niet de zogeheten van-prijs. Als het echter om een adviesprijs
gaat, moet dat duidelijk worden vermeld. Deze adviesprijs mag voorts niet door
een aanbieder verzonnen worden.[13]
Het toepassen van prijspsychologieEen andere manier van prijsmisleiding is het toepassen van
prijspsychologie. Onder bepaalde voorwaarden is dit toegestaan en wordt er
enkel gesproken van ‘verleiding’ in plaats van ‘misleiding’.
Een vorm van prijspsychologie die door de Autoriteit Consument en
Markt is verboden, is het pretenderen dat een product schaars is. Consumenten
krijgen zo namelijk het idee dat het product gewild en voordelig is, terwijl
dit in de praktijk niet zo hoeft te zijn. De consument wordt in wezen onder
druk gezet en zal vaak een minder goede afweging maken bij het al dan niet
kopen van het product.
Verder maken aanbieders ook wel gebruik van ‘ankering’. Hierbij
worden duurdere producten bovenaan gezet opdat consumenten die als eerste te
zien krijgen en er zo een ‘ankerpunt’ vormt. De volgende producten worden
namelijk onbewust hiermee vergeleken en ogen meer als een koopje. Een
voorwaarde om dit te laten slagen, is wel dat zowel het duurdere product als
het goedkope product in één oogopslag te zien zijn.[14]
Ook kleine dingen, zoals het weglaten van het valutateken,
duizendtallen weergeven zonder een punt, of een rode kleur gebruiken voor het
weergeven van de prijs, kunnen de consument al misleiden.[15]
Prijzen exclusief bijkomende kosten
Een andere manier waarop consumenten worden misleid, is het weglaten
van de btw of andere bijkomende kosten bij het vermelden van de prijs.
Bijkomende kosten zijn in principe alle kosten die niet in de aankoopprijs
zitten maar die uiteindelijk wel in rekening worden gebracht bij de consument.
Andere voorbeelden hiervan zijn de administratie-, verzend- of servicekosten.
Al deze kosten moeten volgens de wettelijke regels duidelijk worden vermeld.
Enkel een bepaling in de algemene voorwaarden opnemen, is dus niet voldoende.
Wanneer deze niet worden vermeld hoeven consumenten die ook niet te betalen en
hebben ze het recht om die betaling bij de aanbieder terug te vragen.[16] Deze
vorm van prijsmisleiding kan echter nog grotere consequenties hebben voor de
aanbieder. Zo heeft Belvilla in 2018 een boete gekregen voor het misleiden van
consumenten over de onvermijdbare kosten.[17] Volgens het ACM moet dus bij het
eerste moment dat het product voor een bepaalde prijs wordt aangeboden de prijs
duidelijk zijn. Er mogen niet later toch onverwachte kosten opduiken. Zo wordt
beoogd te voorkomen dat consumenten gelokt worden door een lagere prijs dan
waar daadwerkelijk sprake van is.
Van een soortgelijke misleiding als hiervoor is er sprake als niet duidelijk wordt aangegeven onder welke voorwaarden de prijs geldt. Duidelijk
moet zijn wanneer, hoelang en onder welke omstandigheden de aanbieding geldt.[18]
Vage prijsvergelijkingenVerder kunnen aanbieders ook gebruik maken van vage
prijsvergelijkingen om de consument te misleiden. Een prijsvergelijking is
misleidend wanneer het niet een vergelijking met hetzelfde product van een
andere aanbieder betreft, niet duidelijk maakt hoe het prijsvoordeel is
berekend of niet duidelijk maakt hoeveel andere aanbieders hebben bijgedragen
en welke dit dan zijn. Een prijsvergelijking op zich is dus niet misleidend
mits deze gegrond en duidelijk is.[19]
‘Price-matching refunds’
Ook bestaat het fenomeen ‘price-matching refunds’ hetgeen inhoudt dat
de consument die het product elders goedkoper weet te vinden het prijsverschil
van de aanbieder terugkrijgt. Zo wordt dus de laagste prijs gegarandeerd. Dit
kan echter een misleidend effect hebben wanneer het niet daadwerkelijk de
laagste prijs is. Onderzoek toont namelijk aan dat consumenten er hierdoor
automatisch vanuit gaan dat ze een goede deal hebben. Voorts zal men, met deze
gedachte, niet snel meer verder zoeken naar goedkopere alternatieven. Een
voorwaarde voor het kwalificeren van deze methode als misleiding is wel dat er
hoge kosten zijn verbonden aan het zoeken naar goedkopere alternatieven.[20]
Deze voorbeelden betreffen slechts een kleine greep uit vormen van
misleiding dan wel verleiding. Er valt in dit opzicht nog veel meer te
verkennen, zoals het fenomeen ‘kleinere verpakking, dezelfde prijs’. Voor de
focus van dit artikel geven deze voorbeelden echter wel voldoende inzicht en
blijk van een enorm speelveld tussen aanbieders en consumenten inzake het
aanbod van producten.
