Midden tijdens de hittegolf die Nederland deze zomer enkele dagen in zijn greep hield, volgde een wat onderbelicht bericht vanuit
het kabinet. Staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat
maakte samen met minister Sander Dekker voor Rechtsbescherming bekend een
wetsvoorstel naar de Raad van State te hebben gestuurd.(1) Dit bewuste voorstel
ziet toe op het regelen van de franchiseovereenkomst in Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, en wordt daarom al aangeduid als de franchisewet. De roep
voor dergelijke wetgeving is vanuit de kant van de franchisenemers zeer groot,
des te meer omdat franchisegevers al aan het anticiperen zijn op strengere
regelgeving door bestaande overeenkomsten nog verder in hun voordeel aan te
passen.(2) Franchisenemers zijn vaak de dupe van niet waargemaakte onderlinge
afspraken door de machtige miljardenbedrijven die hen tevens door steeds
striktere regelgeving in een onzichtbare wurggreep houden. Een tekenend
voorbeeld is de situatie bij Domino’s Pizza, waar de franchisenemers onlangs
opnieuw massaal in opstand zijn gekomen tegen nieuwe eisen vanuit het
hoofdbedrijf.(3) In een rechtszaak waarin bijna zeventig filialen partij waren
werd een grote overwinning geboekt door de franchisenemers.(4) Deze recente
ontwikkelingen zijn naar alle waarschijnlijkheid een inleiding tot het structureel
veranderen van de ongelijke machtsverhouding tussen beide partijen, waar
laatstgenoemde zaak ondanks de overwinning het belang nogmaals van
onderstreept.
De zaak Domino’s
De situatie bij Domino’s heeft iets weg van de stripverhalen
van Asterix en Obelix. Waar in andere rechtszaken franchisenemers de afgelopen
jaren consistent het onderspit delfden, bleef Domino’s moedig weerstand bieden.
En met succes. Eerder dit jaar oordeelde de rechter al dat Domino’s niet
gerechtigd was eenzijdig het afzetgebied van franchisenemers te verkleinen bij
verlenging van hun contract. De pizzagigant is tegen deze uitspraak in beroep
gegaan, maar de eerste slag is overduidelijk gewonnen door de tientallen
middenstanders die zich voor dit gezamenlijke doel hebben verenigd.
In deze specifieke zaak draaide het om de eis vanuit Domino’s
om alle franchisefilialen voortaan ook tijdens de lunch te openen.(5) Dit leidde
tot veel weerstand, meerdere filiaalhouders verklaarden fikse verliezen - voor
eigen rekening - te gaan draaien wanneer dit plan in werking zou treden. ‘In Bergen op Zoom eten ze geen pizza
voor de lunch,’ verklaarde een franchisenemer desgevraagd tegenover de Volkskrant.(6) ‘Dan zet je drie man personeel in om drie pizza’s te verkopen.’ Van de
tachtig bestaande franchisefilialen in Nederland verenigden negenenzestig zich
in de strijd tegen het hoofdkantoor. Hun eis? De stoomwals die Domino’s heet
(voorlopig) tot stilstand brengen.
De vordering
die werd voorgelegd bestond uit drie delen, dit omdat er drie verschillende
franchiseovereenkomsten bestaan. De laatste overeenkomst dateert uit eind 2016,
waarin daadwerkelijk is vastgelegd dat de franchisenemers maandag tot en met vrijdag van 11.30 uur tot 22.00 uur en
zaterdag tot en met zondag van 13.00 uur tot 22.00 geopend dienen te zijn. In
eerder getekende overeenkomsten stond dit niet vermeld. De eerste twee delen
van de vordering bestonden dan ook uit de eis om een verklaring voor recht te
ontvangen dat franchisenemers die vóór 2014 of tussen 2014 en 2016 een
overeenkomst hebben getekend niet verplicht zijn hun vestiging eerder dan 16.00
te openen. Subsidiair hieraan eisten de partijen ook een verklaring voor recht
dat Domino’s hen niet kan verplichten om de filialen voor 16.00 te openen, of
deze verplichting op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten toepassing te
verklaren, indien en voor zover deze verplichting tot gevolg heeft dat
franchisenemers in de periode tot 16.00 uur een negatief resultaat realiseren. Het
derde deel van de vordering was in vorm hetzelfde, alleen zag die toe op de
filialen die wél de gewijzigde franchiseovereenkomst uit eind 2016 getekend
hebben, wat de eis iets minder realistisch maakte dan de overige twee.
