Morele achteruitgang

Geschreven door Professor Kinneging op 14-06-2018

Is er sprake van morele achteruitgang? Of kenmerkt onze tijd zich juist door morele vooruitgang ten opzichte van het verleden? Mensen die moraal gelijkstellen aan het geloof in mensenrechten denken natuurlijk dat de mensheid de laatste eeuwen eindelijk is ontsnapt aan een eeuwenlange morele barbarij. De mensenrechten zijn immers pas bedacht in de tweede helft van de achttiende eeuw en voor het eerst op schrift gesteld in 1789 in de Declaration des Droits de l’Homme et du Citoyen uit de Franse Revolutie. (Kom nou alsjeblieft niet aanzetten met de Magna Charta (1215), de Bill of Rights (1689), of die andere Bill of Rights (1791), want dat zijn geen declaraties van de rechten van dé mens, maar de declaraties van de rechten van sommige mensen.) Voor de gelovigen is daarmee de Franse Revolutie ‘een heerlijke zonsopgang’ (Hegel). ‘All lay hid in night, then the Revolution came and all was light’, om Pope te parafraseren. Natuurlijk bracht de negentiende eeuw een terugval. Het mensenrechtendenken raakte uit de mode. Maar na WO II kwam het terug, invloedrijker dan ooit tevoren. Zowaar met een Universele Verklaring van de Mensenrechten (1948). Een verklaring dus die voor het hele universum geldt. Dat is niet voor de poes. ‘The rest is history.’ Nu is het mensenrechtengeloof de grootste kerk in het Avondland en misschien wel wereldwijd. (Over hoe het verder in dit opzicht met het universum staat, weten we nog niet.) 

De mensenrechtgelovigen maken echter een grote fout. Het is een fout die ook door andersoortige gelovigen —Christenen, Moslims, etc.— veel wordt gemaakt. Ze denken namelijk dat er buiten hun eigen geloof eigenlijk geen moraal bestaat. Misschien wel aanzetten, goede elementen. Maar geen voleinding, geen perfectie. Die vindt men alleen in het geloof dat de gelovige zelf aanhangt. Denkt de gelovige. Maar dat is fout, zoals ik al zei. Zo’n opvatting getuigt van provincialisme, van bijziendheid, van onwetendheid. Kent U die mop over die man die na zijn dood door Petrus rondgeleid werd in de hemel? Toen ze in het gebied kwamen waar de Vrijgemaakt Gereformeerden woonden, verzocht Petrus genoemde man stil te zijn, om hen niet de stuipen op het lijf te jagen. ‘Deze mensen denken namelijk dat zij als enigen naar de hemel zijn gegaan.’ Vul voor “vrijgemaakt Gereformeerd’ willekeurig welk geloof in en U hebt een adequate beschrijving van de geestesgesteldheid van veler zijner aanhangers. Dat geldt zeker ook voor vele adepten van het mensenrechtengeloof.   

Ik denk niet dat ik er ver naast zit als ik de opvatting van de gemiddelde mensenrechtengelovige als volgt kenschets: wij in het Westen leven in de beste van alle mogelijke tijden (en misschien zelfs wel van alle mogelijke werelden). Want nog nooit zijn de mensenrechten zo geëerbiedigd als juist in onze tijd en in ons werelddeel. Halleluja! Wat een geluksvogels zijn wij toch! Dat wij juist hier en nu leven! Maar laten we niet al te blijmoedig zijn, broeders, want er is nog veel werk aan de winkel. Er valt nog veel vooruitgang te boeken. Er worden nog volop mensenrechten geschonden. Ook —godbetert— bij ons, maar toch vooral elders in de wereld, waar men nog ‘vastzit in achterlijke denkpatronen’. Er valt dus veel te doen. Wereldwijde missie (zending) is geboden. Aldus de mensenrechtengelovige.   

Ik zou hem erop willen attenderen dat dit precies dezelfde geestesgesteldheid is als die van de achttiende-eeuwse en negentiende-eeuwse kolonisatoren? Dezelfde evangelisatiedrang, hetzelfde messianisme. Alleen het Christendom is vervangen door de mensenrechten.   

Zou er niet toch ook sprake kunnen zijn van morele achteruitgang? Niet in termen van mensenrechten natuurlijk, maar wellicht in termen van andere valide morele normen? Ik geef een paar uit het leven gegrepen voorbeelden.   

Enige tijd geleden zat ik weer eens op een vliegveld te wachten. In dat soort gevallen lees ik graag een boek. (Ook trouwens in andere omstandigheden, maar dat doet er nu niet toe.) Ik zoek daartoe een rustig plekje op, voor zover dat althans op een vliegveld mogelijk is. In dit geval was dat redelijk goed gelukt. Ik zat al enige tijd tevreden te lezen, toen er opeens een drietal heren vlak achter mij gingen zitten en met elkaar een uitgebreide discussie aanging over koffie. Dat staat hen natuurlijk volledig vrij. Ik ben de laatste daar iets over te zeggen. Wat mij ergerde was niet de inhoud van de discussie, maar het volume waarin die werd gevoerd. Alle drie tetterden erop los. Het was duidelijk dat het hen geen moer interesseerde wie er daardoor allemaal gedwongen werden onvrijwillig mee te luisteren naar hun geleuter over koffie. Ik ben ervan overtuigd dat geen van hen doelbewust zijn omgeving wilde irriteren, laat staan dat ze in de waan verkeerden die omgeving een gunst te verlenen met zoveel wijsheid. Neen, ze stonden er gewoon niet bij stil dat hun geleuter op volle luidsterkte andere mensen in hun omgeving last bezorgde. Men zou het een vorm van moreel autisme kunnen noemen. ‘Wij schenden toch niemands rechten? Binnen die grens mogen wij doen wat wij willen en dat doen we dan ook.’    

