De franchise slaat terug: over de hoognodige bescherming van de franchisenemer

Geschreven door Jurian Bos op 10-10-2019

Midden tijdens de hittegolf die Nederland deze zomer enkele dagen in zijn greep hield, volgde een wat onderbelicht bericht vanuit het kabinet. Staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat maakte samen met minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming bekend een wetsvoorstel naar de Raad van State te hebben gestuurd.(1) Dit bewuste voorstel ziet toe op het regelen van de franchiseovereenkomst in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en wordt daarom al aangeduid als de franchisewet. De roep voor dergelijke wetgeving is vanuit de kant van de franchisenemers zeer groot, des te meer omdat franchisegevers al aan het anticiperen zijn op strengere regelgeving door bestaande overeenkomsten nog verder in hun voordeel aan te passen.(2) Franchisenemers zijn vaak de dupe van niet waargemaakte onderlinge afspraken door de machtige miljardenbedrijven die hen tevens door steeds striktere regelgeving in een onzichtbare wurggreep houden. Een tekenend voorbeeld is de situatie bij Domino’s Pizza, waar de franchisenemers onlangs opnieuw massaal in opstand zijn gekomen tegen nieuwe eisen vanuit het hoofdbedrijf.(3) In een rechtszaak waarin bijna zeventig filialen partij waren werd een grote overwinning geboekt door de franchisenemers.(4) Deze recente ontwikkelingen zijn naar alle waarschijnlijkheid een inleiding tot het structureel veranderen van de ongelijke machtsverhouding tussen beide partijen, waar laatstgenoemde zaak ondanks de overwinning het belang nogmaals van onderstreept.

De zaak Domino’s

De situatie bij Domino’s heeft iets weg van de stripverhalen van Asterix en Obelix. Waar in andere rechtszaken franchisenemers de afgelopen jaren consistent het onderspit delfden, bleef Domino’s moedig weerstand bieden. En met succes. Eerder dit jaar oordeelde de rechter al dat Domino’s niet gerechtigd was eenzijdig het afzetgebied van franchisenemers te verkleinen bij verlenging van hun contract. De pizzagigant is tegen deze uitspraak in beroep gegaan, maar de eerste slag is overduidelijk gewonnen door de tientallen middenstanders die zich voor dit gezamenlijke doel hebben verenigd.

In deze specifieke zaak draaide het om de eis vanuit Domino’s om alle franchisefilialen voortaan ook tijdens de lunch te openen.(5) Dit leidde tot veel weerstand, meerdere filiaalhouders verklaarden fikse verliezen - voor eigen rekening - te gaan draaien wanneer dit plan in werking zou treden. ‘In Bergen op Zoom eten ze geen pizza voor de lunch,’ verklaarde een franchisenemer desgevraagd tegenover de Volkskrant.(6) ‘Dan zet je drie man personeel in om drie pizza’s te verkopen.’ Van de tachtig bestaande franchisefilialen in Nederland verenigden negenenzestig zich in de strijd tegen het hoofdkantoor. Hun eis? De stoomwals die Domino’s heet (voorlopig) tot stilstand brengen.

De vordering die werd voorgelegd bestond uit drie delen, dit omdat er drie verschillende franchiseovereenkomsten bestaan. De laatste overeenkomst dateert uit eind 2016, waarin daadwerkelijk is vastgelegd dat de franchisenemers maandag tot en met vrijdag van 11.30 uur tot 22.00 uur en zaterdag tot en met zondag van 13.00 uur tot 22.00 geopend dienen te zijn. In eerder getekende overeenkomsten stond dit niet vermeld. De eerste twee delen van de vordering bestonden dan ook uit de eis om een verklaring voor recht te ontvangen dat franchisenemers die vóór 2014 of tussen 2014 en 2016 een overeenkomst hebben getekend niet verplicht zijn hun vestiging eerder dan 16.00 te openen. Subsidiair hieraan eisten de partijen ook een verklaring voor recht dat Domino’s hen niet kan verplichten om de filialen voor 16.00 te openen, of deze verplichting op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten toepassing te verklaren, indien en voor zover deze verplichting tot gevolg heeft dat franchisenemers in de periode tot 16.00 uur een negatief resultaat realiseren. Het derde deel van de vordering was in vorm hetzelfde, alleen zag die toe op de filialen die wél de gewijzigde franchiseovereenkomst uit eind 2016 getekend hebben, wat de eis iets minder realistisch maakte dan de overige twee.