Oneerlijke handelspraktijk?
Deze voorbeelden laten zien dat ondernemers ook misbruik kunnen maken
van het vertrouwen en de goedgelovigheid van consumenten. Om de consument
hiertegen te beschermen bestaan er regels die beogen weerstand te bieden tegen
dergelijke praktijken van professionele partijen. De consument is namelijk over
het algemeen de ‘zwakkere partij’ met betrekking tot het sluiten van
overeenkomsten, ondernemers beschikken ook wel over een ‘informatievoorsprong’.
De wet die met het oog op deze problematiek van belang is, is de wet
Oneerlijke handelspraktijken. Misleidende praktijken, zoals tijdens Black
Friday, dienen gesanctioneerd te worden en de ACM ziet toe op de naleving van
deze regels. Wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk kan de
consument aanspraak maken op de regelingen uit deze wet en heeft recht op
vernietiging van de overeenkomst. Om optimale bescherming te kunnen bieden,
wordt het begrip ‘oneerlijke handelspraktijk’, genoemd in artikel 6:193
b BW,
zeer breed uitgelegd. Daarom vallen alle handelingen die verband houden met de
promotie en verkoop van producten onder deze definitie.[21] Bij prijsmisleiding
gaat het voornamelijk om het beïnvloeden van het koopgedrag van een consument.
Beïnvloeding op zich is toegestaan. Alleen wanneer het effect (het gevolg van
de misleiding) op de wilsvorming van een consument wordt bewerkstelligd op een
ongeoorloofde manier, is er sprake van een onrechtmatige daad conform artikel
6:193
b lid 1 BW.
Om op grond van deze regeling een overeenkomst te kunnen vernietigen, moet sprake zijn van een oneerlijke handelspraktijk waardoor de consument is
overgegaan tot het sluiten van de overeenkomst. De wet geeft een aantal
aanknopingspunten voor wat een oneerlijke handelspraktijk precies inhoudt. Een
handelspraktijk is oneerlijk als deze misleidend is en leidt tot een besluit
over een overeenkomst die de consument anders niet zou hebben genomen. Het gaat
dus voornamelijk om informatie die voor de consument zeer belangrijk is en vaak
zelfs doorslaggevend bij het aangaan van een overeenkomst. De prijs van een
product valt natuurlijk in deze categorie. Verder bestaat er ook een ‘zwarte
lijst’ van handelingen die zonder meer als oneerlijk worden beschouwd in
artikel 6:193
g BW.
Of iets een oneerlijke handelspraktijk is, zoals bedoeld in de eerste
voorwaarde, wordt bezien aan de hand van de vraag wat de impact is van de
veronderstelde praktijk op de ‘gemiddelde consument’. Deze ‘gemiddelde
consument’ is in de regel de gemiddeld geïnformeerde consument. Bovendien
verdient de desbetreffende doelgroep van de handelaar met betrekking tot zijn
handelspraktijk enige aandacht. Als uitgangspunt wordt namelijk een gemiddeld
lid van die specifieke doelgroep genomen. Wanneer voorzienbaar is dat een
bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld kinderen, vatbaarder is voor het gebruik van
de veronderstelde praktijken, kan eerder sprake zijn van een oneerlijke
handelspraktijk.[22]
Om de remedie vernietiging te kunnen inroepen, moet een oneerlijke
handelspraktijk –prijsmisleiding – dus een onredelijke (potentiële) impact op
het economisch gedrag van de consument hebben.[23] Er is geen sprake van een
oneerlijke handelspraktijk als de consument ook met juiste informatie de
overeenkomst had gesloten. Het ligt dus op de weg van de consument om aan te
tonen dat hij door de handelspraktijk een ander besluit genomen heeft.
De bescherming van de consument aangaande deze problematiek lijkt hoog. Naast de bestuursrechtelijke handhaving van de wet wordt de
sanctiebevoegdheid van artikel 6:193
j ambtshalve toegepast door de Nederlandse
rechter. Bovendien wordt de bewijslastverdeling tussen handelaar en consument
voor de consument als gunstig gezien.
Toch is prijsmisleiding nog steeds een feit. Lang niet alle eerder
genoemde vormen van misleiding vallen namelijk onder het wettelijke begrip. Dit
roept vragen op wanneer men uitgaat van de veronderstelling dat de consument de
‘zwakkere partij’ is. De omvang van dit ‘grijze gebied’ en de vraag naar de
wenselijkheid ervan behoeft daarom nadere analyse.
