Wat is een universiteit? Je denkt wellicht: dat is de hoogste school die er bestaat. Daar leer je wat je moet
weten om later een van de meest begerenswaardige
banen te krijgen die bestaan. Waarbij je ‘begerenswaardig
definieert als ‘leidinggevend’, want stel je voor dat je
later een baan krijgt waarin je vooral moet gehoorzamen.
Je moet er toch niet aan denken. En natuurlijk definieer je
‘begerenswaardig’ ook als ‘goedbetaald’. Want een hoog
salaris is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed
leven, nietwaar? En ‘begerenswaardig’ is vooral ook
een baan waarin je ‘jezelf kunt ontplooien’. Dat kan het
best met een academische baan. In al die banen die niet-academisch
zijn, kun je je echt niet ontplooien. Toch?
Ik moet je teleurstellen. Dat is niet wat een universiteit is.
Ik geef toe dat ze er de laatste decennia wel een beetje op
is gaan lijken, al was het maar omdat er zoveel studenten
rondlopen die denken dat de universiteit niets anders is
dan het voorselectiemechanisme voor de ‘beste banen’
in bovenstaande zin. En ik vrees met grote vreze dat er
tegenwoordig ook een paar docenten en hoogleraren zijn
die er zo over denken. Maar al die mensen hebben het
lelijk mis. Voor zover de universiteit inderdaad zoiets is
geworden, kan ze eigenlijk geen universiteit meer worden
genoemd. Haar lichaam —de gebouwen, mensen, regels
etc.— is er nog wel, maar de ziel is eruit. De universiteit
is, in de mate waarin ze hiertoe vervalt, morsdood.
Wat is de universiteit dan wel? Dat is heel eenvoudig uit
te leggen. De universiteit is gericht op de waarheid. Het
hoogste gebod dat geldt aan de universiteit is: ‘Zoek en
verkondig de waarheid!’ Dat geldt voor de docenten en
hoogleraren, zowel in hun onderwijs als in hun onderzoek.
En dat geldt ook voor de studenten.
Ik hoor je al denken: ‘Maar waarheid bestaat toch niet?’
Ik neem je dat niet kwalijk hoor. Dat cliché is de laatste
decennia in de mode gekomen en wordt er van jongs af
aan ingehamerd. Maar, anders dan andere clichés, die
dikwijls een kern van waarheid bevatten, is dit cliché
complete nonsens. Gevaarlijke nonsens.
Als ik zeg: ‘De oppervlakte van de zon (5500 graden
Celsius) is erg heet en die van Saturnus (-178 graden Celsius) is tamelijk koud’, wat zeg jij dan? Dat dat niet
waar is? Nee toch zeker? Hier hebben dus al een waarheid
te pakken. En als ik zeg dat in Nederland constitutionele
toetsing grondwettelijk verboden is (Art.120 Gw.),
terwijl het in de meeste Westerse landen gezien wordt als
belangrijke taak van de rechterlijke macht en essentieel
onderdeel van de rechtsstaat. Wat zeg jij dan? Dat dat niet
klopt? Of dat iedereen daar zijn eigen kijk op kan hebben?
Nee toch zeker? Weer een waarheid dus. En zo kan ik nog
uren, nee dagen, verdergaan. Maar dat hoeft niet, want
de pointe is wel duidelijk, hoop ik. Er bestaan allerlei
waarheden en heel veel waarheden kennen we ook al —
de universiteiten in de wereld hebben daarbij een cruciale
rol gespeeld. Onze hominide voorvaderen kenden een
veel kleiner deel van de waarheid en liepen als gevolg
daarvan rond in berenvellen en sliepen in holen. Wie nu
nog durft te zeggen dat waarheid niet bestaat, moet voor
straf zijn mond spoelen met zeep.
Als je een waarheid kent, ken je hem dan voor altijd?
Natuurlijk niet. Je kunt ook dingen vergeten. Dat geldt voor
jou als individu, maar dat geldt ook voor de samenleving en
voor de mensheid als geheel. Een gedachtenexperiment:
stel er komt een excentriekeling aan de macht die denkt dat
het onderwijs volledig gericht dient te zijn op zelfkennis.
Het enige onderwijs dat vanaf dan nog gegeven wordt is
filosofie. Wat gebeurt er dan in de, zeg, halve eeuw die
volgt op deze ‘onderwijsvernieuwing’? Er wordt, omdat
nu iedereen alleen nog maar filosofie krijgt, bijvoorbeeld
geen wiskunde meer gegeven. Dat betekent dat na een
halve eeuw niemand meer iets weet van wiskunde. En
dus ook niets van natuurkunde en scheikunde. En niet
van techniek. En dat betekent dat er geen huizen meer
kunnen worden gebouw, geen wegen, en geen bruggen.
Dat er geen stroom meer is, geen fabrieken, geen auto’s,
geen treinen en vliegtuigen, geen medicijnen, geen
geavanceerd medisch instrumentarium, etc. etc. Kortom,
binnen een halve eeuw zitten wij te filosoferen in de
holen waar ook onze verre hominide voorvaderen in
hebben gewoond. ‘Wij’, dat wil zeggen de paar miljoen
mensen die deze ‘sluiting van de geest’ overleven. Want
het overgrote deel van de mensheid zal op gruwelijke
wijze sterven.