De rechtbank bespreekt alle drie de overeenkomsten
afzonderlijk.(7) Ze concludeert al vrij snel dat
de franchiseovereenkomsten voor 2014 van
afspraken in het kader van de verkoop van avondmaaltijden uitgaan. In dat kader konden de
openingstijden uiteraard worden aangepast, maar men hoefde er niet vanuit te
gaan dat middagopeningen hieronder vielen. Voor de overeenkomsten gesloten
tussen 2014 en 2016 geldt hetzelfde. Ook al moesten de franchisenemers uit de
bij deze overeenkomst toegevoegde zinsnede ‘bij aanvang’ opmaken dat de tijden
aan wijziging onderhevig konden zijn, hadden zij naar het oordeel van de
rechtbank niet hoeven begrijpen dat hieronder ook eventuele lunchopeningen vielen.
Uiteindelijk volgt dan ook een verklaring voor recht dat in beide gevallen
franchisenemers niet verplicht zijn hun vestigingen voor 16.00 te openen. Dit
is een belangrijke stap in de bescherming van franchisenemers; als zij niet
expliciet getekend hebben voor openingstijden die aan wijziging onderhevig zijn
kan de franchisegever hier dus niet plots substantieel van afwijken.
Voor de franchisenemers die de overeenkomst na 1 november
2016 hebben getekend - en dus in eerste instantie hebben ingestemd met
lunchopeningen – is de situatie gecompliceerder. Zij hebben bewust getekend
voor deze aangepaste openingstijden en het uitgangspunt van het
overeenkomstenrecht is dat zij daar dus ook aan gebonden zijn. Voor een algemene
uitzondering is geen wettelijke grondslag, het enige artikel dat hen zou kunnen
beschermen is 6:248 BW. In lid 2 van dat bewuste artikel wordt namelijk de
beperkende werking van redelijkheid en billijkheid uiteengezet: ‘’een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende
regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.’’ Toepassing van dit artikel vergt
volgens de rechtbank een afweging van alle betrokken belangen bij het
individuele geval. Vestigingen verschillen immers in aantal werknemers, gemiddelde omzet, en locatie. Ook dient het moment van ondertekening van de
franchiseovereenkomst en de vraag of sprake is van een nieuwe franchiseovereenkomst
of de verlenging van een eerdere franchise meegenomen te worden. De rechtbank
weigert dan ook een algemene verklaring voor recht te verstrekken, omdat het
door de niet concrete wettekst aan handen en voeten gebonden is. Op grond van 6:248 BW kunnen deze
filialen dus niet volledig beschermd worden en heeft Domino’s toch een
mogelijkheid om ze te dwingen tot lunchopeningen.
Uiteraard heeft deze groep franchisenemers willens en wetens voor
deze lunchopeningen getekend. Dit kan omdat zij deze beperking voor lief namen
om zo toe te kunnen treden tot het één na grootste pizzabezorgingsbedrijf ter
wereld, of omdat zij daadwerkelijk achter de lunchopeningen stonden. Feit is
dat deze openingstijden in vrij weinig gevallen daadwerkelijk winstgevend
zullen zijn. Het feit dat deze franchisenemers zich enkel kunnen beroepen op een
algemene stelregel van het overeenkomstenrecht illustreert dat er dringend
behoefte is aan nieuwe wetgeving die ook franchiseovereenkomsten nader uitwerkt.