Het grijze gebied: te groot?Adviesprijzen te veel ruimteHet weergeven van hogere adviesprijs blijkt een van de meest
gebruikte methoden om de consument het idee te geven dat deze een buitengewoon
gunstige deal heeft gevonden. Als een van de grondbeginselen van onze
rechtsstaat dienen regelgeving en de wet helder en duidelijk te zijn. Het
bestaan van een grijs gebied in de regelgeving botst met dit beginsel. Naast
het feit dat onduidelijke regelgeving in beginsel altijd onwenselijk is, is dit
met name het geval bij bepalingen die burgers beogen te beschermen.
Op het moment is de regelgeving omtrent de adviesprijzen nog niet heel uitgebreid, en nog belangrijker, tevens niet duidelijk. Verkopers mogen de
adviesprijzen niet zelf verzinnen en ze moeten aangeven dat het gaat om een
adviesprijs, maar aangezien het beschermen van de consument tegen prijsmisleiding
een dusdanig essentiële taak is, bieden deze regels geen toereikende
bescherming.
Ferry Ploeg, prijsanalist bij de consumentenbond, stelt dat het
grijze gebied inzake de adviesprijzen te groot is. Hij pleit daarom voor
duidelijkere regels. Het gebrek hieraan zorgt er namelijk voor dat consumenten
op Black Friday vaak slechter uit zijn dan men ze doet geloven. In sommige
gevallen zelfs slechter dan in de periode voor Black Friday. Door het opstellen
van duidelijke en toegankelijke regels kan er beter toezicht worden gehouden op
de naleving van deze regels en kunnen veel gevallen van discutabele
prijsmisleiding voorkomen worden. De consumentenbescherming wordt hiermee
vergroot.
Belang prijsmisleiding moderne economie
Naast dat het grijze gebied omtrent adviesprijzen te groot is, iets
wat voor problemen zorgt tijdens Black Friday, zijn er ook andere aspecten van
prijsmisleiding die een duidelijker juridisch kader behoeven. De conclusie van
Ploeg is dat voor de meeste vormen van prijsmisleiding een zekere mate van
speling in het grijze gebied toelaatbaar moet blijven. De gedachte hierachter
is dat prijsvorming een spel tussen verkoper en koper moet blijven en dat deze
andere voorstelling van zaken op de lange termijn cruciaal is om van
marktvoordeel te kunnen spreken en producenten te stimuleren.
Prijsvorming dient als een zeker spel tussen consument en verkoper
gezien te worden en daar moet ruimte voor worden gelaten.[24] De verkoper is in
dat geval nog steeds gebonden aan bepaalde morele voorwaarden, maar deze ruimte
moet volgens Ploeg niet ook nog eens juridisch verder worden beperkt. Het is in
zekere mate ook aan de consument zelf om zich ervoor te behoeden dat hij geen
slachtoffer wordt van prijsmisleiding.
Een toename van regels kan daarnaast voor een klimaat zorgen waarbij
producenten op de lange termijn minder snel innoveren en toetreden tot de
markt.[25] De winst die bedrijven maken, ook door de prijsmisleiding in het
grijze gebied op te zoeken, is een prikkel voor nieuwe bedrijven om toe te
treden tot de markt. Niet méér maar eerder meer
heldere en toegankelijke regels
zijn van belang voor de mededinging. Het grijze gebied omtrent prijsmisleiding
dient daarmee een belang binnen de moderne economie en moet, afgezien van de
adviesprijzen, niet worden ingeperkt maar eerder worden verduidelijkt.
Conclusie
Ten aanzien van het hanteren van adviesprijzen zijn de regels
momenteel te ruim. Er valt teveel in het ‘grijze gebied’ en te weinig is
simpelweg zwart of wit. De regels dienen daarom, zeker met de komst van
fenomenen zoals Black Friday, verduidelijkt te worden. Tijdens dit soort
‘promotiecampagnedagen’ wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van misleiding.
Wat betreft andere aspecten van prijsmisleiding of misleiding zouden
wij stellen dat dit onderdeel is geworden van de samenleving en verandering
niet per se op zijn plaats is. Het aanprijzen van producten en dingen mooier
proberen te maken dan deze in werkelijkheid zijn, is inherent aan de natuur.
Bovendien is ons economisch systeem gebaseerd op een consumptiemaatschappij
waar wij tegenwoordig allemaal in leven. De meeste mensen zijn zich dan ook
bewust van het feit dat ze op de markt kunnen worden misleid. Er bestaat een
eeuwig spelletje tussen consumenten en aanbieders van producten. Of dit
helemaal eerlijk moet worden gespeeld is een vraag met verschillende
antwoorden. Met betrekking tot Black Friday kan meer duidelijkheid omtrent het
goochelen met adviesprijzen echter zeker geen kwaad. Over andere vormen van
misleiding is debat nog mogelijk. Nieuwe regelgeving is vaak een reactie op de
ingenieuze manieren die men verzint om het huidige juridische kader te
omzeilen.