De rechtbank bespreekt alle drie de overeenkomsten afzonderlijk.(7) Ze concludeert al vrij snel dat de franchiseovereenkomsten voor 2014 van afspraken in het kader van de verkoop van avondmaaltijden uitgaan. In dat kader konden de openingstijden uiteraard worden aangepast, maar men hoefde er niet vanuit te gaan dat middagopeningen hieronder vielen. Voor de overeenkomsten gesloten tussen 2014 en 2016 geldt hetzelfde. Ook al moesten de franchisenemers uit de bij deze overeenkomst toegevoegde zinsnede ‘bij aanvang’ opmaken dat de tijden aan wijziging onderhevig konden zijn, hadden zij naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven begrijpen dat hieronder ook eventuele lunchopeningen vielen. Uiteindelijk volgt dan ook een verklaring voor recht dat in beide gevallen franchisenemers niet verplicht zijn hun vestigingen voor 16.00 te openen. Dit is een belangrijke stap in de bescherming van franchisenemers; als zij niet expliciet getekend hebben voor openingstijden die aan wijziging onderhevig zijn kan de franchisegever hier dus niet plots substantieel van afwijken.

Voor de franchisenemers die de overeenkomst na 1 november 2016 hebben getekend - en dus in eerste instantie hebben ingestemd met lunchopeningen – is de situatie gecompliceerder. Zij hebben bewust getekend voor deze aangepaste openingstijden en het uitgangspunt van het overeenkomstenrecht is dat zij daar dus ook aan gebonden zijn. Voor een algemene uitzondering is geen wettelijke grondslag, het enige artikel dat hen zou kunnen beschermen is 6:248 BW. In lid 2 van dat bewuste artikel wordt namelijk de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid uiteengezet: ‘’een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.’’ Toepassing van dit artikel vergt volgens de rechtbank een afweging van alle betrokken belangen bij het individuele geval. Vestigingen verschillen immers in aantal werknemers, gemiddelde omzet, en locatie. Ook dient het moment van ondertekening van de franchiseovereenkomst en de vraag of sprake is van een nieuwe franchiseovereenkomst of de verlenging van een eerdere franchise meegenomen te worden. De rechtbank weigert dan ook een algemene verklaring voor recht te verstrekken, omdat het door de niet concrete wettekst aan handen en voeten gebonden is. Op grond van 6:248 BW kunnen deze filialen dus niet volledig beschermd worden en heeft Domino’s toch een mogelijkheid om ze te dwingen tot lunchopeningen.

Uiteraard heeft deze groep franchisenemers willens en wetens voor deze lunchopeningen getekend. Dit kan omdat zij deze beperking voor lief namen om zo toe te kunnen treden tot het één na grootste pizzabezorgingsbedrijf ter wereld, of omdat zij daadwerkelijk achter de lunchopeningen stonden. Feit is dat deze openingstijden in vrij weinig gevallen daadwerkelijk winstgevend zullen zijn. Het feit dat deze franchisenemers zich enkel kunnen beroepen op een algemene stelregel van het overeenkomstenrecht illustreert dat er dringend behoefte is aan nieuwe wetgeving die ook franchiseovereenkomsten nader uitwerkt.

