Recentelijk zag ik de film Killing Fields uit 1984, die als onderwerp heeft de —waar
gebeurde— belevenissen van een Amerikaanse en inheemse journalist ten tijde van
en na de machtsgreep van de Rode Khmer is Cambodja. Volgens het British Film
Institute behoort het tot de honderd beste Britse films van de twintigste eeuw.
Alle kritieken die ik gelezen heb zijn buitengewoon lovend. De film wordt alom de
hemel in geprezen als een voortreffelijke ‘anti-oorlogfilm’. Zoals wel vaker,
ben ik ook in dezen een geheel andere mening toegedaan. Hoewel goed geacteerd
en mooi gefilmd, is Killing Fields een slechte film. Waarom? Omdat de
kijker uitsluitend wordt getrakteerd op beelden over de verschrikkelijke daden
van het regime van de Rode Khmer (1975-1979), maar er in alle talen wordt
gezwegen over de oorzaken van die verschrikkelijke daden.
We zien
shots waarin de stadsbevolking naar het platteland wordt gedreven om daar, in
identieke kleren, te werk te worden gesteld. We zien dat ze daar een uiterst
Spartaans leven leiden en onderworpen zijn aan de tirannieke willekeur van de
veelal extreem jonge —tieners— Rode Khmer-strijders. We zien dat mensen worden
gedood omdat ze opgeleid zijn en/of vreemde talen spreken. En we zien een killing
field: een van de vele velden bezaaid met duizenden en duizenden skeletten,
die het resultaat waren van het feit dat het regime er mensen en masse liet
executeren en wegrotten. In het totaal was het regime verantwoordelijk voor de
dood van ongeveer één derde van de eigen Cambodjaanse bevolking, zo’n twee
miljoen mensen.
Het is
allemaal te erg voor woorden natuurlijk. De vraag die onmiddellijk in je opkomt
als je de film ziet, is: waarom doen mensen in Godsnaam andere mensen —hun
eigen landgenoten nota bene— zoiets aan? Alles wat wij mensen doen, ook alle
misdaden die worden begaan, zijn immers ingegeven door een gedachte, een idee,
een doel, een ideaal, een reden. De film zwijgt daarover echter als het graf.
Zelf niet één woord wordt eraan gewijd. En daarom is het een slechte film.
Wat was het ideaal dat aanzette tot
deze daden en ze moest rechtvaardigen? De Rode Khmer heette niet voor niets
rood. Het waren communisten. Hun doel was, in navolging van de communistische
leider van China, Mao-ze-Dong, het land om te vormen tot een
agrarisch-socialistische heilstaat. En dat is precies wat ze hebben getracht te
doen, nadat ze in 1975 aan de macht waren gekomen. De terreur, de totalitaire
onderdrukking was dus een direct gevolg van de communistische ideologie. Dat is
wat je krijgt als je de communistische idealen probeert te verwerkelijken. Dat
is althans wat ik denk.
De maker van de film denkt er
duidelijk anders over. Dat valt op te maken uit het algehele stilzwijgen over
het communisme in de film. En uit het feit dat aan het einde ervan, terwijl de
twee hoofdpersonen elkaar omarmen, omdat ze elkaar na veel treurnis hervonden
hebben en het dus eind goed al goed is, de kijker John Lennons fameuze lied
‘Imagine’ te horen krijgt —een lyrische ode aan het communisme. Het
bevat onder andere de strofe: 'Imagine no possessions, I wonder if you can, No
need for greed or hunger, A brotherhood of man.' Dat was mijn inziens precies wat de
Rode Khmer ook wilden en in de praktijk hebben proberen te brengen. De maker
van de film wil de kijker echter laten weten dat het regime niets te maken had
met het communisme. Het was een aberratie, ingegeven door wat dan ook, maar
zeker niet het gevolg van die ideologie.
Ik ken deze reflex maar al te goed.