Wij zouden dus aan alle bedrijven op Black
Friday willen meegeven: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.
Aan deze bijdrage hebben meegewerkt: Benjamin Collee, Ewout van Waasbergen, Fatmagül Serim, Laura Bredschneijder & Meike
van der Heide. Zij volgden het vak ‘Ethical and Legal Issues in Pricing
Management’ dat door prof. dr. Jean-Pierre van der Rest voor het Honours
College Law van de Universiteit Leiden werd verzorgd.1. Wij vroegen hun mening over de volgende stellingen: (1) ‘Veel aanbiedingen op Black Friday zijn misleidend; (2) De prijskortingen zijn
fantasieaanbiedingen; (3) Er wordt met "van-voor" prijzen gestunt,
waardoor klanten denken een goede deal te krijgen, terwijl in werkelijkheid de
korting aanzienlijk lager is, of zelfs helemaal niet bestaand; en (4) Het zijn
nepaanbiedingen met “van-prijzen” die niet kloppen’.
2. Wasmiddel wat even duur bleef maar in volume afnam.
3. F. Mechner, ‘Anatomy of deception: A behavioral contingency
analysis’,
Behavioural Processes (84) 2010, afl. 1, p. 516-520, hier p.
516.
4. Mechner 2010, p. 519.
5. Consumentenautoriteit, ‘De Wet oneerlijke handelspraktijken
toegelicht’, acm.nl 23 oktober 2008, p. 8-14.
6. Interview met onderzoeker Consumentenbond.
7. J. Van Gerwen, J. Verstraeten & L. Van Liederkerke,
Business
en ethiek: spelregels voor ethisch ondernemen, Amsterdam: LannooCampus
2007, p. 87.
8. J. Donat, ‘Webwinkels misleiden nog steeds met nepaanbiedingen’,
consumentenbond.nl 25 november 2019.
9. M. Hogenboom, ‘Pas op met prijsmisleiding’, thuiswinkel.org 19
augustus 2020.
10. F. Ploeg, ‘Black Friday: Ontdek top- en nepdeals’,
community.consumentenbond.nl 25 november 2019.
11. ‘Btw-actie MediaMarkt: consumenten voelen zich misleid’,
radar.avrotros.nl 26 januari 2018.
12. D. Grewal & L.D. Compeau, ‘Comparative Price Advertising:
Informative of Deceptive?,
J. Pub. Pol’y. & Marketing (11) 1992,
afl. 1, p. 52-62.
13. J. Donat, ‘Webwinkels misleiden nog steeds met nepaanbiedingen’,
consumentenbond.nl 25 november 2019.
14. M. Ebbekink, ‘Benut het ankereffect voor een hogere orderwaarde
in je webshop’, frankwatching.com 8 januari 2014.
15. M. Hogenboom, ‘Prijspsychologie voor webshops: Ankereffect,
kleurgebruik en focuspunt’, thuiswinkel.org 11 oktober 2019.
16. ‘Bijkomende kosten vermelden’, acm.nl.
17. ‘Boete voor Belvilla voor misleidende prijsvermelding’, acm.nl,
17 januari 2018.
18. ‘Prijzen vermelden’, acm.nl.
19. J. Overdijk, ‘Oneerlijke handelspraktijken: Onder welke
omstandigheden mag je productprijzen vergelijken?’, vantill.nl 29 maart 2018.
20. J. Srivastava & N.H. Lurie, ‘A Consumer Perspective on
Price-Matching Refund Policies: Effect on Price Perceptions and Search
Behavior’,
J. Consumer Res. (28) 2001, afl. 2, p. 296-307.
21. B.B. Duivenvoorde, ‘Oneerlijke handelspraktijken’,
TvC
2016, afl. 1, p. 16-23, hier p. 18.
22. Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van
ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van
Richtlijn 84/450/EEG, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG en van
Verordening (EG) nr. 2006/2004 (
PbEU 2005, L 149/22).
23. C.M.D.S. Pavillon & L.B.A. Tigelaar, ‘Vernietiging van de
overeenkomst bij een oneerlijke handelspraktijk; een hanteerbare sanctie?’,
Contracteren
2018, afl. 3, p. 71-79, hier p. 75.
24. Van Gerwen, Verstraeten & Van Liederkerke 2006, p. 87.
25. Van Gerwen, Verstraeten & Van Liederkerke 2006, p. 79.