Conceptwetsvoorstel

Gelukkig voor de franchisenemers is daar Mona Keijzer, die zich met haar nieuwe wetsvoorstel als een soort beschermheilige voor MKB’ers opwerpt. ‘’Dit wetsvoorstel is noodzakelijk om de samenwerking tussen de franchisegever en de franchisenemer in goede banen te leiden en zo de machtsbalans tussen franchisegevers en franchisenemers te herstellen en bescherming te bieden aan deze franchisenemers” aldus de staatssecretaris.(8) De precieze inhoud van het voorstel wordt pas openbaar gemaakt bij de indiening in de Tweede Kamer, maar uit het conceptwetsvoorstel valt een en ander af te leiden. (9) 

Ten eerste volgt in het (nog) denkbeeldige artikel 7:912 BW de stelregel dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar gedragen als een goed franchisegever en een goed franchisenemer, een situatie die helaas nog ver van gangbaar is. In andere artikelen wordt vooral de informatie-uitwisseling tussen beide partijen uitgewerkt. Dit ziet toe op alle vormen van informatie, van de financiële positie van beide partijen, tot eventuele toekomstige plannen in verband met openingstijden. Dit laatste had in het geval van Domino’s zelfs meerdere rechtszaken kunnen voorkomen.

Veruit het belangrijkste artikel in het conceptwetsvoorstel is echter 7:920 BW. Dit artikel stelt dat als een handeling van de franchisegever betreffende de franchiseformule of tot het ontwikkelen en exploiteren van een afgeleide formule aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de exploitatie van de franchiseformule door de franchisenemer, en deze handeling geen beslag krijgt in de franchiseovereenkomst, een twee-derde meerderheid van het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers, indien aanwezig, of de franchisenemer die deze gevolgen van deze handeling ondervindt of dreigt te ondervinden instemming moet verlenen. Dit betekent dat er veel meer ruimte is voor inspraak door de franchisenemers zelf, en dat ze niet langer volledig zijn onderworpen aan de grillen van het hoofdkantoor. De machtsbalans tussen beide partijen zal hierdoor wat gezondere vormen gaan aannemen.

Precies deze ontwikkeling is hoognodig in het overeenkomstenrecht, waarin franchises vanwege hun bijzondere status een aparte positie verdienen. De beperkte werking van 6:248 BW doet geen recht aan wat er voor hen op het spel staat bij ingrijpende wijzigingen in de overeenkomst door de franchisegever. De Domino’s zaak is hier een goed voorbeeld van. Waar een deel van de filialen nog wel beschermd kan worden tegen de eenzijdige wijzingen van de franchisegever, is een ander deel de dupe van de gewijzigde overeenkomst. Dit illustreert dat wetgeving die dieper op de materie ingaat nodig is, zodat franchisenemers de omzetverliezen kunnen minimaliseren. Gelukkig wordt hier vanuit de overheid op ingespeeld met het conceptwetsvoorstel dat naar verwachting eind dit jaar aan de Kamer wordt gepresenteerd. Zo zorgt het duo Keijzer en Dekker er hopelijk samen voor dat franchisenemers een groter deel van de figuurlijke pizzapunt toebedeeld krijgen.

1 ‘Nieuwe wet Franchise naar de Raad van State’, Rijksoverheid  12 juli 2019.
2 ‘Ondernemers manen tot haast met nieuwe Franchisewet’, MKB Nederland 16 mei 2019.
3  R. Andersen, ‘Uitbaters Domino’s pizzarestaurants in opstand tegen hoofdkantoor: ‘ze graaien mijn winst weg’’, De Volkskrant 26 augustus 2019.
4 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s Pizza)
5 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s Pizza) r.o. 3.2
6 R. Andersen, ‘Uitbaters Domino’s pizzarestaurants in opstand tegen hoofdkantoor: ‘ze graaien mijn winst weg’’, De Volkskrant 26 augustus 2019.
7 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s Pizza) r.o. 5.3 e.v.
8 ‘Nieuwe wet Franchise naar de Raad van State’, Rijksoverheid  12 juli 2019.
9 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise). (2018, 6 december). Van https://www.internetconsultatie.nl/wet_franchise/...

Terug naar nieuwsoverzicht