Nog vlak voor de Val van de Muur (november 1989) en het einde van de
Sovjet-Unie (december 1991) waren er in het Westen vele sympathisanten van het
communisme. Allemaal mensen die het communisme zagen als het antwoord op onze
problemen. Hoe dat dat nou? Inmiddels was toch al vele jaren duidelijk geworden
hoe onmenselijk en moorddadig het communisme is, zodra men het in de praktijk
tracht te brengen? Alleen al zeventig miljoen doden in China en dertig miljoen
in de Sovjet-Unie. Dat zegt toch genoeg? Nee dus. Ondanks deze gruwelijke
feiten, slaagden velen erin desniettemin in het communisme te blijven geloven.
Steeds door dezelfde mentale operatie. Toen het niet langer mogelijk was de
miljoenen moorden te ontkennen, viel men steevast terug op het argument dat het
‘reëel bestaand socialisme/communisme’ niets te maken had met het echte
communisme. Het eerste zou het gevolg zijn van domheid en/of slechtheid en
zeker niet het noodzakelijke gevolg in de praktijk van een wereldvreemde
ideologie. Neen, het ‘echte’ communisme/socialisme was nog nooit in de praktijk
gebracht. Zei men dan.
Na de Val van de Muur en de
ineenstorting van de Sovjet-Unie raakte het socialisme/communisme uit de mode.
Velen van ons dachten dat de ideologie nu voorgoed was beland op de vuilnishoop
van de geschiedenis. Maar dat was te snel geconcludeerd. In werkelijkheid is ze
slechts in winterslaap gegaan. En nu zien we overal in het Westen een
hernieuwde belangstelling en een hernieuwd geloof opkomen. En al deze neofieten
zeggen weer exact hetzelfde: ‘Neen, het voorheen “reëel- bestaande socialisme”
heeft niets te maken met het echte socialisme, waar ik een voorstander van ben.
De idealen zijn vroeger slecht uitgevoerd. Maar het kan ook anders en beter’.
Je vraagt je af wat de reactie zou zijn als iemand zoiets van het fascisme zou
zeggen: ‘Neen, het Derde Rijk is geen goede toepassing van de fascistische
ideeën. Maar het echte fascisme, dat is wel degelijk nastrevenswaardig’.
Wat zeker niet helpt is dat de
belangstelling voor en dus ook de kennis van wat er destijds in China, Rusland
en vele andere landen is gebeurt, inmiddels is gedaald tot vrijwel nul. Het
‘reëel bestaande socialisme’ van voor 1990 is terra incognita geworden.
Wie kent nog Alexander Solschenitzyn? Wie heeft nog zijn magistrale Goelagachipel-trilogie
gelezen? Wie heeft er nog gehoord van Wassili Grossman en heeft zijn
meesterwerk Leven en Lot gelezen? Dit laatste boek is extra interessant,
omdat het haarfijn en uit eigen ervaring de frapperende gelijkenis beschrijft
tussen de Sovjetunie en het Derde Rijk…
Dat laatste is een punt van groot
belang. Niet alleen Grossman heeft op de deze gelijkenis gewezen. Vele anderen
hebben dat ook gedaan. Op grond van die gelijkenis is zelfs een nieuw woord
gemunt: het totalitarisme. Het is met name het klassieke werk van Hannah Arendt
geweest, getiteld The Origins of Totalitarianism (1e editie
1951), dat dit nieuwe woord op de kaart heeft gezet en daarmee ook het
achterliggende idee dat het nazisme/fascisme enerzijds en het
socialisme/communisme anderzijds in hun praktische uitwerking als twee druppels
water op elkaar lijken. Sympathisanten van het socialisme/communisme hebben het
begrip totalitarisme echter altijd afgewezen.
Dat had theoretisch niet gehoeven. Wie
meent dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen het ‘echte’ en het ‘reëel
bestaande socialisme’, kan in principe goed accepteren dat het ‘reëel bestaande
socialisme’ op het fascisme lijkt. Maar kennelijk ging dat toch te ver. Het
‘reëel bestaande socialisme’ was dan wel niet perfect in de ogen van deze mensen,
maar zo erg als het fascisme is het zeker niet geweest. Wie ze wel over één kam
scheert, zoals Arendt cum suis, ‘demoniseert’ de Sovjetunie, de DDR etc.