(Dit gedachtenexperiment kun je desgewenst uitbreiden.
Wat er zou gebeuren als de wiskunde verdwijnt is
duidelijk. De gevolgen zijn onoverzienbaar. Maar wat zou
er gebeuren als de rechtsgeleerdheid zou verdwijnen? Zou
de wereld zoals wij die kennen dan ook ten onder gaan?
En wat zou er gebeuren als de sociale wetenschappen niet
meer zouden bestaan?)
Uit dit alles volgt: kennis —wil zeggen ware inzichten omtrent de werkelijkheid— moet worden doorgegeven.
Dat is de primaire taak van het onderwijsbestel van elk
land. De universiteit is de bewaarplaats van de hoogste
en diepste kennis. Daar behoren de mensen te zitten die
het diepst in de waarheid zijn doorgedrongen. Die kennis
moet aan deze instelling worden doorgegeven. Gebeurt
dat niet dan zakt de maatschappij onherroepelijk terug
naar een lager peil, en beweegt zich in de richting van de
holen der hominiden.
Wij kennen veel waarheid, maar kennen we alle
waarheden? Kennen we de gehele waarheid? Nee. Het
is duidelijk dat we heel veel niet weten. Veel mensen
zeggen: ‘nog niet weten’. Alsof het zeker is dat we
uiteindelijk de gehele waarheid zullen weten, dat
we ooit alles zullen weten wat er te weten valt. Dat is
echter helemaal niet zeker. Het is heel goed mogelijk,
ja zelfs waarschijnlijk, dat wij mensen de werkelijkheid
nooit helemaal zullen doorgronden. Een vergelijking:
mensapen kan de allereenvoudigste beginselen van het
tellen worden bijgebracht. ‘Eén plus twee is drie’ en
dergelijke sommen. Wat ingewikkelder sommen —zeg
27 plus 18— zijn echter voor hen onoplosbaar. Dat
komt natuurlijk doordat hun verstand beperkt is. Het
ware antwoord op de som 27 plus 18 bestaat wel, maar
mensapen kunnen die niet achterhalen, omdat ze te dom
zijn. Welnu, het is evident dat onze intelligentie veel
groter is dan die van mensapen, maar ook die van ons is
beperkt. Daarom is het erg onwaarschijnlijk dat we ooit
alles zullen weten wat er te weten valt. Dat wil echter
ook weer niet zeggen dat we de handdoek maar in de ring
moeten gooien. We weten een heleboel en het is vrijwel
zeker dat, als we ons best doen, we nog heel wat meer
van de waarheid zullen achterhalen. Daar ligt de tweede
taak van de universiteit: onderzoek doen, om waarheden
te ontdekken die we nog niet kennen.
Wat is de achterliggende gedachte achter dit alles? Ik
zal het je vertellen: dat is dat kennen van de waarheid
iets goeds is. De idee is dat hoe meer we weten van de
waarheid, des te beter. Het is belangrijk daar ook over
na te denken. Is het wel waar dat we altijd beter af zijn
met de waarheid? Of kun je de waarheid soms maar beter
niet weten? Dit is een vraag die door de wetenschap, de
universiteit zelf niet meer beantwoord kan worden. Je zou
het een meta-wetenschappelijke vraag kunnen noemen.
Een filosofische vraag. De filosofie vraagt immers naar de
grond der dingen. Hier heb je zo’n grond.
Klassieke vraag in dit verband: is het goed dat we
weten hoe een atoombom te maken? Was het niet beter
geweest als we dat nooit hadden achterhaald? Dit is het
zogenoemde ‘vraagstuk van de techniek’, waar filosofen
van Plato tot Heidegger over hebben geschreven.
(‘Techniek’ moet hier breed gelezen worden, inclusief
de wiskunde en natuurwetenschappen, die eraan ten
grondslag liggen.) En trouwens ook literatoren hebben
er veel over geschreven: Aldous Huxley’s Brave, New
World is een memorabel voorbeeld.
Het vraagstuk van de techniek speelt in onze tijd meer
dan ooit. Denk aan big data, artificial intelligence en
robotisering. De gewone wetenschapper is met niets
anders bezig dan te proberen de mogelijkheden op deze
terreinen te vergroten, juist door de kennis ervan te
verdiepen. Anders gezegd: hij streeft naar meer waarheid.
Steeds meer mensen beginnen zich nu echter ernstig
zorgen te maken om die kennistoename. Moeten we al die
dingen wel willen weten? Zal die kennis niet uiteindelijk
de menselijke vrijheid ondermijnen? Of zelfs een einde
maken aan het menselijk bestaan?
Wie hierover nadenkt, lopen de koude rillingen over de
rug. Goethe schreef er een prachtig gedicht over, dat ooit
nog eens door de Walt Disney Studio’s is verfilmd met
Mickey Mouse in de hoofdrol: De Tovenaarsleerling.
Lees het of kijk het desnoods. Ik denk dat de boodschap
van het gedicht waar is. We zijn tovenaarsleerlingen die
spelen met vuur. Wat betekent dit voor de universiteit en
ons streven naar waarheid?