Conceptwetsvoorstel
Gelukkig voor de franchisenemers is daar Mona Keijzer, die
zich met haar nieuwe wetsvoorstel als een soort beschermheilige voor MKB’ers
opwerpt. ‘’Dit wetsvoorstel is noodzakelijk om de samenwerking tussen de
franchisegever en de franchisenemer in goede banen te leiden en zo de
machtsbalans tussen franchisegevers en franchisenemers te herstellen en
bescherming te bieden aan deze franchisenemers” aldus de staatssecretaris.(8) De precieze inhoud van het voorstel wordt pas openbaar gemaakt bij de indiening
in de Tweede Kamer, maar uit het conceptwetsvoorstel valt een en ander af te
leiden. (9)
Ten eerste volgt in het (nog) denkbeeldige artikel 7:912 BW
de stelregel dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar
gedragen als een goed franchisegever en een goed franchisenemer, een situatie
die helaas nog ver van gangbaar is. In andere artikelen wordt vooral de
informatie-uitwisseling tussen beide partijen uitgewerkt. Dit ziet toe op alle
vormen van informatie, van de financiële positie van beide partijen, tot
eventuele toekomstige plannen in verband met openingstijden. Dit laatste had in
het geval van Domino’s zelfs meerdere rechtszaken kunnen voorkomen.
Veruit het belangrijkste artikel in het conceptwetsvoorstel
is echter 7:920 BW. Dit artikel stelt dat als een handeling van de
franchisegever betreffende de franchiseformule of tot het ontwikkelen en
exploiteren van een afgeleide formule aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben
voor de exploitatie van de franchiseformule door de franchisenemer, en deze
handeling geen beslag krijgt in de franchiseovereenkomst, een twee-derde
meerderheid van het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers, indien
aanwezig, of de franchisenemer die deze gevolgen van deze handeling ondervindt
of dreigt te ondervinden instemming moet verlenen. Dit betekent dat er veel
meer ruimte is voor inspraak door de franchisenemers zelf, en dat ze niet
langer volledig zijn onderworpen aan de grillen van het hoofdkantoor. De
machtsbalans tussen beide partijen zal hierdoor wat gezondere vormen gaan
aannemen.
Precies deze ontwikkeling is hoognodig in het
overeenkomstenrecht, waarin franchises vanwege hun bijzondere status een aparte
positie verdienen. De beperkte werking van 6:248 BW doet geen recht aan wat er
voor hen op het spel staat bij ingrijpende wijzigingen in de overeenkomst door
de franchisegever. De Domino’s zaak is hier een goed voorbeeld van. Waar een
deel van de filialen nog wel beschermd kan worden tegen de eenzijdige wijzingen
van de franchisegever, is een ander deel de dupe van de gewijzigde overeenkomst.
Dit illustreert dat wetgeving die dieper op de materie ingaat nodig is, zodat
franchisenemers de omzetverliezen kunnen minimaliseren. Gelukkig wordt hier
vanuit de overheid op ingespeeld met het conceptwetsvoorstel dat naar
verwachting eind dit jaar aan de Kamer wordt gepresenteerd. Zo zorgt het duo
Keijzer en Dekker er hopelijk samen voor dat franchisenemers een groter deel
van de figuurlijke pizzapunt toebedeeld krijgen.
1 ‘Nieuwe wet Franchise naar de Raad van State’, Rijksoverheid 12 juli 2019.
2 ‘Ondernemers manen tot haast met nieuwe Franchisewet’, MKB
Nederland 16 mei 2019.
3 R. Andersen,
‘Uitbaters Domino’s pizzarestaurants in opstand tegen hoofdkantoor: ‘ze graaien
mijn winst weg’’, De Volkskrant 26 augustus 2019.
4 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s
Pizza)
5 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s
Pizza) r.o. 3.2
6 R. Andersen, ‘Uitbaters Domino’s pizzarestaurants in
opstand tegen hoofdkantoor: ‘ze graaien mijn winst weg’’, De Volkskrant 26
augustus 2019.
7 Rb. Rotterdam 28 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:946 (Vereniging franchisenemers/Domino’s
Pizza) r.o. 5.3 e.v.
8 ‘Nieuwe wet Franchise naar de
Raad van State’, Rijksoverheid 12
juli 2019.
9 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband
met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise).
(2018, 6 december). Van https://www.internetconsultatie.nl/wet_franchise/...