Mijn eigen opvoeding was nog een andere. Als wij kinderen in het openbaar ‘met stemverheffing’ spraken, kregen we onmiddellijk op onze kop van onze ouders. ‘Wil je andere mensen niet tot last zijn?’, kregen we dan te horen. Zo ben ik er dus van jongs af aan in getraind in het openbaar sotto voce te spreken, zodat ik anderen met mijn gepraat niet lastig val. Daarvan zie ik tegenwoordig weinig meer. Iedereen toetert erop los in de openbare ruimte, zelfs aan de telefoon. Ik kan dit niet zien als morele vooruitgang.   

Iets soortgelijks geldt voor het opzij gaan, het niet-in-de-weg staan. Ik ben nog met die norm opgevoed. En reken maar dat die belangrijk werd geacht. Als ik niet oplette en ik stond in de weg dan volgde een flinke uitbrander. Zeker als het ouderen betrof. De Engelsen hadden dit opzij-gaan, dit niet-tegen-elkaar-aanbotsen ooit tot een ware kunst verheven. Liep je bijvoorbeeld in Londen rond, te midden van een grote mensenmassa, dan kon je er toch vrijwel zeker van zijn dat niemand tegen je op zou botsen, gewoon omdat iedereen vreselijk goed oplette en erg voorkomend was. Het is me meer dan eens overkomen dat ik het was die per ongeluk toch tegen iemand op botste, maar meteen een excuus volgde van de betroffene: ‘Sorry!’  Hoe wellevend kun je zijn!    

Dat is voltooid verleden tijd. Zelfs in Londen, maar al helemaal in Nederland. En ook wat dit betreft is mijn indruk dat het niet zozeer een egoïsme is, dat om zich heen heeft gegrepen in de trant van: ‘Ga jij maar opzij, ik doe het niet’. Me dunkt dat het ook hier eerder gaat om moreel autisme. Men staat er gewoon niet meer bij stil. Men is niet meer opgevoed met de norm: ‘Let op, kijk uit, zorg dat anderen ongehinderd kunnen passeren’. Als ik bij de faculteit aankom en het is druk, dan moet ik me door de bij de ingang staande groepjes studenten heenwringen, want het komt in niemands hoofd op dat men eigenlijk een stapje opzij zou moeten doen. Ook dit kan ik niet zien als een morele vooruitgang.   

Ten slotte nog een derde voorbeeld. Ik ben als kind nog opgevoed met de norm dat als volwassenen met elkaar praten, kinderen stil moeten zijn. Als kind moest je eerst en vooral luisteren. Praten deed je in gezelschap van volwassenen in principe alleen als je iets gevraagd werd. Niets werd gezien als ongepaster dan een kind dat in een groep volwassenen alle aandacht trekt en het centrum van de belangstelling vormt. En terecht, natuurlijk. Kinderen kunnen heel veel van volwassenen leren, als ze maar luisteren en observeren. Wanneer daarentegen net gedaan wordt alsof een kind het orakel van Delphi is, berokkent men in feite dat kind grote schade. Zijn ego blaast op en hij leert niks, omdat hij denkt dat hij alles al weet. Laat dat nu precies de hedendaagse gewoonte zijn.    

Aanschouwt men bijvoorbeeld in een restaurant een gezin met kinderen, dan is de kans tien op één dat de laatsten aan het woord zijn en de ouders aandachtig luisteren. Of wat denkt U hiervan: laatst was ik op een conferentie waar zeer geleerde dames en heren betogen hielden over de toekomst van de democratie. De coreferenten waren studenten, want ja, de jeugd moet toch ook aan het woord komen. Iedereen luisterde vol ootmoed naar hen. (Behalve ik natuurlijk, want ik zag meteen dat ze niets te vertellen hadden.) Zo gaat het ook in menig werkgroepzaal van onze faculteit, ben ik bang. De student vertelt de docent hoe de wereld in elkaar zit, en de docent knoopt het in zijn oren. Morele vooruitgang? Beslist niet.    

Maar met de mensenrechtenbril op blijft dit alles onzichtbaar.

Verschenen in de NOVUM van juni 2018.

Terug naar nieuwsoverzicht


Meer artikelen uit Column prof. Kinneging

Het tekort aan kinderen

Column prof. Kinneging

Lofzang op de markt

Column prof. Kinneging

Het huwelijk: een open norm?

Column prof. Kinneging

Academische vrijheid

Column prof. Kinneging

Classificatie en hokjesgeest

Column prof. Kinneging