Zo zei
en zegt men.
Wie heeft er nou gelijk? Ik heb
heel wat boeken gelezen zowel over het ene systeem als over het andere en doe
dat nog altijd. Gewoon omdat mij al sedert veertig jaar de vraag bezighoudt hoe
een staat zo kan ontaarden dat hij verandert in een monster en zijn eigen
burgers opvreet. Op dit moment lees ik de memoires van Erich Loest, Durch
die Erde Ein Riβ, Mitteldeutscher Verlag 2016 (1990), die zowel nazi als
communist is geweest. Erg leerzaam.
Mijn conclusie is dat Arendt c.s.
gelijk hebben. De twee systemen lijken in de praktische uitwerking op elkaar
als een eeneiige tweeling. Hieruit volgt een verrassende conclusie, die van
enig belang is: iedereen die nog altijd gelooft in het socialisme/communisme,
omdat hij zich wijs maakt dat de praktijk tot nog toe niets met de theorie te
maken had en probeert alsnog het ‘echte socialisme/communisme te
verwerkelijken, helpt dus zonder het te beseffen mee aan het optuigen van een
systeem dat grote gelijkenissen zal vertonen met het Derde Rijk.
Daarom heb ik een suggestie. Ik zou
willen dat de terechte aandacht die het Derde Rijk krijgt en de terechte
herdenking van de vele moorden die door de nazi’s/fascisten zijn gepleegd,
wordt aangevuld met een soortgelijke herdenking van de communistische
onderdrukking en de door de communistische regimes gepleegde gruweldaden.
Liefst tegelijkertijd, onder het motto ‘Nooit meer totalitarisme’. Dat is van
groot belang, want alleen wie begrijpt dat beide systemen verwerpelijk
zijn en een afglijden in beide richtingen koste wat het kost moeten
worden vermeden, heeft een moreel kompas dat scherp genoeg is om de juiste
richting te vinden tussen deze Skylla en die Charibdis. Wie alleen maar hoort
hoe verschrikkelijk het fascisme/nazisme is en over het communisme/socialisme
niets —of erger nog— alleen maar goede dingen, is ziende blind voor een groot
gevaar.
Ik vermoed zomaar dat mijn
suggestie niet zal worden nagevolgd. Waarom? Omdat te veel mensen toch
onderhuids sympathie hebben voor het socialisme/communisme, hoeveel ellende het
ook in het verleden heeft aangericht. Het onderliggende idee is in hun ogen namelijk
nobel en goed. Het staat voor gelijkheid, net als het heersende liberalisme.
Maar het neemt het ideaal van de gelijkheid nog veel serieuzer dan het
liberalisme. Het is dus, zo gezien, een betere, principiëlere versie van het
liberalisme. Vandaar de sympathie. Wie voor gelijkheid is, kan toch niet slecht
genoemd worden? In ieder geval niet zoals de fascisten/nazi’s, die voor
ongelijkheid waren.
Hier doemt een interessante vraag
op. Als gelijkheid iets goeds is, is dan meer gelijkheid beter? En is absolute
gelijkheid het beste? En omgekeerd: als de ongelijkheid die door het fascisme/nazisme
werd gepropageerd, namelijk die tussen de rassen, verwerpelijk is, betekent dat
dan dat alle andere vormen van ongelijkheid ook verwerpelijk zijn? Met andere
woorden: is gelijkheid in alle varianten per definitie goed en ongelijkheid in
alle varianten per definitie slecht? Of zijn er in tegendeel varianten van de
gelijkheid die slecht zijn en varianten van de ongelijkheid die goed zijn? Het
is een vraag die ons in de komende jaren nog sterk zal bezighouden.